Zacht Lawijd. Jaargang 6
(2006-2007)– [tijdschrift] ZL– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 38]
| |
Sjoerd van Faassen
| |
[pagina 39]
| |
Jan Engelman, circa 1930 [Letterkundig Museum]
| |
[pagina 40]
| |
pseudoniem Albert Kuyle door het leven ging) de redactie van De Gemeenschap verlaten na een ‘coup d'état’ van Van Duinkerken (zoals Engelman dat in november 1933 in een brief aan Victor van Vriesland noemde). Hun vertrek maakte de weg vrij voor Engelmans comeback. De gebroeders Kuitenbrouwer begonnen daarop in 1934 het concurrerende tijdschrift De Nieuwe Gemeenschap.Ga naar eindnoot2
Van Duinkerken had zich na zijn komst in 1929 in de redactie van De Gemeenschap al snel tot de ongekroonde hoofdredacteur ontwikkeld. Hij had die positie niet alleen veroverd door zijn programmatische bijdragen in het tijdschrift zelf, maar ook door geruchtmakende essaybundels waarin hij de verdediging van zijn opvattingen op zich nam, zoals Hedendaagse ketterijen (1929) en Katholiek verzet (1932). Hij ijverde in de loop van 1933 voor de terugkeer van Engelman. Hij bracht daarbij onder meer het argument in stelling dat Engelman anders redacteur zou worden van De Vrije Bladen. Engelman was in 1927 gedebuteerd met het kleine bundeltje Het roosvenster en had in 1930 zijn naam gevestigd met Sine nomine. In de jaren daarop publiceerde hij onder meer de essaybundels Torso (1931), Parnassus en empyreum (1931) en Tympanon. Opstellen over kunst en gewijde kunst (1933). In 1934 zou zijn epochale bundel Tuin van Eros en andere gedichten verschijnen. Mede op grond van die publicaties, die hem ook buiten rooms-katholieke kring een groot gezag verschaften, werd hij door Van Duinkerken beschouwd als een natuurlijke bondgenoot in zijn streven De Gemeenschap om te vormen, zodat het zich meer dan voorheen in intellectueel opzicht kon meten met een tijdschrift als Forum. De rechts-radicale Kuitenbrouwers - Engelmans voornaamste tegenstreversGa naar eindnoot3 - zorgden geregeld voor conflicten met de roomse kerkelijke en politieke elite. ‘[...] God verlosse ons van de kleine sociale politiek die thans bij De Gemeenschap schering en inslag is’, verzuchtte Engelman begin maart 1932.Ga naar eindnoot4 Van Duinkerken vond het provocerende gedrag van Kuyle en zijn broer vaak contraproductief en meende in literair en politiek opzicht een grotere invloed te kunnen uitoefenen door harmonieuze verhoudingen tussen de verschillende katholieke instituties na te streven. Het opnieuw inkapselen van Engelman in de redactie van De Gemeenschap verliep niet zonder slag of stoot. Niet binnen de redactie, waar de gebroeders Kuitenbrouwer zich in allerlei bochten wrongen om aan Engelmans terugkeer te ontkomen. Maar ook niet van de kant van Engelman zelf, die zijn mogelijk redacteurschap van De Vrije Bladen als hefboom gebruikte om zijn eigen herintrede in de redactie van De Gemeenschap en vooral de gelijktijdige verbanning van met name Kuyle af te dwingen. Engelman speelde het spel slim, maar in zijn kielzog vie len heel wat slachtoffers. De gebroeders Kuitenbrouwer natuurlijk, die bij De Gemeenschap hun congé kregen, maar ook Constant van Wessem en Victor E. van Vriesland, de zittende redacteuren van De Vrije Bladen, en Koos Schregardus en Tine van Klooster, de beide directrices van uitgeverij De Spieghel, die de reorganisatie van hun tijdschrift in het water zagen vallen. Verder de redactie van het katholieke literaire jongerentijdschrift Het Venster die hij op enig moment deed geloven dat hij met hen in zee wilde gaan. En allicht ook Gerard Knuvelder, | |
[pagina 41]
| |
Anton van Duinkerken, jaren denig [Letterkundig Museum]
de hoofdredacteur van Roeping, de grootste concurrent van De Gemeenschap, die gehoopt had Engelman bij zijn tijdschrift in te lijven. | |
Eerdere fusieplannenEngelman was al veel eerder met fusies en overspelige verhoudingen bezig geweest. In juni 1926, ternauwernood anderhalf jaar na de oprichting van De Gemeenschap, vatte hij het plan op een nieuw tijdschrift op te richten samen met H. Marsman (die net daarvoor de redactie van De Vrije Bladen had verlaten) en Gerard Bruning.Ga naar eindnoot5 Mede door het overlijden van Bruning is dit plan nooit van de grond gekomen. | |
[pagina 42]
| |
Vier jaar later, nog ten tijde van Engelmans redacteurschap van De Gemeenschap, was er sprake van een fusie tussen De Gemeenschap en Roeping, een fusie die voornamelijk leek ingegeven door economische motieven, want in literair opzicht spoorden de twee tijdschriften niet. De verhoudingen binnen De Gemeenschap waren toen nog zo dat van de kant van De Gemeenschap de gezamenlijke redactie zou worden bemand door Van Duinkerken, Engelman, Henk Kuitenbrouwer, Kuyle en Albert Helman. Deze fusie is niet doorgegaan. Kort daarop werd Engelman uit de redactie van De Gemeenschap gezet. Desalniettemin nam Engelman in maart 1932 opnieuw het initiatief tot een fusiepoging, nu tussen De Gemeenschap, Roeping en het onchristelijke Leiding.Ga naar eindnoot6 Zou een fusie tussen De Gemeenschap en Roeping al wat merkwaardig geweest zijn, die met Leiding was helemaal weinig voor de hand liggend, gezien een eerder conflict tussen De Gemeenschap en Leiding.Ga naar eindnoot7 De redactie van deze nieuwe combinatie zou bestaan uit F.C. Gerretson en P. Geyl namens Leiding, Van Duinkerken als enige van de zittende Gemeenschap-redacteuren, Knuvelder namens Roeping en Engelman. Wat de status van diens voorstel was, is duister. Hij maakte toen immers geen deel meer uit van de redactie van De Gemeenschap. Correspondentie over dit merkwaardige plan tussen Engelman en Van Duinkerken is niet bewaard gebleven. In elk geval werd ook deze fusie niet verwerkelijkt. Misschien als gevolg van deze mislukte fusie had Engelman bij Knuvelder de verwachting gewekt dat hij wel redacteur van Roeping zou willen worden.Ga naar eindnoot8 In oktober 1932 zou de jonge dichter Louis de Bourbon worden gevraagd daar redacteur te worden. Deze was van begin 1931 tot juli 1932 redacteur van het Nijmeegse literaire jongerentijdschrift Het Venster geweest en werd door Engelman en anderen gezien als vertegenwoordiger van een zogenaamde ‘generatie van '30’. De uitgever A.A.M. Stols schreef op 25 oktober aan De Bourbon: ‘wanneer je werkelijk met Engelman “Roeping” onder handen zult nemen kan er iets zeer goeds, vooral tegen de Gemeenschap in, van worden’.Ga naar eindnoot9 Knuvelder had op 10 oktober aan Engelman geschreven: ‘ik reken er nu vast op, dat jij me niet teleurstelt. Het begin van jouw fusieplan raakt zo tevens verwerkelikt!,. Desondanks werd Engelman geen redacteur. De Bourbon echter zou tot en met augustus 1933 redacteur van Roeping zijn, om vervolgens door Engelman te worden betrokken bij diens tijdschriftplannen.Ga naar eindnoot10 | |
Het literaire landschapOndanks Engelmans mislukte plannen, of misschien juist daardoor, ambieerde hij midden 1933 een leidende positie binnen de Nederlandse tijdschriftenwereld.Ga naar eindnoot11 Die was nogal divers en steunde op een stevige verzuiling. Engelman was - met misschien Marsman - een van de weinigen die tamelijk moeiteloos tussen de verschillende ideologische en religieuze gezindten pendelden. De Vrije Bladen verscheen vanaf 1931 als telkens aan het werk van één schrijver gewijd cahier en had door die verschijningsvorm veel van zijn actualiteit | |
[pagina 43]
| |
verloren. Het hoopte door het aantrekken van Engelman als redacteur zijn plaats tussen de toonaangevende tijdschriften te heroveren en weer een rol te gaan spelen in het intellectuele debat. Aan het soms op hoge toon gevoerde debat binnen het tijdschriftenveld werd maar door een beknopt aantal tijdschriften deelgenomen. De rooms-katholieke zuil werd behalve door De Gemeenschap (opgericht in 1925) bediend door het drie jaar oudere Roeping. Er waren voorts Opwaartsche Wegen (1923) en Dirk Costers De Stem (1921), die respectievelijk de protestantse en de humanistische zuil vertegenwoordigden, het oude en eerbiedwaardige liberale tijdschrift De Gids, en de niet aan een zuil gebonden tijdschriften Groot Nederland, waar begin 1933 de tot de Forum-kring behorende J. Greshoff als redacteur was aangetreden, en Forum (1932) met Menno ter Braak en E. du Perron als meest uitgesproken vertegenwoordigers. Forum en De Stem stonden in veel opzichten vaak diametraal tegenover elkaar, Forum en De Gemeenschap eveneens. Vooral tussen Ter Braak en Van
J. Greshoff (midden) met de redactie van Forum, v.l.n.r. Everard Bouws, Maurice Roelants, E. du Perron en Menno ter Braak, Brussel, 1932 [Letterkundig Museum]
Duinkerken bestond grote animositeit.Ga naar eindnoot12 De aanleiding tot het conflict dat eind 1930 geleid had tot het gedwongen vertrek van Engelman uit de redactie van De Gemeenschap lag in het verlengde van deze vijandschap: de redactie van De Gemeenschap had Engelman verboden namens haar met Ter Braak te polemiseren over een schimpstuk in De Vrije Bladen waarin Ter Braak de verhouding van De Gemeenschap tot het rooms-katholicisme belachelijk had gemaakt; ze vond dat het prerogatief van Van Duinkerken.Ga naar eindnoot13 | |
[pagina 44]
| |
Contacten met Anton van DuinkerkenMet Van Duinkerken was Engelman sinds zijn vertrek bij De Gemeenschap niettemin in nauw contact gebleven. Ook volgde Engelman vanuit zijn schuttersputje in De Nieuwe Eeuw nauwlettend het tijdschrift dat hij destijds mee had opgericht door in zijn rubriek ‘Op de Kandelaar’ de inhoud van het tijdschrift keer op keer streng tegen het licht te houden. Dat laatste vaak tot grote woede van de Kuitenbrouwers en soms tot irritatie van Van Duinkerken, die vond dat Engelman aartsvijand Forum bij de verdeling van zijn publicitaire aandacht bevoordeelde ten opzichte van De Gemeenschap. Keer op keer wees hij Engelman in correspondentie en in artikelen op diens veronderstelde plicht zijn geloofsgenoten onvoorwaardelijk te steunen in plaats van hen kritisch te bejegenen. Op 10 juni 1933 bepleitte Engelman bij Van Duinkerken een door hem gewenste concentratie van de verschillende tijdschriften: ‘Ik heb je eenigen tijd geleden al eens voorstellen doen toekomen, om een algeheele vereeniging te bewerkstelligen van wat nog steeds “jongeren” zijn. Dat zou het eenige middel zijn om de beweging niet verder te doen verwateren. Je bent er niet op in gegaan’. Hoewel Engelman het hier ruimer formuleerde, is uit de reactie van Van Duinkerken af te leiden dat hij het toch vooral over rooms-katholieke tijdschriften had. Van Duinkerken wees Engelmans voorstel drie dagen later af. | |
[pagina 45]
| |
Het poëzietijdschrift HelikonMaar Engelman had meer ijzers in het vuur. Op 14 juni 1933 - op ongeveer hetzelfde tijdstip dus dat hij Van Duinkerken polste over een concentratie van alle rooms-katholieke jongeren in één tijdschrift - deed hij Stols het aanbod samen met de dichteres Clara Eggink het poëzietijdschrift Helikon onder zijn hoede te nemen; hij schreef aan Stols: ‘Kan er niet iets beters uit groeien? Geef de redactie van “Helikon” in handen van mij en mevrouw Eggink [...]. We kunnen heel wat goede auteurs mee krijgen, voor geregelde medewerking en we bemoeien ons niet met al de ruzies die aan de hand zijn. Geen polemiek dus, geen inmenging in de zaken van Coster, Ter Braak, du Perron, Anthonie Donker,Ga naar eindnoot14 Kuyle, v. Duinkerken e.t.q. Alleen literaruur [...]’. Clara Eggink, die kort daarvoor was gescheiden van de dichter J.C. Bloem, was in 1932 gedebuteerd in De Gids; in dar jaar zag ze nog een gedicht in Forum gepubliceerd, het jaar erop had ze enkele gedichten in Helikon. Pas in 1934 zou ze in boekvorm debuteren bij Stols. Haar geloofsbrieven waren dus niet zo imponerend. Engelman liet zich dan ook door zijn meer dan vriendschappelijke gevoelens leiden toen hij haar als mederedacteur voorstelde. Ook bij Engelmans pogingen De Vrije Bladen te reanimeren doemde Eggink nog heel even op als mogelijke redacteur. | |
[pagina 46]
| |
Engelman als evenwichtskunstenaarDrie maanden na zijn poging Helikon te enteren schreef Engelman aan De Bourbon: ‘Helikon zal denkelijk uitsterven, Het Venster dito.Ga naar eindnoot15 Mijn pogingen om de r.k. jongeren nog eens allemaal bij elkaar te brengen zijn mislukt, zoodat we Roeping en De Gemeenschap dus, als één grootheid, buiten beschouwing moeten laten’. Jan Engelman, circa 1930 [Letterkundig Museum]
Louis de Bourbon, circa 1934 [Letterkundig Museum]
Het mislukte samengaan tussen De Gemeenschap en Roeping, de evenmin geslaagde fusie tussen De Gemeenschap, Roeping en Leiding, de stukgelopen poging tot concentratie van alle roomse literaire tijdschriften, en de gestrande overname van Helikon, dat alles was kinderspel vergeleken bij de grote operatie waarbij Engelman vervolgens betrokken raakte. Vanaf juli 1933 werd hij enige tijd als spil beschouwd van een reorganisatie van De Vrije Bladen, waarbij op enig moment ook Forum en Het Venster een rol speelden. Middenin de onderhandelingen over De Vrije Bladen bereidde Van Duinkerken zijn ‘staatsgreep’ bij De Gemeenschap voor. Daardoor moest Engelman kiezen. Binnen het bestek van een half jaar zorgde Engelman voor onrust bij de redacties en uitgevers van De Vrije Bladen, Forum, Het Venster en De Gemeenschap. En passant raakte hij nog betrokken bij wat Vlaamse woelingen. | |
[pagina 47]
| |
Reanimatie van De Vrije BladenHoewel Engelman vooral als essayist regelmatig aan De Vrije Bladen meewerkte, was hij nooit betrokken geweest bij eerdere reorganisaties van dat tijdschrift. Als gevolg van een zo'n hervorming verscheen het tijdschrift met ingang van 1932 in cahiervorm. De Vrije Bladen, dat in 1924 was opgericht als opvolger van het verlopen jongerentijdschrift Het Getij, stond op dit moment onder redactie van Van Vriesland en Van Wessem.Ga naar eindnoot16 Eind 1932 had Van Wessem aan Engelman gevraagd redacteur te worden: ‘De Vrije Bladen gaan met Januari weer een jaargang in. Wij hebben echter onzen Vlaamschen redacteur afgeschaft, om verschillende redenen.Ga naar eindnoot17 Van Vriesland wou toch graag met zijn drieën zijn’. Van Vriesland had begin november inderdaad een driemanschap bepleit, maar had daarbij wel meer namen dan die van Engelman genoemd, zoals Anthonie Donker, de Amsterdamse beeldhouwer Hildo Krop en de kunstcriticus A.M. Hammacher. Van Wessems verzoek leidde op dat moment niet tot een merkbare reactie van de kant van Engelman. Op 15 juli 1933 schreef Engelman echter aan Van Wessem: ‘[...] Dan een voorstel: spreek met mij eens over het herstel van de Vr. Bladen in den ouden vorm, maar zonder polemisch gekanker. Ik wil redacteur worden, Klaartje Eggink (Bloem) ook. We hebben connecties genoeg en het zou een tegenwicht voor “Forum” kunnen zijn - ook een onderscheid met de humanitairen van De Stem en De Gemeenschap. Het eenige wat ik wil is schoonheid. Bovendien is er een kans, dat ik de groep (of de meesten er uit) van “Het Venster” meekrijg’. Het zijn grotendeels dezelfde argumenten als waarmee hij een maand eerder Stols had proberen te bewegen de redactie van Helikon aan Eggink en hemzelf toe te vertrouwen. In hoeverre Engelman Eggink van zijn nieuwe plan op de hoogte hield, is onduidelijk, want op 21 oktober 1933 schreef zij aan hem: ‘Van de wederopstanding van de Vrije Bladen hoorde ik van Jacques [Bloem]’. Eind augustus informeerde Engelman nog maar eens bij Van Wessem naar diens reactie. ‘Er komt behoefte aan een blad, dat tusschen “De Gemeenschap” en “Forum” in staat’, beweerde hij bij die gelegenheid. De koers die Engelman hier voor De Vrije Bladen uitzette, zou snel verlegd worden. Forum bleek toch niet zo'n gevaar te vormen, want Ter Braak werd op een gegeven moment betrokken bij de reorganisatie van De Vrije Bladen, en ook De Gemeenschap viel kennelijk mee, want alle manoeuvres van Engelman eindigden erin dat hij weer redacteur van dat laatste tijdschrift werd. Zover was het eind augustus 1933 echter nog niet. Zijn plannen met De Vrije Bladen waren volop in ontwikkeling toen Forum in beeld kwam. | |
Moeilijkheden bij ForumBij Forum had Maurice Roelants, op dat moment de enige Vlaamse redacteur, in september 1933 na tal van redactionele onenigheden een reorganisatiepoging ondernomen. Op 7 september schreef Ter Braak aanvankelijk nog aan Roelants dat hij veel voelde voor een ‘federatie’. Die federatie sloeg op een te | |
[pagina 48]
| |
scheiden Vlaamse en Nederlandse redactie van Forum. Daar zou het begin 1934 ook op uitdraaien.Ga naar eindnoot18 Maar na een bijeenkomst van Ter Braak, Roelants en Doeke Zijlstra - de directeur van uitgeverij Nijgh & Van Ditmar waar Forum verscheen - over dit voorstel op 20 september, schreef hij ‘in laatste instantie’ toch niet voor Roelants’ plan te zijn.Ga naar eindnoot19 Ter Braak koos er op dit moment liever voor het tijdschrift dan maar op te heffen, omdat het oorspronkelijke uitgangspunt dreigde te verwateren. Zover zou het niet komen. Forum bleef zo goed en kwaad als het ging onder voortdurend intern gerommel nog twee jaar voortbestaan, maar eerst liet Ter Braak zich nog in met de reorganisatie van De Vrije Bladen.Ga naar eindnoot20 Begin oktober lichtte Van Wessem Ter Braak in over de plannen met De Vrije Bladen en Het Venster.Ga naar eindnoot21 Hij had inmiddels vernomen van de moeilijkheden bij Forum en dacht handig gebruik van de situatie te kunnen maken. Marsman had eind september al aan Engelman geschreven: ‘Het is nu zeker dat Forum verdwijnt. Hang het nog maar niet aan de groote journalistieke klok, zou ik zeggen, maar als je het noodig hebt bij je bespreking met van W.[essem] dan geloof ik niet dat daar veel bezwaar tegen is, nu het vast staat. [...] Dus: probeer het nog eens’. En Van Vriesland, die weet had van de veranderingen die bij Forum op til waren doordat hij in de markt was voor een eventueel redacteurschap,Ga naar eindnoot22 had op 3 oktober wat besmuikt aan Engelman laten weten: ‘Wat je oppert ten aanzien van de Vrije Bl. is interessant, en zeker hetz overwegen waard. [...] Het is dubbel van belang in verband met een kwestie van Forum, waar ik me nog niet over mag uitlaten’. | |
Engelman als ‘dictator’Engelmans voorstel in juli 1933 aan Van Wessem was De Vrije Bladen ‘in den ouden vorm’ te herstellen, dat wil zeggen als maandblad en niet langer in de vorm van telkens aan één onderwerp gewijde cahiers. Clara Eggink verdween stilzwijgend min of meer buiten beeld. Er is in die tijd veel mondeling afgehandeld, zodat de gang van zaken niet in detail is te reconstrueren. Ter Braak kon Du Perron op 4 oktober melden dat er een redactie zou komen met Engelman als redactiesecretaris en verder bestaande uit De Bourbon, hemzelf, Van Vriesland, Van Wessem en eventueel Marsman.Ga naar eindnoot23 Eerder had Engelman ingezet op zijn alleenheerschappij, slech ts gesteund door een redactieraad. Van Vriesland en Ter Braak pasten daar echter voor, omdat zij zich ‘nog te jong voor een puur decoratieve rol’ voelden. ‘Het lijkt mij thans meer dan ooit een uitstekend plan, er geschiedt nu een concentratie als er in ons land niet veel voor komt, wij moeten nu alle kleine persoonlijke bezwaartjes tegen dezen en genen eens op zij zetten, de hoofdzaak is een behoorlijk tijdschrift der jongeren met zijn allen te maken’, bezwoer Van Wessem Engelman op 5 oktober. Enkele weken later schreef Ter Braak aan Du Perron: ‘Over De V. Bl. is al gedonder, terwijl er nog niets is. Jan Engelman schijnt een dictatuur te willen, waarvoor ik natuurlijk niets voel’. Weer twee dagen later, op 25 oktober, had Ter Braak er helemaal genoeg van en trok hij zich terug, ‘vooral, omdat E. van deze combinatie een soort particuliere zaak van hemzelf wilde maken’.Ga naar eindnoot24 | |
[pagina 49]
| |
Brief Constant van Wessem aan Jan Engelman, 5 oktober 1933 [Letterkundig Museum]
Het voorstel voor een meerkoppige redactie met Engelman als secretaris kreeg op 8 oktober de instemming van uitgeverij De Spieghel. Engelman liet de gedachte aan een eenhoofdige leiding echter niet varen en drong drie dagen later bij Van Wessem op enigszins dreigende to on aan: ‘[...] is 6 redacteuren niet erg veel? - Indien de copie moet rondgaan lijkt het mij heelemaal niet om te doen en zie ik voor mij liever van deelname af. Ook Marsman vindt zulk een toestand ongewenscht. [...] Begrijp me goed: ik wensch géén dictatorschap, maar een soepele en snelle werking van het redactieapparaat [...]. Ons tijdschrift behoeft geen “periodique d'opinion” te zijn - dat geeft maar ruzie - maar moet een “Sammlung” worden.’ Op 10 november kreeg Engelman alsnog zijn zin. Aan Van Wessem schreef hij die dag: ‘Onder goedkeuring van “De Spieghel” en van Van Vriesland, en tevens omdat dit de eenige manier is om de reeds zeer ongeduldige Nijmegenaren alsnog mee te krijgen [...], verschijnen “De Vrije Bladen” thans onder redactie van mij, “in geregelde samenwerking” met een adviseerende groep van medewerkers, waartoe behooren: Van Vriesland. V. Wessem, Marsman. De Bourbon, Buning, misschien Bloem en een jong Protestant’.Ga naar eindnoot25 De namen zijn bekend, alleen J.W.F. Werumeus Buning en Bloem doken nu ineens op. De komst van Buning in de nieuwe redactie van De Vrije Bladen stuitte op bezwaren van Van Wessem;Ga naar eindnoot26 de positie van Bloem is een wat ambivalente. Zijn ex-echtgenote was heel in | |
[pagina 50]
| |
het begin door Engelman als redacteur voorgesteld, maar Bloem zelf kwam uit de lucht vallen. Op 8 november 1933 had Bloem aan Engelman geschreven: ‘Ik moet je nog even spreken over de v.b. [...]’. De vraag is of dat alleen over zijn mogelijke redacteurschap ging. De wat het inleveren van kopij betreft weinig betrouwbare Bloem had nauwelijks redactionele ervaring. Clara Eggink weet echter te melden dat Bloem overwoog directeur van een te stichten filiaal van uitgeverij De Spieghel in Antwerpen te worden, in welke hoedanigheid hij mede verantwoordelijk zou worden voor de exploitatie van De Vrije Bladen in Vlaanderen.Ga naar eindnoot27 Dat verklaart misschien de belangstelling die hij tegenover Engelman toonde. | |
Concentratie in VlaanderenInmiddels was Roelants naar eigen zeggen in Vlaanderen bezig met een ‘concentratie’.Ga naar eindnoot28 Dat was weer iets anders dan de ‘federatie’ waarmee hij in september Ter Braak aan boord was gekomen. Na een gesprek met de toevallig in Brussel aanwezige Marsman en met Raymond Herreman en Karel Leroux schreef Roelants op 30 oktober aan Ter Braak: ‘Wij, in Vlaanderen, hebben over concentreeren gesproken. Gij zijt in Holland het zelfde gaan doen. Ik vereenvoudig tot het uiterste: maak in Holland een redactie van Engelman (?), Van Vriesland (?) en u (?). Centraliseer daar omheen al wie gij noodig acht uit Forum, De Vrije Bladen e.c. Wij sturen hier op aan om een centralisatie te maken van “medewerkers”, die vertrouwen in een redactie van Marnix Gijsen, Walschap, Roelants (één van de twee eventueel nog te vervangen door een uitgesproken vrijzinnige (Lode Zielens (?), Brulez (?))’.Ga naar eindnoot29 Welke Vlaamse tijdschriften bij deze concentratie betrokken zouden zijn, is onduidelijk. Waarschijnlijk liet Roelants, zoals wel vaker, met veel bombarie en poeha een luchtballon op, die, nauwelijks de aardbodem ontstegen, meteen al op een flodderige manier leegliep.Ga naar eindnoot30
Aan Ter Braak schreef Roelants op 30 oktober 1933 ook dat Marsman hem gevraagd had met Engelman in contact te treden ‘en te zien of er met de mogelijke concentratieplannen in Holland én de Vlaamsche iets kan worden gedaan’.Ga naar eindnoot31 Op 2 november 1933 nam Roelants inderdaad contact op met Engelman. Hij wees op ‘het mogelijk en waarschijnlijk opheffen van Forum’, vertelde dat hij van Marsman over Engelmans plannen had gehoord, onthulde zijn eigen plan voor een nieuw tijdschrift en nodigde Engelman uit tot een vorm van samenwerking te komen: ‘Eenmaal deze twee redacties met voldoende medewerkers omringd, gaan we een Hollandsch Vlaamsche federatie aan.’ Zijn eerdere opzet voor Forum met twee gescheiden deelredacties hevelde hij moeiteloos over naar zijn nieuwe voorstel. Dezelfde dag stuurde Roelants zijn brief aan Engelman in kopie aan Forum-uitgever Zijlstra.Ga naar eindnoot32 Engelman stemde per omgaande met Roelants' voorstel in, maar wees bij die gelegenheid nadrukkelijk op het belang van De Spieghel (hij wilde daarom de naam De | |
[pagina 51]
| |
Begin brief Maurice Roelants aan Jan Engelman, 2 november 1933 [Letterkundig Museum]
| |
[pagina 52]
| |
Jan Engelman met onbekende vrouw, midden jaren dertig [Letterkundig Museum]
Vrije Bladen handhaven voor het nieuwe tijdschrift). Ook toonde hij zich bevreesd voor het uit de boot vallen van de jongeren rond Het Venster. Enkele dagen daarna voerde Roelants in Antwerpen overleg met onder anderen Zijlstra en De Spieghel. De Spieghel had sinds 1929 een samenwerkingsverband met de Vlaamse uitgever Korneel Goossens. De firma had de alleenvertegenwoordiging voor Vlaanderen van de Nederlandse uitgevers Van | |
[pagina 53]
| |
Loghum Slaterus en Zijlstra's Nijgh & Van Ditmar. De Spieghel leek dus uitstekend geoutilleerd om het nieuwe Vlaams-Nederlandse blad te distribueren.Ga naar eindnoot33 Zijlstra echter, die wat betreft de opheffing van Forum nog een slag om de arm had gehouden, was gezien zijn eerdere ervaringen met Goossens wellicht een gewaarschuwd man.Ga naar eindnoot34 Na het overleg in Antwerpen schreef Roelants aan Engelman: ‘Om rekening te houden met uw wensch heb ik een poging gedaan om niet alleen een schrijversconcentratie te verwezenlijken, maar ook een uitgeversconcentratie, in casu De Spieghel en Nijgh en Van Ditmar. Die uitgeversconcentratie blijkt nog moeilijker te verwezenlijken dan de andere’. Kort daarop besloot Zijlstra definitief dat Forum zou blijven bestaan en alleen, zonder De Spieghel, verder te gaan. Op 10 november 1933 sprak Engelman in Rotterdam met zowel Zijlstra als Van Vriesland; aan Ter Braak schreef hij die dag: ‘“De Vrije Bladen” gaan nu zeer waarschijnlik in zee onder mijn redactie, “in geregelde samenwerking met een adviseerende groep van medewerkers” [...]’. Een dag eerder had Ter Braak - die zelf al drie weken tevoren zijn handen van de Vrije Bladen-herleving had afgetrokken - aan Du Perron laten weten: ‘de V. Bl.-affaire is mislukt, en wel door de zotte manieren van Engelman [...]’.Ga naar eindnoot35 Engelman was dus weer terug bij de situatie van begin oktober. Op die tiende november was hij tegenover Van Wessem aanzienlijk minder zeker van zijn zaak. ‘Als ik nu niet snel kan werken laat ik de zaak heelemaal liggen’, schreef Engelman hem. | |
‘Een behoorlijke kans’ voor Het VensterOndanks het wegvallen van Nijgh & Van Ditmar en de Forum-inbreng wilde De Spieghel vaart achter de reorganisatie van De Vrije Bladen zetten. Op 7 november 1933 had Spieghel-directrice Tine van Klooster aan Engelman geschreven: ‘Wij gelooven daarom ook niet, dat de redactioneele uitbreiding van De Vrije Bladen door een en ander beïnvloed behoeft te worden. [...] Wat ons betreft, wij stellen meer belang in de medewerking van de door u genoemde Nijmeegsche groep en zouden daarom gaarne van U vernemen, hoever U met Uw nadere besprekingen bent gevorderd [...]. De tijd dringt en jammer zou het zijn, wanneer een in dit verband onbelangrijke verplaatsing van Forum naar Vlaanderen [...] vertraging in onze plannen zou brengen’. Het binnenhalen van de groep rond Het Venster bood Engelman de mogelijkheid zijn zin wat betreft zijn alleenheerschappij bij De Vrije Bladen door te zetten. Aan Van Wessem zou hij, zoals gezegd, op 10 november daarover schrijven dat ‘dit de eenige manier is om de reeds zeer ongeduldige Nijmegenaren alsnog mee te krijgen’.
Inmiddels waren er in de pers berichten over de mogelijke veranderingen in de tijdschriftenwereld verschenen. Naar aanleiding van een bericht in De Maasbode over het mogelijk verdwijnen van Het Venster en De Vrije Bladen en de eventuele oprichting van een nieuw tijdschrift onder redactie van de voormalige en huidige Venster-redacteuren De Bourbon, Alex Campaert en Paul Vlemminx had Engelman eind september 1933 contact opgenomen met De Bour- | |
[pagina 54]
| |
bon. Hij liet hem weten: ‘Voor mij was het geval in zooverre onaangenaam, wijl ik in bespreking was met de Vrije Bladen over een reorganisatie. Er was daaromtrent niets vastgesteld. [...] Waarom zouden we de plannen niet combineeren? [...] Ik kan niet spreken voor de redacteuren van de Vrije Bladennu nog niet. Maar de volgende week confereer ik met hen. Dit geloof ik echter wel te mogen zeggen, dat er in een tijdschrift dat van v. Wessem en mijmisschien ook van v. Vriesland en Clara Eggink uitgaat - een heel behoorlijke kans voor “zelfverwerkelijking” zal zijn voor menschen als de Bourbon, Campaert, Vlemminx’. Hij zag nog steeds heil in ‘een onpolitieke en onpolemische Parnassus [...], die een eigen taak vervult tusschen De Gemeenschap en Forum in’. Engelman had haast en drong aan. Enkele dagen later schreef hij opnieuw aan De Bourbon en waarschuwde hem voor te groot optimisme bij het stichten van nieuw eigen jongerentijdschrift: ‘Daarnaast moet je het volgende overwegen (en ik spreek nu nog niet over andere dingen, die in de tijdschriftenwereld op til zijn, en waarover ik niet spreken mag - ik smeed het ijzer terwijl het heet is): [...] De Vrije Bladen bestaat nog en zal waarschijnlijk ook blijven bestaan, in welken vorm dan ook. [...] Ik wil behouden wat dáár bestaat en het zoo mogelijk versterken. Uitbreiden met de medewerking van wat jij noemt “de generatie 1930” - ook enkele Protestanten en Vlamingen’.Ga naar eindnoot36 Een andere manier zag Engelman niet om zijn plannen te verwezenlijken. Wel maakte hij sluw van de gelegenheid gebruik om nogmaals zijn alleenheerschappij te bepleiten. De Bourbon en zijn bentgenoten vonden Van Wessem, Van Vriesland enzovoorts vieux jeu, maar hadden wel vertrouwen in Engelman. Die schreef daarom ook aan De Bourbon, zich verschuilend achter Marsman die volgens hem het idee had geopperd: ‘Als ik jouw fiat heb [...] wil ik aan de Vr. Bladen dit voorstellen: Engelman wordt redacteur, heel alleen. Maar er is een raad van redactie, bestaande uit: b.v. Van Vriesland, Van Wessem, De Bourbon. Of: Van Wessem, Marsman, De Bourbon’; troostend voegde hij er aan toe: ‘Die raad van redactie moet geen sinecure zijn, maar de wenschen en verlangens van de diverse richtingen tot uiting brengen’. Op 7 november, de dag dat Tine van Klooster bij Engelman had aangedrongen contact op te nemen met de Nijmeegse groep, lichtte Engelman De Bourbon in over de situatie. Stilzwijgend werd De Bourbon gedegradeerd van de ‘raad van redactie’ tot ‘een adviseerende groep van medewerkers’: ‘De tijdschriften-kwestie is hoogst ingewikkeld geweest, ik heb gepraat, gereisd en getelefoneerd als een commies-voyageur. [...] “Forum” blijft denkelijk bestaan, met een Vlaamsche helft. “De Vrije Bladen” gaan echter zeker door, onder mijn redactie, “in geregelde samenwerking met een adviseerende groep van medewerkers” [...]. Er moet alle nadruk op gelegd worden, dat we hier een concentratietijdschrift hebben van zooveel mogelijk alle jongeren, uit diverse richtingen - aansluitend aan de traditie der “goede poëzie”, zal ik maar zeggen.’ Bij dezelfde gelegenheid meldde Engelman ‘een heel raren brief’ van Man Arnet, een pas afgetreden redacteur van Het Venster en dus een voormalige collega van De Bourbon, te hebben gekregen: ‘Hij schijnt van plan “Het Venster” te reorganiseeren. [...] Nu we van wal steken is het gewenscht, dat allen in Nijmegen en in Brabant mee doen. Kan jij daar niet voor zorgen?’. | |
[pagina 55]
| |
Begin brief Jan Engelman aan Louis de Bourbon, 10 november 1933 [Letterkundig Museum]
| |
[pagina 56]
| |
Man Arnet was vanaf de eerste aflevering tot en met februari 1933 redacteur van Het Venster geweest. Sinds die datum maakte hij geen deel meer uit van de redactie.Ga naar eindnoot37 Wat had Arnet dan wel aan Engelman geschreven? Hij had zich er eind oktober 1933 bij Engelman over verbaasd dat deze De Bourbon als vertegenwoordiger van de Nijmeegse jongeren beschouwde: ‘gij weet toch dat hij langeren tijd roepingredacteur dan vensterredacteur is geweest, en mentaal veel meer bij jullie generatie hoort dan bij de onze?’.Ga naar eindnoot38 Verder vroeg hij zich af: ‘waarom geeft gij de voorkeur aan een dergelijk zinneloos samenraapsel van literaire bonzen als gij in die redactie [van De Vrije Bladen, vF] wilt samenbrengen?’ en stelde voor: ‘laat uw heillooze experiment in de steek en help mij om een blad te vormen, dat in werkelijkheid de titel “algemeen litterair maandblad” verdient’. Engelmans repliek is niet bewaard gebleven, maar half november was Arnet bijgedraaid en dupliceerde hij: ‘inderdaad zooals gij het thans formuleert, hebben uw plannen mijn volledige instemming. dit is [...] wat wij vroeger met het venster wilden bereiken, en, wat ik gaarne en met bitterheid toegeef, wat ons allerminst gelukt is [...]. wordt het nu zoo, dat gij inderdaad alleen-redacteur van de vrije bladen zoudt worden, dan heb ik er volkomen vrede mee, en offer ik met waren vreugde het venster op voor zoover dat mij betreft tenminste’. De zaak leek in kannen en kruiken. Maar er was buiten Van Duinkerken gerekend. | |
Van Duinkerkens reorganisatievoorstel voor De GemeenschapOok Van Duinkerken lonkte inmiddels naar Het Venster. Bij De Gemeenschap hadden ze natuurlijk met argusogen de berichtgeving in de pers over Het Venster en De Vrije Bladen gevolgd. En omdat Engelman en Van Duinkerken elkaar bijna dagelijks zagen op de redactie van het dagblad De Tijd is het niet heel gewaagd te veronderstellen dat zij op de hoogte waren van hun beider verrichtingen op het tijdschriftenfront.
Half november stuurde Van Duinkerken aan zijn mederedacteuren van De Gemeenschap een reorganisatievoorstel. Tijdens de kort daarvoor gehouden redactievergadering had hij op zich genomen ‘de mogelijkheden te overwegen eener geestelijke vernieuwing van ons maandblad’. Hij stelde ingrijpende veranderingen voor om dat doel te bereiken. De negen jaren dat het tijdschrift inmiddels bestond, hadden volgens Van Duinkerken ‘de levenskracht der z.g. “Jongeren-beweging” onder de Nederlandsche katholieken’ bewezen, maar hij was toch bang voor ‘een verdwijnen, een langzaam verloopen, zelfs een vervangen-worden van het bestaande maandblad’. Als reden voor zijn vrees gaf hij onder meer dat er in de voorbije jaren ‘een aantal katholieke letterkundigen met onmiskenbaar talent’ hun medewerking had gestaakt of ook elders was gaan publiceren,Ga naar eindnoot39 dat de polemiek de boventoon dreigde te voeren en bovendien ‘te vaak den indruk wekte, in dienst te staan eener persoonlijke animositeit’ en dat de beginselstrijd van De Gemeenschap was verworden ‘tot een krakeel over concrete gevallen van geringe vertegenwoordigende beteekenis’. Hij wilde deze elementen | |
[pagina 57]
| |
Begin reorganisatievoorstel van Anton van Duinkerken voor De Gemeenschap, 15 november 1933 [collectie Bernard Asselbergs, bruikleen Letterkundig Museum]
| |
[pagina 58]
| |
dan ook neutraliseren door bij voorbeeld de ‘terugwinning’ van medewerkers (‘desnoods met opoffering van huidige redactie-leden’) en de controle over polemiek, die uitsluitend nog in dienst mocht staan van het gemeenschappelijk ideaal. Maar ook door ‘vaster aansluiting met de schrijvers, die aan het woord kwamen in “Het Venster”.’ Met dat laatste doorkruiste hij Engelmans plannen, maar of die dat erg vond, is de vraag, want het terugwinnen van medewerkers c.q. de gelijktijdige ‘opoffering’ van redactieleden was een nauwelijks verbloemde uitnodiging aan zijn adres terug te keren in de moederschoot van De Gemeenschap. Van Duinkerkens concrete voorstel aan de redactie van De Gemeenschap was Engelman en De Bourbon in hun midden op te nemen. Hij dreigde daarbij op te stappen als de redactie zijn voorstellen niet aanvaardde. Voorts drong hij aan op een spoedige beslissing, omdat ‘genoemde dichters het plan hebben opgevat, de redactie te gaan voeren van het maandblad “De Vrije Bladen”’. Een dergelijke overstap van twee rooms-katholieke schrijvers naar de tegenpartij leverde volgens Van Duinkerken het bewijs ‘dat de vaderlandsche katholieke schrijvers niet bij machte zijn, in welbegrepen samenwerking hun taak te vervullen’. Hij maakte er dus, ook voor Engelman en De Bourbon, een gewetenszaak van. Henk Kuitenbrouwer en zijn broer Albert Kuyle zagen de bui hangen en wilden om te vermijden dat Engelman als redacteur zou terugkeren - ze stemden genadiglijk in met een medewerkerschap - eventueel Kuyle als redacteur opofferen. Maar Van Duinkerken hield voet bij stuk en kreeg het bestuur van de Stichting De Gemeenschap achter zich, waarmee zijn coup geslaagd was: de Kuitenbrouwers eruit, Engelman erin. Op 22 november kon Engelman triomfantelijk aan De Bourbon de uitkomst melden. Van Vriesland lichtte hij op dezelfde dag in: ‘Er heeft zich een onverwachte wending voorgedaan, die àlles verandert... Van Duinkerken is eindelik opgetreden tegen Kuyle c.s., zijn coup d'état is gelukt, en vanaf 1 Januari zijn Kuyle en zijn broer geen redacteuren van “De Gemeenschap” - maar bestaat de redactie uit v.D., Engelman, Coolen, van Oosten en De Bourbon. Er komt een heel nieuwe richting in de Gemeenschap. Dit is zóó onverwacht, maar ook zóó exceptioneel, dat ik mij niet mag onttrekken aan mijn plicht hieraan mee te werken, hoezeer het mij spijt voor de Vr. Bladen en “de Spieghel”’. Op 7 december 1933 deed Engelman ook aan Marsman zijn verhaal, benadrukkend dat de Kuitenbrouwers na een ultimatum van Van Duinkerken De Gemeenschap waren uitgezet. Ook had Van Duinkerken volgens Engelman geëist dat De Bourbon en hij in januari in de redactie zouden moeten worden opgenomen, ‘of die meerderheid trok weg en begon met ons voor zich-zelf’. Engelman koos in zijn euforie voor een eigen, enigszins aangepaste versie van de waarheid: het vertrek van de Kuitenbrouwers was weliswaar een gevolg van Van Duinkerkens plan, maar was door hem niet als eis geformuleerd; en ook Engelmans opmerking over het ‘voor zich-zelf’ beginnen van een deel van de Gemeenschap-redactie wordt door niets ondersteund. | |
[pagina 59]
| |
Teleurstelling bij de uitgever van De Vrije BladenBij het maken van zijn keuze tussen De Vrije Bladen en De Gemeenschap had Engelman zo te lezen niet lang hoeven nadenken. Maar hij had zich wèl gecommitteerd aan De Spieghel, de uitgever van De Vrije Bladen, die nog van niets wist en zich pas langzamerhand realiseerde dat hun plan in duigen was gevallen. Nadat duidelijk was geworden dat Forum zou blijven bestaan, had De Spieghel zich in een brief van 8 november aan Engelman nog bezorgd getoond over het lot van De Vrije Bladen. De uitgeverij draaide zich in allerlei bochten om de zaak toch maar weer vlot te trekken. Aan Engelman vroegen ze bij de beoogde leden van de redactieraad te informeren of die nu nog hun toezeg-
De Vrije Bladen, oktober 1933
| |
[pagina 60]
| |
Uitgeversbedrijf De Spieghel aan Jan Engelman, 25 november 1933 [Letterkundig Museum]
| |
[pagina 61]
| |
ging handhaafden. Nòg schreven ze over Engelmans rol na het afhaken van Nijgh & Van Ditmar: ‘Destemeer waardeeren wij Uw houding in dit geval [...]’. Nòg wel. Maar nadat het De Spieghel indirect duidelijk was geworden dat Engelman voor een hernieuwd redactielidmaatschap van De Gemeenschap opteerde en hen liet zitten, schreef de uitgeverij hem op 25 november: ‘Het uitblijven van de ons binnen enkele dagen toegezegde kopij voor een nieuwe circulaire voor de Vrije Bladen, deed ons reeds vermoeden, dat de een of andere oorzaak een wijziging in Uw plannen had gebracht. En ofschoon wij Uw afspraak met ons niet als voorloopig kunnen beschouwen - immers schreven wij op 11 November op Uw verzoek aan den heervan Wessem, dat U vanaf dat oogenblik als redactie-secretaris zoudt optreden - en daarom Uw besluit ook niet ten volle kunnen billijken, begrijpen wij heel goed, dat door de manipulaties van “De Gemeenschap” het zwaartepunt van een nieuwe literaire groepeering voor U verlegd is’. Maar echt mild waren de dames van De Spieghel niet gestemd, want nadat begin 1934 de gebroeders Kuitenbrouwer geïnformeerd hadden hoe nu de onderhandelingen met Engelman destijds waren verlopen om zo te kunnen beoordelen of Van Duinkerken had gelogen toen hij had beweerd dat Engelman naar De Vrije Bladen dreigde over te lopen, deelden ze de Kuitenbrouwers mee dat Engelman in hun ogen ‘het redacteurschap van De Vrije Bladen als springplank gebruikt had’. | |
Springplank‘Dit praevaleerde voor mij natuurlijk’, had Engelman begin december aan Marsman geschreven toen hij hem van de ontwikkelingen bij De Gemeenschap en zijn hernieuwde redacteurschap bij dat tijdschrift op de hoogte bracht, ‘ieder begreep dat ik hiervoor “De Vrije Bladen” moest opgeven, gezien het verleden’. Bij dat ‘ieder’ hoorden in elk geval niet de dames van De Spieghel. Van Wessem en Van Vriesland zullen eveneens lichtelijk beteuterd zijn achtergebleven. Alle rumoer, alle herrie, alle drukte, alle ophef leidde tot wat minimale redactionele verschuivingen binnen het tijdschriftenveld, zonder dat de status-quo wezenlijk werd aangetast: het meest spectaculaire gevolg was nog dat de gebroeders Kuitenbrouwer De Nieuwe Gemeenschap oprichtten,Ga naar eindnoot40 maar De Vrije Bladen gingen in 1934 gewoon verder, met dezelfde redactie en bij dezelfde uitgever;Ga naar eindnoot41 de redactie van Forum werd (zoals boven al beschreven is) uitgebreid en het tijdschrift zou nog een tweetal jaren voortbestaan; het leven van Het Venster werd, zij het kort, gerekt;Ga naar eindnoot42 bij Helikon en Roeping traden geen noemenswaardige veranderingen op. Engelman had echter zijn doel bereikt. Híj was weer opgenomen in de redactie van De Gemeenschap. Hij had de hem aangeboden leidersrol bij De Vrije Bladen inderdaad als ‘springplank’ gebruikt. Was het manoeuvreren van Engelman met betrekking tot Forum, De Vrije Bladen, Het Venster en De Gemeenschap nu superieure krijgsmanskunst, jezuïtische gluiperigheid of wereldvreemde naïveteit? Je kunt bewondering hebben voor zijn balanceerkunst, maar wie minder welwillend is, kan zijn handelwijze | |
[pagina 62]
| |
| |
[pagina 63]
| |
‘Verantwoording’ in De Gemeenschap, januari 1934
| |
[pagina 64]
| |
tijdens de laatste helft van 1933 ook aanmerken als weinig recht door zee, zowel ten opzichte van De Vrije Bladen als van De Gemeenschap. Op 28 september 1933 had Engelman De Bourbon op het hart gedrukt nog eens goed na te denken over diens plannen voor een nieuw tijdschrift: ‘Het staat in ieder geval vast, dat er in centraal Nederland met ingang van Januari verschuivingen en veranderingen in het tijdschriftwezen zullen geschieden. [...] Ik zou er veel voor voelen met jullie mee te doen. Maar ook als ik dat doe, voorzie ik een mislukking - en mijn arbeid vergeefsch. Omdat die andere plannen tòch doorgaan’. Net als veel anderen zal De Bourbon verrast hebben opgekeken van de wending die de ‘andere plannen’ namen. Engelmans optreden is een goed voorbeeld van de manier waarop sommige schrijvers macht nastreefden in het literaire systeem. Als dichter en criticus stond hij in de frontlinie, niet alleen bij roomse periodieken als De Tijd en De Nieuwe Eeuw, maar ook bij tal van andere, niet-katholieke tijdschriften. Toch deinsde hij terug voor de beslissende stap. Hij had aanvankelijk bij Stols' poëzietijdschrift Helikon en later bij De Vrije Bladen ingezet op een leidende rol. Stols reageerde niet op zijn sollicitatie, maar redactie en uitgever van De Vrije Bladen waren Engelman in bijna alles tegemoetgekomen. Toen puntje bij paaltje kwam, ging Engelman niet met De Vrije Bladen in zee, sloot hij zich niet aan bij de jongeren rond Het Venster, maar nam hij genoegen met een ondergeschikte positie in de slagschaduw van Van Duinkerken. Uiteindelijk toonde hij zich dus te bunzig de stap naar de grote-mensen-wereld te wagen en koos hij ervoor terug te keren in het lauwwarme bad van de rooms-katholieke zuil. | |
[pagina 66]
| |
Met dank aan Pauline Bloemsma, Salma Chen, Egbert van Faassen, Arno Kuipers en Yves T'Sjoen. |
|