ZL. Jaargang 4
(2004-2005)– [tijdschrift] ZL– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Over een vergeten tijdschrift uit 1905
In 1944 vertrouwde de journalist en prozaïst Job Steynen (1876-1950) zijn literaire herinneringen toe aan het papier.Ga naar eind1 In het vierde hoofdstuk van deze nimmer gepubliceerde memoires vertelt Steynen hoe hij in 1904 op het kantoor van uitgever D. Buys aan de Amsterdamse Ceintuurbaan de jonge schrijver Pieter van der Meer de Walcheren (1880-1970) ontmoette. Van der Meer de Walcheren woonde toen in het Belgische Ukkel (nabij Brussel) en verbleef enkele dagen in Amsterdam om met Buys over de uitgave van zijn nieuwe boek, de roman Van licht en duisternis te praten. De ontmoeting bij Buys was het begin van een vriendschap die zou duren tot Steynens dood in 1950. Wat hen bond was hun liefde voor de literatuur. Uit deze vriendschap zijn twee tijdschriften ontsproten: in 1905 verschenen elf afleveringen van Het Leven, maandschrift voor literatuur, wetenschap en kunst onder redactie van Pieter van der Meer en Job Steynen; in 1907 werd het avontuur vervolgd met De Maand, geredigeerd door de twee vrienden en Albert Plasschaert, dat acht
nummers wist vol te maken. Beide tijdschriften zijn inmiddels door de kieren van de literatuurgeschiedenis verdwenen. Temidden van toonaangevende periodieken
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
als De Gids, De Nieuwe Gids, De XXe Eeuw, De Beweging, Van Onzen Tijd, Groot Nederland en Vlaanderen ogen de twee blaadjes nogal kleurloos. In geen enkel literair-historisch handboek worden zij vermeld. Ook de beide redacteuren zijn thans vrijwel vergeten, al geniet Pieter van der Meer de Walcheren nog enige bekendheid als mentor van de katholieke jongeren in het interbellum. Toch loont het de moeite Het Leven en De Maand open te slaan. De ambities van de redactie, de samenstelling van het bestand van vaste medewerkers uit Nederland en Vlaanderen, de publicatie van Frans- en Duitstalige teksten en het creatieve en kritische werk dat in deze tijdschriften verscheen, verscherpen het beeld van de Nederlandse literatuur in het eerste decennium van de twintigste eeuw.Ga naar eind2 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Redactie en uitgeverDat een toevallige ontmoeting bij uitgever Buys tot een samenwerking leidde tussen Steynen en Van der Meer, die resulteerde in een bij Buys te verschijnen maandblad is niet zo verwonderlijk wanneer men bedenkt dat de twee jonge schrijvers eenzelfde literaire bakermat hadden: het ophefmakende tijdschrift De Jonge Gids van Herman Heijermans, dat tussen 1897 en 1901 verscheen en waaruit D. Buys in 1898 een bloemlezing had gepubliceerd.Ga naar eind3 In de literaire Bildung van Van der Meer en Steynen was Heijermans van eminent belang, evenals de Tachtigers Willem Kloos, Herman Gorter, Frederik van Eeden, Frank van der Goes en Lodewijk van Deyssel, wier roem rond de eeuwwende nog lang niet verflauwd was. In zijn herinneringen vertelt Steynen hoe hij en Van der Meer op de barricaden stonden voor het realisme. De schetsen en romans die zij in de pen hadden, moesten getuigen van het echte leven. Tegen Heijermans keken we allebei op, we werkten beiden mede aan zijn ‘Jonge Gids’ en waren beiden verknocht aan het weergeven van allerlei natuurlijke bijzonderheden, wat de mode was in die dagen. Maar oprecht dat we waren! We hadden er ons hoofd op gegeven, dat dit huiselijke, alle lichaamsbehoeften vermeldende realisme de eenige ware prozakunst was.Ga naar eind4 Samen lazen de twee vrienden Dostojevski en Tolstoj en zwoeren ze bij Zola, De Maupassant, Balzac, Flaubert, Villiers de L'Isle-Adam, Huysmans, Barbey d'Aurevilly en Laforgue. Dat Van Deyssel een gekuiste herdruk uitgaf van zijn roman Een liefde beschouwden zij als verraad aan de goede zaak van het realisme.Ga naar eind5 Deze zaak wilden zij dienen met een eigen tijdschrift, voor welk plan zij de ‘zonderlinge, maar goede’ Buys wisten te winnen. Wat Buys bewogen heeft om een nieuw maandblad op de krappe Nederlandse tijdschriftenmarkt te brengen is niet te achterhalen. Vermoedelijk hoopte hij dat Het Leven als vangnet kon fungeren voor zijn nog jonge literaire fonds, dat in 1898 met de uitgave van Heijermans' Kamertjeszonde was ontpopt uit de cocon van de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Populair-Geneeskundige Boekhandel A. van Klaveren’, gespecialiseerd in ‘de gezondheidsleer van het geslachtsleven’ en in kleine Amsterdamse kring bekend als leverancier van semi-wetenschappelijke pornografische lectuur.Ga naar eind6 Toen de achttienjarige Job Steynen in 1894 van zijn geboorteplaats Gouda naar Amsterdam verhuisde om een journalistieke loopbaan te beginnen, raakte hij onmiddellijk verzeild in een literaire jongerencultuur die zichzelf modelleerde naar de Tachtigers uit de beginjaren van De Nieuwe Gids. Alle hoofdstedelijke vrienden waren zonder uitzondering aangetast door de literatuur en dweepend met de Nieuwe Gidsbeweging. We kwamen zowat elke avond bij elkaar en nestelden ons in den ouden Karsenboom in de Kalverstraat, waar we opschepten over dichters en schrijvers bij groote glazen Pils en hompen Gruyèrekaas met mosterd, ofwel we dwaalden tot diep in de nacht door de stille straten en de bleeke morgen trof ons vaak zittend op den rand van de fontein van het Nationaal Gedenkteeken (in den volksmond Naatje) op den Dam.Ga naar eind7 De vrienden deelden hun hoogmoed en afkeer van ‘suffe burgerlieden en verachtelijke analphabeten’. Steynen vatte de moed op een zelf gefabriceerd bundeltje gedichten op te sturen naar Kloos, ter publicatie of bespreking in De Nieuwe Gids, maar een reactie bleef uit. Meer succes boekte hij bij Heijermans. Door bemiddeling van Hendrik Drabbe, medewerker aan De Jonge Gids, kreeg Steynen enkele teksten in Heijermans' tijdschrift geplaatst. De jonge bohémien vond De Jonge Gids echter niet literair genoeg en zond een prozaschets naar Lodewijk van Deyssel, die het opnam in De XXe Eeuw.Ga naar eind8 Heijermans' radicale verzet tegen het estheticisme van Tachtig deelde Steynen niet, wel diens naturalistisch-socialistische romanpoëtica, het ideaal van een proletarische literatuur.Ga naar eind9 Maar proletarische literatuur mocht niet verstoken blijven van literaire schoonheid. In 1903 verscheen bij Buys Steynens bundel Proletariërs, een verzameling van acht verhalen waarin de onderlaag van de Amsterdamse volksklasse wordt opgevoerd. De tragische levens van de personages worden beschreven in een voor veel proza uit die tijd karakteristieke combinatie van impressionistische woordkunst en (in de personagetekst) fonetisch weergegeven volkse spreektaal. Ook in de roman Maagdelijkheid (1904) en de verhalenbundels In en om de nachtkroeg (1905), De liefde die verwoest (1905) en Verbijsterden (1906) staan lijden, seksuele perversie, geweld, zelfmoord en dood centraal. In de algemene maandbladen werd Steynen min of meer voorzichtig geprezen als een bekwaam auteur. Zo wees Wolfgang in De Nederlandsche Spectator op het nobele gevoel van de schrijver van In en om de nachtkroeg, ‘Vier verhalen, die nochtans één- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zelfde beeld geven van verwoest en verloren leven in groot-stad, van stomzuipende diermenschen, van mannen en vrouwen uit de heffe, met een enkelen verloopen halve-heer er tusschen’.Ga naar eind10 Voor zijn inkomen was Steynen vooralsnog afhankelijk van de journalistiek: hij was correspondent voor het Nieuwsblad voor Nederland en Het Vaderland. Ten tijde van hun eerste ontmoeting leidde Pieter van der Meer de Walcheren een heel ander leven, ver van de Nederlandse hoofdstad, in het Belgische Ukkel, waar hij zich in 1903 gevestigd had met zijn Vlaamse vrouw Christine Verbrugghe en hun zoontje Pieter. Afkomstig uit een oud adelijk geslacht mocht hij zich sieren met de titel jonkheer, al deed hij dat zelden publiekelijk en verkortte hij zijn dubbele naam in de socialistische jaren tot Pieter van der Meer. Er lopen opmerkelijke parallellen tussen de jonge levens van Steynen en de vier jaar jongere Van der Meer. Ook Van der Meer was in 1894 (met zijn ouders) in Amsterdam komen wonen.Ga naar eind11 In de vroege jaren negentig had Van der Meer Alphons Diepenbrock leren kennen, een huisvriend van zijn ouders. Door Diepenbrock leerde hij het werk van de Tachtigers kennen, las hij De Nieuwe Gids en Le Mercure de France, en bewonderde hij (net als Steynen en zijn vrienden) Gorters Mei.Ga naar eind12 Tussen september 1897 en eind 1900 studeerde hij klassieke talen aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam. In deze periode voelde hij zich sterk aangetrokken tot het idealistisch socialisme van Frederik van Eeden, Ferdinand Domela Nieuwenhuis, Henriette Roland Holst en Herman Heijermans. Het waren de jaren van het roemruchte debat tussen estheten en socialisten in De Kroniek (1896), van de tweede reeks van Van Nu en Straks (1896-1901), van de opzienbarende ‘bekering’ van Gorter en Henriette Roland Holst tot het socialisme (1897), van de opgang van Heijermans, wiens drama Op hoop van zegen in 1900 in première ging, en van de bouw van de Amsterdamse Beurs door Berlage.Ga naar eind13 Samen met David Wijnkoop richtte Van der Meer een socialistische studentenvereniging op. In 1899 stuurde ook Van der Meer gedichten op naar Kloos, maar ook deze aanstormende schrijver kreeg nul op het rekest. Vanaf 1898 was Van der Meer een regelmatige medewerker van De Jonge Gids. Hij publiceerde er zijn gedichten, die de invloed van Gorters sensitivisme en socialistische heilsverwachting verraden, en enkele prozastukken met sprekende titels als ‘Menschen en beesten’ (onder het pseudoniem P. van Sloten), ‘Zwervers’, ‘Arbeid’ en ‘Strijd’. Van der Meers omvangrijkste bijdrage aan De Jonge Gids was zijn drama De groote strijd. Literair impressionisme gaat in de prozaschetsen gepaard met een uitgesproken socialistische en antiburgerlijke teneur. Eind 1900 vestigde Van der Meer zich in Brussel, waar hij in de kringen rond het socialistische ‘Maison du Peuple’ verkeerde en van waaruit hij reizen maakte naar de Borinage en Parijs. In 1902 voltooide hij zijn sterk autobio- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Pieter van der Meer de Walcheren, Amsterdam, 1925 [Archief Spaarnestad, Haarlem]
grafische kunstenaarsroman Jong leven, waarvoor hij de uitgever van De Jonge Gids, D. Buys, wist te interesseren, die het in 1903 op de markt bracht en een jaar later ook Van der Meers tweede boek, de socialistische tendensroman Van licht en duisternis in zijn fonds opnam. In deze jaren schreef Van der Meer een groot aantal novellen en schetsen die hij publiceerde in onder andere De Nieuwe Gids, Tweemaandelijksch Tijdschrift, Groot Nederland en Europa en die hij bundelde in Levens van leed, studies en schetsen (1905) en Het geheime, vreemde verhalen (1906). De verhalen getuigen, evenals die van Steynen, van een rauw realisme: de handelingen zijn gesitueerd in de onderlaag van de samenleving en eindigen nogal eens met de krankzinnigheid of zelfmoord van het hoofdpersonage. Zo stonden de zaken ervoor toen Steynen en Van der Meer in 1904 het plan opvatten een nieuw tijdschrift op te richten. Gezien de banden met De Jonge Gids en Heijermans lag het voor de hand dat Buys het maandblad zou uitgeven. De redactie werd gevoerd vanuit Steynens huurkamer in Amsterdam, terwijl Van der Meer vanuit Ukkel het blad van Vlaamse kopij zou kunnen voorzien. Gezien de geografische afstand tussen de twee redacteuren moet er veel gecorrespondeerd zijn. ‘Pieter en ik spraken elkaar in dien tijd niet zoo vaak, de aangelegenheden van de redactie gingen schriftelijk, eenige keeren per jaar kwam ik bij hen logeeren en de herinnering daaraan kan ik niet beter vergelijken dan met een frisch bad met veel zon en waarin ik, de ietwat lawaaiige en levensdronken stadsjongen, me verkwikken mocht.’Ga naar eind14 De archieven van Steynen en Van der Meer bieden slechts een beperkte blik op de verborgen geschiedenis van het tijdschrift. Veel brieven en andere | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
documenten zijn in de loop der tijd verloren gegaan. Op basis van wat wel bewaard bleef en aan de hand van gepubliceerde en niet gepubliceerde egodocumenten van de beide redacteuren kan de gang van zaken in en om de redactie tot op zekere hoogte worden nagetrokken.Ga naar eind15 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het kernbestand: Nederland en VlaanderenBij de redactievoering en in hun pogingen een bestand van medewerkers op te bouwen gingen de grootsteedse bohémien Steynen en de huisvader Van der Meer heel verschillend te werk. In zijn herinneringen schetst Steynen de rijke armoede van de artiestenkringen waarin hij rond 1905 verkeerde. Nachtelijke kroegen- en gondeltochten behoorden tot de vaste uitspanningen. Met Steynen trok ook Het Leven de aandacht van vooral jongeren met literaire ambities. ‘Veelal kwamen de auteurs hun kopij zelf brengen, bleven vaak hangen en werden soms durend vrienden. Het was op mijn huurkamer in Buurt IJ dikwijls een uiterst sympathieke bende en de bewoners van de andere kamers hadden daar ruimschoots deel aan.’ Door alle balorigheid ‘raakte ons redactiebureau in Amsterdam lichtelijk in opspraak’.Ga naar eind16 Het is niet onmogelijk dat juist die ‘opspraak’ kopij genereerde. Een groter contrast dan dat tussen het bohémienbestaan van Steynen en het gezinsleven van Van der Meer lijkt niet denkbaar. Van der Meer ‘werkte, zonde zich in hun kleine bloementuin, speelde cello, las zijn vrouw voor uit de groote dichters of maakte met haar en hun zoontje heerlijke wandeltochten naar het Zoniënbosch’.Ga naar eind17 Vanuit Ukkel benaderde Van der Meer bevriende, bekende en bewonderde auteurs. Sommigen schreef hij vergeefs aan, zoals C.S. Adama van Scheltema, die hij nog uit zijn Amsterdamse tijd kende.Ga naar eind18Voor het betrekkelijk geringe honorarium (acht gulden per vel van zestien bladzijden) behoefden gerenommeerde auteurs het niet te doen. Meer succes had Van der Meer bij Dop Bles, die wel kopij in het vooruitzicht stelde maar van wie geen teksten in Het Leven verschenen.Ga naar eind19 Van der Meer lijkt er zich eind 1904 speciaal op te hebben toegelegd Vlaamse auteurs aan Het Leven te binden en het nieuwe maandblad zo een Groot-Nederlandse uitstraling te geven. Tijdens zijn jaren in Ukkel (1903-1909) leerde hij onder anderen August Vermeylen, Stijn Streuvels en Cyriel Buysse kennen.Ga naar eind20Ga naar eind21 Ook in Ukkel zullen veel zaken mondeling zijn afgewikkeld, zodat een precieze en volledige reconstructie van Van der Meers Vlaamse netwerk niet gerealiseerd kan worden. Duidelijk is dat de Antwerpenaar Lode Baekelmans (1879-1965) in de formatie van dit netwerk een sleutelrol heeft gespeeld. In zijn autobiografische Ontmoetingen (1951) schreef Baekelmans: Op een regenachtige namiddag is hij voor me opgedoken, een jonge man met blonde vlasbaard, gehuld in een “caban” en met een slodderhoedje op het hoofd. 't Gebeurde in de oude volksbibliotheek in 1905, toen hij met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J. Steynen Het Leven redigeerde. Hij kwam me vragen mee te werken aan zijn maandblad. We hebben door de stad gekuierd, gepleisterd in “De Nederlandsche Boekhandel”, in de Hulstkamp een koffie gedronken en zitten praten. We waren beiden jong en bereid om de wereld te hervormen, sterren te gaan plukken en...nog een koffie te drinken. [...] We hadden elkaar gevonden en vriendschap gesloten, zoals men dat enkel in de jeugdjaren doen kan.Ga naar eind22 In een brief van 18 oktober 1904 trachtte Van der Meer Baekelmans over te halen mee te gaan werken aan het nieuwe tijdschrift.Ga naar eind23 Via Baekelmans hoopte Van der Meer enkele Vlaamse auteurs aan Het Leven te kunnen binden en het blad enige bekendheid over de Nederlandse grens te geven. De opname van een Vlaming in de redactie was evenwel onbespreekbaar, volgens Van der Meer als gevolg van afspraken met de uitgever.Ga naar eind24 Enkele maanden na het verzoek aan Baekelmans schreef Van der Meer ook een uitnodiging tot medewerking aan Gustaaf Vermeersch.Ga naar eind25 Uit de brieven van Van der Meer aan Baekelmans kan worden opgemaakt dat eerstgenoemde ook Jan Eelen tot medewerking aanspoorde.Ga naar eind26 Deze drie schrijvers kunnen worden beschouwd als het kernbestand van Vlaamse auteurs in Het Leven. Dat Van der Meer juist Baekelmans en Vermeersch benaderde is niet verwonderlijk. Alledrie huldigden zij verwante opvattingen over literatuur en leven. Evenals Van der Meer was Baekelmans het realisme toegedaan, blijkens de verhalen in Uit grauwe nevels (1901), waarin hij de maatschappelijke zelfkant van Antwerpen portretteerde. Baekelmans bewoog zich in de kring rond het in 1896 door Victor Resseler opgerichte tijdschrift Ontwaking, een verzamelplaats van anarchisten en bohémiens, waarin behalve van Baekelmans ook werk verscheen van Ary Delen, Emmanuel de Bom en Gustaaf Vermeersch, die zijn schrijverspen eveneens in grauwtinten doopte en in 1904 met zijn tweedelige roman De last de sombere kroon zette op het Vlaamse naturalisme. Rond de eeuwwende voegde Baekelmans zich bij de artistieke bende van ‘De Kapel’, een losse groep Antwerpse vrijzinnige bohémien-kunstenaars, aangeraakt door anarchisme en flamingantisme, die bijeenkwam in de Lantschotkapel aan de Antwerpse Falconrui. De schilders, musici en schrijvers die zich in De Kapel verzamelden, discussieerden over moderne filosofie en sociale actualiteit en verzorgden lezingen, concerten en tentoonstellingen voor zowel burgers als dokwerkers.Ga naar eind27 Tot de kern van deze groep Antwerpse titaantjes behoorden onder anderen initiatiefnemer en mecenas Frans Franck, Lodewijk Mortelmans, Jan Mandou, Richard Baseleer, Jef van Overloop, Oscar Six, Lode Baekelmans, Jan Eelen, Karel van den Oever, Ary Delen en Alfons de Ridder (de latere Willem Elsschot), terwijl Herman Teirlinck, Emile Verhaeren, Stijn Streuvels, Gustaaf Vermeersch, Hugo Verriest, Leo Simons, Ferdinand Domela Nieuwenhuis en Frederik van Eeden op uitnodiging lezingen ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zorgden. ‘Wat het vooruitstrevende literaire tijdschrift Van Nu en Straks te Brussel deed, deed De Kapel voor Antwerpen,’ schrijft Stijn Vanclooster.Ga naar eind28 Een vastomlijnd programma hadden de Kapeljongeren niet en naast radicale anarchisten waren ook katholieken als Streuvels er welkom. Wat hen bond, naast de uitgaansgelegenheden in het havenkwartier en hun rondgangen door de onderwereld met haar misère, was hun sociaal idealisme, vrijheidszin, verzet tegen de gevestigde orde en een gedeelde bewondering voor denkers en schrijvers als Stirner, Kropotkin, Bakoenin, Tolstoj, Dostojevski, Maeterlinck, Ibsen, Sâr Péladan, Multatuli, Gorter en Van Eeden. In 1900 had Baekelmans het initiatief genomen tot de oprichting van het literaire tijdschrift Alvoorder, dat slechts een jaar bestond, van oktober 1900 tot oktober 1901, en dat onder de vaste medewerkers onder anderen Ary Delen, Alfons de Ridder (Willem Elsschot), Karel van den Oever, Jan Eelen, Victor de Meyere, Herman Teirlinck, Willem Gijssels, Fernand Toussaint en Karel van de Woestijne telde. Uit de index op Het Leven blijkt dat de Vlamingen Baekelmans, Vermeersch en Eelen in de eerste zes afleveringen present waren. Daarmee representeerde Het Leven vooral de Antwerpse literaire kringen en veel minder de Brusselse circuits rond Van Nu en Straks. Volstrekt gescheiden waren beide circuits overigens niet: de Antwerpenaren Baekelmans, Eelen, Vermeersch, Delen en Van Overloop publiceerden bijvoorbeeld ook in het bij Van Dishoeck tussen 1903 en 1907 uitgegeven tijdschrift Vlaanderen, dat een verzamelplaats was van medewerkers aan het voormalige Van Nu en Straks en om die reden wel wordt aangeduid als de ‘derde reeks’ van dit tijdschrift.Ga naar eind29 Anders dan de kernfiguren uit Van Nu en Straks (onder wie Vermeylen, Van Langendonck, Buysse, Streuvels en Van de Woestijne) publiceerden de Vlamingen uit Het Leven nauwelijks in andere Nederlandse tijdschriften. Baekelmans droeg incidenteel bij aan Den Gulden Winckel, Eelen en Vermeersch aan het Vlaams-Nederlandse tijdschrift De Vrije Tribune: maandschrift gewijd aan literatuur, kunst en wetenschap (1903-1907), waaraan naast Antwerpenaren ook Dirk Coster meewerkte en dat vanaf 1905 verscheen bij de Rotterdamse uitgever Meindert Bogaerdt, die in 1907 ook De Maand op de markt zou brengen.Ga naar eind30 Het Leven heeft zo een bescheiden maar interessante rol gespeeld in de literaire transmissie van Vlaamse auteurs naar Nederland. ‘Ziehier Noord en Zuid vereenigd,’ riep een anonieme recensent van Groot-Nederland in een summiere maar lovende bespreking van het maandblad.Ga naar eind31 Evenals Groot-Nederland was Het Leven een anthologisch tijdschrift (de recensent prees het als ‘kordaat en eenvoudig’, zonder valse pretenties) waarin Vlaamse en Nederlandse auteurs een plaats kregen, al had Het Leven, anders dan het Letterkundig maandschrift voor den Nederlandschen stam (zoals de ondertitel van Groot-Nederland luidde), geen Vlaming in de redactie.Ga naar eind32 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Poëticale uitgangspunten: realisme, idealisme, woordkunst en hartstochtBlijkens de ondertitel Maandschrift voor literatuur, wetenschap en kunst modelleerden Steynen en Van der Meer Het Leven naar het algemeen-culturele tijdschrift, zoals zich dat vanaf de late achttiende eeuw ontwikkelde: tijdschriften voor een niet vakspecialistisch publiek met een gemengde inhoud van opiniërende, informerende en verstrooiende bijdragen, en met de ambitie de cultuur in brede zin te presenteren.Ga naar eind33 Van de drie in de ondertitel van Het Leven genoemde domeinen was de wetenschap het minst en de literatuur (zowel creatief als kritisch) het meest prominent vertegenwoordigd. Van der Meers oude studievriend David Wijnkoop jr. schreef enkele korte politieke beschouwingen (onder andere over de politieke situatie in het tsaristische Rusland) en Paul Hermant leverde een essay over de morele aspecten van de evolutietheorie, maar daar bleef het voor wat betreft de ‘wetenschap’ bij. Schilderkunst en muziek werden besproken door Van der Meer, Albert Plasschaert en Karel (Charles) van den Borren. De poëzie in Het Leven is van tamelijk traditionele snit. De erfenis van Tachtig is er omgebogen in de richting van een poëtica waarin natuurlijkheid en eenvoud de boventoon voeren, getuige de verzen van Nico van Suchtelen, Bernard van Loen, Jan Eelen en S. Bonn. Het Leven is een van de tijdschriften uit deze jaren waarin afstand wordt genomen van Tachtig zonder dat daar een uitgesproken nieuw programma voor in de plaats werd gesteld. Opvallend is de presentie van twee Duitse dichters, Benno Geiger en Erwin Alexander, die garant staan voor romantische lyriek, en Emile Verhaeren die een Franstalig gedicht bijdroeg. De aandacht voor poëzie is echter gering vergeleken bij die voor het eigentijdse proza. Vermoedelijk om een zo breed mogelijk publiek te interesseren legde de redactie van Het Leven zich niet vast op een welomschreven literair of levensbeschouwelijk programma. Daarmee onderscheidde Het Leven zich van de zuilgebonden periodieken die het Nederlandse tijdschriftenbestel rond 1905 kleurden en die literatuur, kunst en wetenschap nadrukkelijk op een confessionele of anderszins levensbeschouwelijke leest wilden schoeien (De Katholiek, De Katholieke Gids, Van Onzen Tijd, Ons Tijdschrift). Evenmin was het tijdschrift het medium van een min of meer samenhangende en programmatisch uitgesproken kerngroep, zoals de periodieken in de nabloei van Tachtig (De Nieuwe Gids, De XXe Eeuw, De Beweging, Tweemaandelijksch Tijdschrift, De Kroniek). In de afleveringen van Het Leven zoekt men vergeefs naar redactionele standpuntbepalingen en ook in de brieven van de redacteuren aan potentiële medewerkers wordt over de koers van het maandblad enkel in zeer algemene bewoordingen geschreven. In de titel van het tijdschrift ligt evenwel een opvatting besloten over de aard van het blad. Het lijkt mij aannemelijk dat de titel Het Leven duidt op de intentie kunst en werkelijkheid te laten versmelten en aldus beschouwd kan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Pieter van der Meer de Walcheren op de kermis van de Zuidlaan te Brussel, zomer 1901 [Uit: Pieter van der Meer en Vlaanderen. Lannoo, Tielt [1950], p.52]
Job Steynen [Letterkundig Museum]
worden als uiting van verzet tegen het estheticisme van Tachtig. In hun verdediging van het literaire realisme betoogden Steynen en Van der Meer dat het moderne proza moest getuigen van het echte leven, zonder de ogen te sluiten voor de zelfkant van de eigentijdse sociale werkelijkheid: meer straatrumoer dus. Niet toevallig noemt Steynen de namen van Heijermans en Zola wanneer hij zijn literaire Bildung en die van zijn vrienden schetst.Ga naar eind34 Dat Steynen daarnaast ook Tolstoj en Dostojevski noemt is een eerste aanwijzing dat het realisme gepaard ging met sociaal engagement en psychologische diepgang. De literaire recensies in Het Leven ondersteunen deze interpretatie. Al te overdadige woordkunst versluiert de kracht van het proza maar smart zonder schoonheid levert geen kunst op, zo kan het standpunt van de voornaamste critici worden samengevat.Ga naar eind35 Zij verachten de burgerlijk-stumperige ‘heertjes der kunstgenootschappen’ en kijken over de landsgrenzen heen: het Nederlandse proza kan verdiept worden wanneer schrijvers notie nemen van Scandinavische auteurs als Knut Hamsun en Selma Lagerlöf of van de Vlaming Lode Baekelmans, die in De doolaar en de weidsche stad de blik verlegt van het in de Vlaamse literatuur zo geliefde landleven naar ‘het arme-menschenleven der steden, dat voor de meesten onzer een gesloten boek is’.Ga naar eind36 De opvattingen over het proza worden het scherpst verwoord in een tweetal besprekingen van Vlaamse literatuur. In de vijfde aflevering taxeert | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Baekelmans de stand van het Vlaamse proza.Ga naar eind37 Zijn optimistisch getoonzette recensie - er is sprake van een rijke najaarsoogst - is vrijwel geheel gewijd aan het werk van de Antwerpse bentgenoten dat in 1904 bij Nederlandse uitgevers was verschenen. Jan Eelen (Lentelinde, Brusse) plaatst volgens Baekelmans zijn nieuwe geluid tegenover ‘den zwaren bombast der vleet poeeten, die ons zonder verpoozing hunne arme zielstemmingen aanbieden’; de poëzie van Victor de Meijere (Het dorp, Van Romburgh) is ‘mannelijk’, zijn weemoed nooit sentimenteel. Gustaaf Vermeersch (De last, Van Dishoeck) veroordeelt in zijn roman de burgerlijke bekrompenheid en ‘lamme schijnheiligheid’ en toont zijn ‘innig medelijden’ met de verdrukten uit het volk; Herman Teirlinck ('t Bedrijf van den Kwade, Van Dishoeck) is nog een grote belofte, terwijl August Vermeylen (Verzamelde opstellen, Van Dishoeck) tenslotte ook de jongste generatie de weg wijst naar herleving van een Vlaanderen dat zal breken met ‘de vies-burgerlijke middelmatigheid’. De dichters lijken in Baekelmans’ optiek te breken met de erfenis van de Tachtigerlyriek, terwijl de prozaïsten het literaire realisme verbinden met een nobel maatschappelijk doel. Dat het realisme meer moet zijn dan zuiver registrerend, benadrukt Pieter van der Meer in zijn grote bespreking van de verhalenbundel Open lucht van Stijn Streuvels.Ga naar eind38 Bij alle waardering voor Streuvels spijt het Van der Meer dat diens personages lege hulzen blijven, zonder wil of passie en speelballen zijn van het noodlot. ‘Hem ontbreekt het diep doordringen in het wonder, dat de mensch is, het diepe tasten met wankele, stamelende woorden naar het raadselachtige, het onverklaarbaar-geheimzinnige dat daar achter het gewone dagelijksche masker donkert’. De bespreking loopt uit op een kritiek van het Nederlandse proza en op een literaire belijdenis die de stilistische sporen draagt van Van Deyssels beroemde Over literatuur (de heer F. Netscher) uit 1886: Ik wil boeken van de zoekende menschen, ik wil boeken van gepijnigden, van innerlijk gemartelden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik wil oogen zien als gloeiende kolen, oogen als van visschen, stille oogen die diepten hebben als de stille Oceaan; oogen wil ik zien van aanbidding, van geluk, denk-oogen; ik wil ook kalme oogen, maar vol van een vervochten vrede een vrede als van een Buddha, een Christus, een Spinoza, waar een stilte is van werelden. Aan de Nederlandse prozaschrijvers stelt Van der Meer dan Tolstoj, Dostojevski, Laforgue, Verhaeren, Ibsen, Vermeylen (De wandelende Jood) en Bloy (La femme pauvre, Le Désespéré) ten voorbeeld. In het licht van Van der Meers latere rol als aanvuurder van de katholieke jongeren in de jaren twintig is deze recensie interessant. In 1911 zou hij zich bekeren onder invloed van Bloy. In juni 1924 schrijft Van der Meer een brief aan Gerard Bruning met het verzoek zijn zojuist verschenen essaybundel Branding - waarin hij enkele opstellen uit De Nieuwe Eeuw had verzameld - te bespreken voor het mede door hemzelf geredigeerde katholieke weekblad Opgang.Ga naar eind40 Een brieflater schrijft Van der Meer: ‘Als je mijn “Branding” bespreekt, dan stuur ik je als curiosum een artikeltje van me, van bijna 20 jaar geleden, over de Holl. Literatuur, waarmee je zou kunnen aantonen hoe weinig mijn meening over onze letteren veranderd is, sedert 1905!! Behalve dat ik toèn niet het vaste inzicht van het katholicisme bezat’.Ga naar eind41 Van der Meer werd op zijn wenken bediend: Brunings bespreking opende met een citaat uit de Streuvelsrecensie aan de hand waarvan hij ‘aantoonde’ dat Van der Meers actuele bestrijding van ‘de Cornelis-Paradijselijke rijmkunst der priester-dichters’ zijn wortels had in de jaren van Het LevenGa naar eind42 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Vrije Tribune, juli 1906. In deze aflevering verscheen het slot van Pieter van der Meers ‘De schamele’. [Letterkundig Museum]
Bij nadere beschouwing van de spaarzame poëticale uitspraken en van het creatieve proza in Het Leven stuiten we op de grote paradox van het laatnegentiende- en vroegtwintigsteeeuwse realisme-naturalisme: terwijl de auteurs streven naar een zo getrouw mogelijke weergave van de eigentijdse sociale werkelijkheid, getuigen hun teksten van nadrukkelijk literair doordachte vormgevingsprincipes (met als meest extreme experiment de naar lyriek neigende écriture artiste) en van een esthetische fascinatie voor het lelijke en het exotische van de vierde stand. Anbeek wijst deze paradox aan in Heijermans' roman Diamantstad (1904), waar esthetiserende woordkunst is aangewend om de sociale misère in de Amsterdamse jodenbuurt uit te beelden, waardoor de intentie van de auteur - het opwekken van medelijden en verontwaardiging bij de lezer - wordt ondermijnd.Ga naar eind43 Evenals Heijermans waren ook Steynen en Van der Meer niet uit de vierde stand afkomstig (wel bezochten zij de arbeidersbuurten tijdens excursies naar de haven van Rotterdam en de mijnen in de Borinage) en evenals hij verzetten beiden zich tegen de maatschappelijke laag waaruit zij zelf voortkwamen: de bourgeoisie. Aan humanitaire overwegingen zal het vooral Van der Meer - aangeraakt door het socialisme - niet ontbroken hebben, maar ook de verhalen van zijn hand in Het Leven getuigen van een zekere mate van esthetisering. Woordkunst en mededogen sloten elkaar blijkbaar niet uit. Een van de interessante aspecten van Het Leven is dat dit tijdschrift een staalkaart biedt van het proza rond 1905. De verschillende vormen van het realisme zijn erin vertegenwoordigd: van zuiver registrerende, soms bijtend realistische schetsen over maatschappelijke misstanden en mentale temperamenten tot sociale tendensverhalen en woordkunstig gestileerd proza.Ga naar eind44 Het rauwe realisme wordt in Het Leven vooral vertegenwoordigd door Gustaaf Vermeersch, in wiens verhaal ‘Witte donderdag’, evenals in zijn grote roman De last, het maatschappelijk determinisme en de thematische concentratie op seksuele obsessies van lieden die aan de zelfkant van de maatschappij belanden, overheerst. Hoezeer Vermeersch en Baekelmans ook schatplichtig waren aan het Franse realisme, de Flaubertiaanse impassibilité verruilden zij voor een verteltrant waaruit mededogen met de verdrukten blijkt. Een uitgesproken sociale tendens komt duidelijk aan de oppervlakte in verhalen van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Baekelmans, Steynen en vooral van Van der Meer. In al hun verhalen kunnen daarnaast sporen van literair impressionisme worden aangewezen. Illustratief is de volgende alinea uit de schets ‘Nachtstad’ van Steynen, waarmee het eerste nummer van Het Leven opende: Omdropen van duisternis, verdoezeld in den roetzwarten regen van donkerte, druilen de straten, de pleinen, de grachten, loomig omstaard door de slapende gevels, duizenden en duizenden en weer duizenden, eindeloos saamgerijd; 'n wrokkig-toornende opstand-naar-den-hemel van torens en daken, 'n grimmelende op-worsteling van steenen en balken, van nokken en schoorsteenen, 'n stom-mokkend gezwoeg van stug-opeengedrongen steenen rompen, 'n armee, 'n vloot, 'n volk van drommende huizen, menschenhuizen. [...] Krimpend in het vale lantarengeflakker leven de sloppen, stallen krotten aan krotten hun goor-uitgeslagen muren uit als huiden van melaatschen.Ga naar eind45 Hier wordt het nachtleven in een fabrieksstad geschilderd met woorden; van enig handelingsverloop is geen sprake. Het is opmerkelijk dat terwijl de poëzie in Het Leven door Tachtig heen teruggrijpt op de negentiende-eeuwse conventie van eenvoud en natuurlijkheid, het proza nadrukkelijk schatplichtig is aan dat van Lodewijk van Deyssel (de prozagedichten), Ary Prins (Een koning), Louis Couperus (Psyche) en de Herman Heijermans van Diamantstad. Het proza in Het Leven vormt duidelijk een uitloop van vernieuwingstendenzen die in de jaren tachtig en negentig van de negentiende eeuw waren ingezet. Volgens Van der Meer in zijn eerder aangehaalde Streuvelsrecensie moeten verhalen en romans voor alles ‘doorvoeld’ zijn. Sensitivistisch proza in een meer strikte zin leverde L.H.A. Drabbe met ‘Klodders’, een reeks van acht zeer korte, lyrisch gekleurde prozaschetsen die verspreid over twee afleveringen van het tijdschrift verschenen. De ‘Klodders’ staan in de traditie van het poème en prose dat in Nederland door schrijvers als Frans Erens en Van Deyssel was geïntroduceerd.Ga naar eind46 Zo opent de schets ‘Zondagswee’ met de volgende zinnen: De kale treur-gebogen boomen langs 't vlak-onbewogen water, de suffe, kniezende takken met de dauwtranen, de wazig-violette nevelsluier, zwevende over 't grauwe grachtvlak, en daarboven de vaalgrijze, geluidlooze lucht, natterig lekkend. Aan de kanten kleffen de logge huizen, gevel aan gevel zich rijend, in de mat-sombere vervelingsstemming der netjes verzorgde ramen, de ramen met de fijne kantvitrages, blommetjesmanden en horretjes van gebrand glas [...].Ga naar eind47 Maatschappelijke betrokkenheid, naturalistische vertellingen, sensitivistische prozaschetsen, romantische lyriek in drie talen, taxerende en betogende recen- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sies van proza, poëzie, muziek en schilderkunst: Het Leven biedt een staalkaart van de Nederlandstalige literatuur, kunst en kritiek anno 1905. Daarom verdient ook dit tijdschrift een plaats in de literatuurgeschiedenis. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ontvangst en nalevenEen grote opgang heeft Het Leven niet gemaakt. Met uitzondering van Groot-Nederland lieten de recenserende maandbladen het tijdschrift links liggen. Zelfs de periodieken die een afzonderlijke rubriek bevatten waarin de laatst verschenen nummers van andere tijdschriften werden besproken, zoals De Hollandsche Revue, Lectuur, Den Gulden Winckel, De Katholieke Gids en Noord en Zuid, namen van Het Leven geen notie. Uit dat laatste kan worden opgemaakt dat het blad zich buiten het web van contemporaine naar elkaar verwijzende tijdschriften bevond. Het enige tijdschrift waarin Het Leven werd besproken was Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift, waar de zojuist aangestelde redacteur Herman Robbers de staf brak over het maandblad van Steynen en Van der Meer.Ga naar eind48 Het eerste nummer bood volgens Robbers weinig oorspronkelijks en veel vulgariteit (Drabbes ‘ordinaire geklodder’): de schrijvers waren te laat geboren voor het naturalisme. Na elf afleveringen ging Het Leven roemloos ten onder. Maar dat weerhield Steynen en Van der Meer er niet van zich twee jaar later opnieuw in het tijdschriftenavontuur te storten. Steynen had zich inmiddels in Ukkel gevestigd. Buys had afgedaan, maar het tweetal had al een nieuwe uitgever op het oog: Meindert Bogaerdt uit Rotterdam. Zij inviteerden deze schrijvende uitgever, die bekend was met de Antwerpse kringen rond Baekelmans, betrokken de kunstcriticus Albert Plasschaert bij hun plannen en wisten Bogaerdt zover te krijgen een nieuw tijdschrift op de markt te brengen: De Maand. De onderneming getuigde van meer idealisme dan realiteitszin, zo schrijft Steynen in zijn memoires: ‘Wij wilden een reactie scheppen tegen het overheersend realisme, we wilden een soort nieuwe romantiek, en waren door dat denkbeeld als bezeten’.Ga naar eind49 Deze poëticale wending tekent zich het duidelijkst af in Van der Meers recensie van de roman De wandelende Jood van August Vermeylen: literaire kunst moet gedragen worden door ‘gedachte en schoonheid’ en juist daar ontbreekt het de Nederlandse prozaliteratuur aan volgens Van der Meer: ‘Waar voel ik de ontzetting van den geest, het raadsel der ziel, het onoplosbaar geheim van leven en dood, van heelal en oneindigheid? Waar vind ik “gedachte”? - Bij de Hollandsche prozaschrijvers, nergens’.Ga naar eind50 Hoewel ook De Maand nauwelijks kritische respons uitlokte, werd de wending ‘van waarneming tot visie’Ga naar eind51 gesignaleerd en gewaardeerd door het protestants-christelijke maandblad Ons Tijdschrift, waar een zekere G.S. Van der Meers bundel Het geheime en zijdelings De Maand waardeerde als tekenen van verinnerlijking en ‘psycho-realisme’: ‘voor ons, voor wie dit uiterlijk leven niet alles-en-al is, maar die de supérioriteit van het geestelijke bóven het materieele erkennen, voor ons | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heeft het zoeken naar het geestesbewegen in het oppervlakkigen schijn der dingen, niet de bekoring van het nieuwe, maar van het ware’.Ga naar eind52 Na acht nummers vond Bogaerdt het mooi geweest. Abonnees had De Maand nauwelijks en als kweekvijver voor nieuwe fondsauteurs fungeerde het tijdschrift - dat vrijwel geheel gevuld werd met bijdragen van de drie redacteuren - ook niet.Ga naar eind53 Hun eigen kopij moesten Steynen en Van der Meer maar elders zien onder te brengen. Hoofdstukken van de roman De jacht naar geluk, die Van der Meer wilde voorpubliceren in De Maand, bood hij De Nieuwe Gids ter publicatie aan.Ga naar eind54 Zo gebeurde het dat Van der Meer en Steynen met een grote boog - over twee eigen tijdschriften heen - belandden bij het tijdschrift van Kloos, die ze altijd erg bewonderd hadden.Ga naar eind55
Pieter van der Meer de Walcheren, Parijs, circa 1931 [Letterkundig Museum]
De redacteurs gingen verder hun eigen weg. Job Steynen bleef werkzaam in de journalistiek, publiceerde nog enige romans en verhalenbundels, richtte nog menig mislukt tijdschrift op (De Samenleving in 1908 met Frits Fischer en Walter van Diedenhoven, Het Midden in 1913 met Piet Tideman, Het Bloemendaalsch Weekblad in 1916 met opnieuw Tideman), was in 1915 nauw betrokken bij de oprichting van een krant voor Vlaamse vluchtelingen in Nederland (De Vlaamsche Stem met onder anderen René de Clercq en André de Ridder), terwijl hij de kost probeerde te verdienen als vertaler van feuilletons en als journalist voor diverse kranten en weekbladen. Pieter van der Meer voegde ‘de Walcheren’ toe aan zijn schrijversnaam, bekeerde zich in 1911 tot het katholicisme, werkte mee aan verschillende Franse, Vlaamse en Nederlandse tijdschriften en ontpopte zich in de jaren twintig als de onvermoeibare inspirator van katholieke jongeren als Gerard en Henri Bruning, Gerard Knuvelder, Jan Engelman, Albert Kuyle en Anton van Duinkerken. Als schrijvers van literair proza hadden zowel Steynen als Van der Meer hun tijd gehad. Toen Steynen in 1926 vijftig jaar werd, eerden zijn vrienden en familie hem met een Liber Amicorum. Pieter van der Meer de Walcheren bedacht zijn oude vriend met een brief waarin hij herinneringen ophaalde aan hun beider debuut ‘als jong-levende proletariërs [...] in de achterbuurten van de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijdrage door Pieter van der Meer de Walcheren aan het album bij de vijftigste verjaardag van job Steynen, 1926 [Letterkundig Museum]
Nederlandsche letterkunde’.Ga naar eind57Ga naar eind56 Toen Steynens literaire ster zodanig verbleekt was dat hij nog maar met moeite zijn werk geplaatst kreeg, stak Van der Meer hem een hart onder de riem. Wellicht wilden Roeping, De Linie of Dietsche Warande iets plaatsen? ‘Zouden we samen soms weer een tijdschrift moeten stichten?! Nièt voor de “jongeren”, maar nu voor de “ouderen”?! Het zou waarachtig nog succes hebben, wed ik!’Ga naar eind58 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik dank Arno Kuipers voor zijn zorgvuldige lezing van een eerste versie van dit artikel en Jan de Ridder voor zijn toestemming gebruik te maken van enkele brieven uit het archief van Pieter van der Meer de Walcheren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BijlageToelichtingHieronder volgen de chronologische indices op Het Leven en De Maand. Deze zijn opgesteld aan de hand van het exemplaar van Het Leven dat zich bevindt in de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag onder signatuur 593 F 10 en het exemplaar van De Maand uit de collectie van de universiteitsbibliotheek van de Universiteit van Amsterdam onder signatuur UBM: Z 4243. Het enige andere exemplaar van Het Leven in een openbare collectie bevindt zich in de universiteitsbibliotheek van de Universiteit Leiden onder signatuur 1252 B 22-23. De Maand is behalve in de collectie van de UvA enkel gecatalogiseerd bij de Koninklijke Bibliotheek onder signatuur 9222 B 19, maar het betreft hier slechts de eerste aflevering (15 januari 1907). De gegevens bij de asterisken zijn in of bij de teksten uit het tijdschrift te vinden. Ook het tekstgenre wordt vermeld: Pr = verhalend proza Pz = poëzie T = toneel Ess = essay Rec = recensie | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Index
|
Genre | Auteur | Titel | Pagina |
Aflevering 1 | |||
Pr | Steynen, J. | Nachtstad | 1 |
Pz | Suchtelen, Nico van | Verzen | 8 |
Pr | Meer, Pieter van der | Ondergang. Een studie | 11 |
Pr | Baekelmans, Lode | De kaaizot | 19 |
Pr | Drabbe, L.H.A. | Klodders | 31 |
I.Ruysdaelkade | |||
II.Beethovenfeest | |||
III.Zwijmelkrocht | |||
Rec | Tersteeg, J.Ga naar voetnoot1 | LiteratuurGa naar voetnoot* | 35 |
Ess | Plasschaert, Alb. | SchilderkunstGa naar voetnoot** | 41 |
Ess | Borren, Karel van den | MuziekGa naar voetnoot*** | 44 |
Aflevering 2 | |||
Pr | Meer, P. van der | Ondergang. Een studieGa naar voetnoot* | 53 |
Pz | Eelen, Jan | Liedeken | '73 |
Pr | Steynen, J. | Plein bij regen | 74 |
Pr | Goudsmit, S. | Een liefde. RomanGa naar voetnoot** | 78 |
Ess | P.v.d.M. | SchilderkunstGa naar voetnoot*** | 89 |
Ess | Wijnkoop Jr., D.J. | Politiek en leven | 92 |
Rec | Tersteeg, J. | BoekenlijstGa naar voetnoot**** | 98 |
Aflevering 3 | |||
Pr | Steynen, J. | Gracht bij avond | 101 |
Pr | Apol, Jan | De aankomst te | 104 |
VenetiëGa naar voetnoot* | |||
Pr | Goudsmit, S. | Een liefde | 114 |
Rec | Campen, M.H. van | LiteratuurGa naar voetnoot** | 130 |
Ess | P.v.d.M. | SchilderkunstGa naar voetnoot*** | 141 |
Rec | Overloop, J. van | BoekenlijstGa naar voetnoot**** | 146 |
Aflevering 4 | |||
Pr | Meer, Pieter van der | Levenswil | 149 |
Pz | Krebe Ben HeikGa naar voetnoot2 | De zeeGa naar voetnoot* | 157 |
Pr | Booven, Henri van | Bij vreemde Menschen | 159 |
III. Op school | |||
(fragment) | |||
Pr | Goudsmit, S. | Een liefde. Roman | 171 |
Ess | Wolff, S. de | Historische Mozaïeken | 179 |
I. Stemmen uit het graf | |||
Ess | Wijnkoop Jr., D.J. | Politiek en leven | 187 |
III. De Russische revolutieGa naar voetnoot** |
Aflevering 5 | |||
Pz | Verhaeren, Emile | Les avares | 197 |
Pr | Steynen, J. | Het hippodroom | 199 |
Pr | Meer, Pieter van der | Levenswil | 208 |
Pr | Vermeersch, Gustaaf | Witte donderdag | 219 |
Rec | Baekelmans, Lode | Een Vlaamsch najaarGa naar voetnoot* | 230 |
Ess | P.v.d.M. | Constantin Meunier, | 243 |
1831-1905Ga naar voetnoot** |
Aflevering 6 | |||
Pr | Vermeersch, Gustaaf | Witte donderdag | 245 |
Pz | Loen, Bernard van | SonnettenGa naar voetnoot* | 263 |
Pr | Meer, Pieter van der | Levenswil | 265 |
Pr | Goudsmit, Samuel | Een liefde | 186 |
Rec | Tersteeg, J. | LiteratuurGa naar voetnoot** | 288 |
Eerste jaargang, tweede deel: 1905
Redactie: P. van der Meer en J. Steynen
Uitgever: D. Buys Dz., Amsterdam
Aflevering 7 | |||
T | Schoef, Ties | Dramatische schets | 297 |
In één bedrijfGa naar voetnoot* | |||
Pr | Pattist, Joh. M. | Wilde nacht | 333 |
Pz | Bonn, jr., S. | Gedichten: | 337 |
Jubel | |||
Zonder durf | |||
Pr | Steynen, J. | De katten | 339 |
Rec. | Plasschaert, Alb. | BoekbesprekingGa naar voetnoot** | 343 |
Ess | Hermant, Paul | La théorie de l'évolution | 345 |
dans ses rapports avec la morale |
Aflevering 8 | |||
Pr | Meer, Pieter van der | De daad | 360 |
Pz | Loen, Bernard van | SonnettenGa naar voetnoot* | 364 |
Pr | Booven, Henri van | Salida de Toros. | 366 |
Korte studie | |||
Pr | Drabbe, L.H.A. | Klodders | 370 |
V. Zondagswee | |||
VI. City | |||
VII. Fatsoenlijk | |||
VIII. Het saluut | |||
Pr | Gogh-Kaulbacht, Anna van | Badgasten | 374 |
Rec | Tersteeg, J. | BoekbesprekingGa naar voetnoot** | 381 |
Ess | Cammaerts, Emile | Desdémonde. Essai | 385 |
sur la conception de l'amour chrétien |
Aflevering 9 | |||
Pr | Steynen, J. | Het station | 404 |
Pz | Loen, Bernard van | SonnettenGa naar voetnoot* | 411 |
Pr | Meer, Pieter van der | Waanzin | 413 |
Pz | Vos, Benno H. | Meeuwen | 417 |
Pr | Vos, Benno H. | Het laatste sacrament. | 418 |
Kinderverhaaltjes voor | |||
groote menschen. (III).Ga naar voetnoot** | |||
Ess | Cammaerts, Emile | Desdémonde. Essai | 429 |
sur la conception de l'amour chrétien IIGa naar voetnoot*** |
Aflevering 10 | |||
Pr | Meer, Pieter van der | Twijfel | 458 |
Pr | Steynen, J. | Kleine vertellingen. | 463 |
Eva | |||
De kluizenaar | |||
De vlieg | |||
Het duistere | |||
Rec | Meer, Pieter van der | LiteratuurGa naar voetnoot* | 473 |
Rec | Plasschaert, Alb. | SchilderkunstGa naar voetnoot** | 481 |
Pz | Geiger, Benno | DichtungenGa naar voetnoot*** | 485 |
Der Meister | |||
Die Juenger | |||
Der Nachen | |||
Die Toene | |||
Der Schwache | |||
Die Saerge | |||
Pr | Péron, A. | Hoofsche minnaar | 491 |
Pr | Steynen, J. | Kleine vertellingen | 497 |
Het lot | |||
De plek en de man | |||
Pr | Meer, Pieter van der | SisiphosGa naar voetnoot**** | 504 |
Pr | A.....S | BrusselGa naar voetnoot***** | 511 |
Aflevering 11 | |||
Pr | Meer, Pieter van der | De ontmoetingGa naar voetnoot* | 516 |
Pz | Alexander, Erwin | Gedichte | 529 |
Der Mönch | |||
Am Fenster | |||
Das Ende | |||
Gedanken | |||
Tod in Rogen | |||
Sommer | |||
Pr | Meer, Pieter van der | EenzaamheidGa naar voetnoot** | 535 |
Pr | Steynen, J. | Columbus | 547 |
Pz | Kuiper, B.Ga naar voetnoot3 | Gisteren heeft het | 558 |
geregend.... | |||
Ess | Aliis, Fritz | Allgemeine staatliche | 563 |
Zwangerzichung |
Index
De Maand
Eerste jaargang: 1907
Redactie: P. van der Meer, Alb. Plasschaert en J. Steynen
Uitgever: Meindert Bogaerdt Jun., Rotterdam
Redactieadres: Nieuwe Haven 54, Rotterdam
Prijs per jaargang: f 6,-. Prijs per los nummer: 75 cent
Genre | Auteur | Titel | Pagina |
Aflevering 1 | [15 januari 1907] | ||
Pr | Meer, Pieter van der | Het bezoekGa naar voetnoot* | 1 |
Pz | Plasschaert, Alb. | VerzenGa naar voetnoot** | 17 |
Vlaggelied | |||
Grieksche avond | |||
Pan | |||
Oogenblik | |||
Hymne | |||
Purper | |||
Sevilla | |||
Uit ‘Dagen’ | |||
Een eenzame | |||
Geluk | |||
Driemaal uit ‘Dagen’ | |||
Beschrijving | |||
Pr | Steynen | De vagebond | 35 |
I. De doode | |||
Rec | Meer, Pieter van der | LiteratuurGa naar voetnoot*** | 50 |
Aflevering 2 [15 februari 1907] | |||
Pr | J. Steynen | De vagebond | 57 |
II. De kinderen | |||
Pr | [Anoniem] | Hoofsche minnaar | 75 |
(Een dagboek van gevoelend) | |||
Pz | Plasschaert | Verzen | 78 |
a [‘Uw gansche leven’] | |||
b [‘Ik zal u zeggen’] | |||
c [‘Uw volle hals steeg’] | |||
d [‘Een roder avend’] | |||
e [‘Een verre tocht’] | |||
f [‘Begeerten gingen’] | |||
Venus | |||
Wolk (,uit ‘Dagen’) | |||
Herinnering | |||
Versje | |||
Rec | P. van der Meer | BoekbesprekingGa naar voetnoot* | 89 |
Aflevering 3 [15 maart 1907] | |||
Pz | Plasschaert | Verzen | 97 |
Phoibos | |||
‘Den schipper’ | |||
Aan d'Eudia, het schip | |||
Brief | |||
Bal masqué, aan D.v.A. | |||
Toekomst, aan ... | |||
Bekentenis | |||
Herinnering | |||
Sarkophagen | |||
Stralen | |||
In misten, aan C | |||
Thalassa | |||
Pr | Steynen | De vagebond | 113 |
III. Reinier | |||
Pr | Pieter van der Meer | Het geluk | 129 |
Aflevering 4 [15 april 1907] | |||
Pr | Pieter van der Meer | Het geluk | 145 |
Pz | Plasschaert | Verzen | 162 |
Afstand | |||
Uit ‘Dagen’ | |||
Als andren | |||
Fantazie | |||
Eenvoud | |||
GeraniumGa naar voetnoot* | |||
1902 | |||
Pr | Steynen | De vagebond | 170 |
IV. De nalatenschap | |||
Rec | Alb. Plasschaert | Kritieken | 189 |
I. InleidingGa naar voetnoot4 | |||
Ess | Steynen/Van der Meer | Aanteekening | 191 |
1.Ga naar voetnoot5 | |||
2.Ga naar voetnoot6 |
Aflevering 5 [15 mei 1907] | |||
Pz | Plasschaert | Verzen... | 193 |
Zeven... | |||
II | |||
III | |||
IV, Eroos, den Herder | |||
Gezonden witte rozenGa naar voetnoot* | |||
‘Alterneerend’ | |||
Pr | Plasschaert | Proza | 199 |
1902-‘Zeer zachte vleugelen’ | |||
1902-‘Alterneerend’ | |||
Pr | J.Steynen | De vagebond | 204 |
Pr | Peter van der Meer | Het geluk III | 217 |
Rec | Alb. Plaaschaert | KrietenGa naar voetnoot** | 230 |
Aflevering 6 [15 juni 1907] | |||
Pr | J. Steynen | De vagebond | 241 |
(Voortzetting en einde) | |||
V. Op den weg | |||
Pr | Pieter van der Meer | Het gelukGa naar voetnoot* | 254 |
(Voortzetting en einde) | |||
Pr | J. Steynen | Barokke vertelsels | 268 |
I. School der ouders | |||
Ess | Stellwagen jr. | Tooneel | 285 |
Een aanteekening over | |||
het toneeldécor |
Aflevering 7-8 [15 juli 1907,15 augustus 1907] | |||
Pr | J. Steynen | Barokke vertelsels | 289 |
I.School der ouders | |||
(Voortzetting en einde) | |||
II. Aert Michielsen en de rijke stedelingen | |||
Rec | P. van der Meer | BoekbesprekingGa naar voetnoot* | 320 |
Pr | J. Steynen | Fragment (van den | 328 |
roman ‘Goed en Kwaad’) |
Aflevering 9 [15 september 1907] | |||
T | Emile Cammaerts | Tristan | 345 |
Acte III, scène 3Ga naar voetnoot7 | |||
Pz | Alb. Plasschaert | Verzen | 358 |
Ter na-gedachtenis | |||
Dagen (1906) | |||
Rotterdam. Een opdracht | |||
Pr | Alb. Plasschaert | Studies (1900). ‘Bar’ | 362 |
Pr | Pieter van der Meer | Fragment. | 365 |
Derde hoofdstukGa naar voetnoot* |
Ingeplakt is de volgende kaart van de uitgever aan de lezers van De maand:
‘L.S.
Waar dit maandblad de richting der redactie vertegenwoordigde en deze door omstandigheden niet meer in staat is de noodige krachten aan dit tijdschrift te wijden, acht de uitgever zich verplicht de uitgave van De Maand met dit nummer te staken.
De uitgever.’
In de kaft van de tijdschriftafleveringen wordt geadverteerd door:
- Uitgeverij Meindert Bogaerdt (alle afleveringen) |
- Uitgeverij Meulenhoff & Co, Amsterdam (aflevering 7-8) |
- Uitgeverij L.J. Veen, Amsterdam (aflevering 7-8 en 9) |
- Uitgeverij Maas en Van Suchtelen (aflevering 7-8 en 9) |
- Uitgeverij C.A.J. van Dishoeck voor de tijdschriften Vlaanderen en Onze kunst (aflevering 7-8 en 9) |
- eind1
- Het typoscript van Steynens memoires wordt bewaard in het Letterkundig Museum. De titel luidt Uit mijn vertelsboek. Het betreft een document van 139 bladzijden die met de hand gecorrigeerd zijn. Het geheel is geleed door middel van hoofdstukken: I. In mijn geboortestadje (blz. 1-11), II. Uit mijn Amsterdamschen tijd (blz. 11-17), III. Eerste reis naar Engeland (blz. 17-24), IV. Vervolg van mijn Amsterdamschen tijd (blz. 24-30), V. Londen (blz. 30-35), VI. In en om Brussel (blz. 35-49), VII. Opnieuw in Amsterdam (blz. 49-66), VIII. In Bloemendaal (blz. 66-98). IX. In de oorlogsjaren [1914-1918] (blz. 98-137). Slechts een deel van Uit mijn vertelsboek, de herinneringen aan Haarlemmers, is in druk verschenen: Job Steynen, Mensen die ik heb gekend. Herinneringen. Haarlem, Lenie Peetoom, 1989.
- eind2
- Bibliografische gegevens over beide tijdschriften en vindplaatsen zijn opgenomen in de aan mijn artikel toegevoegde index. De erven van Steynen en van Van der Meer de Walcheren (drs. J. de Ridder) ben ik erkentelijk voor de verleende toestemming tot inzage in archiefstukken die op Het Leven en De Maand betrekking hebben, waardoor ook de ‘verborgen geschiedenis’ van de tijdschriften kan worden verteld.
- eind3
- Herman Heijermans (red.), Bibliotheek van “De Jonge Gids”. D. Buys, Amsterdam 1898. Over De Jonge Gids en over de betrekkingen tussen Heijermans en Buys, zie Hans Goedkoop, Geluk. Het leven van Herman Heijermans. De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen 1996, p. 151-169.
- eind4
- J. Steynen, Uit mijn vertelsboek, blz. 24.
- eind5
- J. Steynen, Uit mijn vertelsboek, blz. 25.
- eind6
- Zie H. Goedkoop, Geluk, p. 151-152. De Bibliografie van Nederlandstalige pornografie uit de negentiende eeuw van K. Hoogland e.a. vermeldt 47 titels die door A. van Klaveren tussen 1873 en 1899 op de markt werden gebracht. Zie www.negentiende-eeuw.nl (bibliografieën; erotiek).
- eind7
- J. Steynen, Uit mijn vertelsboek, blz. 11-12.
- eind8
- J. Steynen, ‘Wachten.’, in: De XXe Eeuw 10 (1904), nr. 11, p. 188-192 (gedagtekend ‘Januari '02’).
- eind9
- Zie over Heijermans' poëtica H. Goedkoop, Geluk, p. 167-168.
- eind10
- Wolfgang [van der Mey], ‘Zinnelijke kroniek’, in: De Nederlandsche Spectator, 23 september 1905, p. 304-305.
- eind11
- Over Pieter van der Meer de Walcheren: Jan de Ridder, Pieter van der Meer de Walcheren. Desclée de Brouwer, Brugge 1970 & Gerard Knuvelder, Pieter van der Meer de Walcheren. Het Spectrum, Utrecht 1940.
- eind12
- Pieter van der Meer de Walcheren, Menschen en God I, 1911-1929. Het Spectrum, Utrecht 1940, p. 232-241 (over de Amsterdamse jaren) & p. 358-360 (over Gorter).
- eind13
- Vergelijk M.A. Schenkeveld-Van der Dussen e.a. (red.), Nederlandse literatuur, een geschiedenis. Nijhoff, Groningen 1993, p. 557-581.
- eind14
- J. Steynen, Uit mijn vertelsboek, blz. 29.
- eind15
- J. Steynen, Uit mijn vertelsboek; Pieter van der Meer de Walcheren, Mensen en God. Het archief J. Steynen is ondergebracht bij het Letterkundig Museum te Den Haag (S.863). Het archief van Pieter van der Meer de Walcheren wordt beheerd door drs. J. de Ridder te Oosterhout en is deels aanwezig in het Letterkundig Museum.
- eind16
- J. Steynen, Uit mijn vertelsboek, blz. 26 & 29.
- eind17
- J. Steynen, Uit mijn vertelsboek, blz. 29.
- eind18
- Brief (op briefpapier van Het Leven) van P. van der Meer aan C.S. Adama van Scheltema, 7 oktober 1904 (Letterkundig Museum).
- eind19
- Brieven van P. van der Meer aan Dop Bles, 27 juni, 12 juli, 4 augustus, 2 oktober & 25 oktober 1905 (archief Pieter van der Meer de Walcheren, Oosterhout).
- eind20
- Zie Luc Daems, ‘“Les Mille Nouvelles Nouvelles”. Vlaamse en Nederlandse novellen in vroege Franse vertaling van Pieter van der Meer de Walcheren inzonderheid Streuvels' “Doodendans” of “La Ronde de la Mort”’, in: Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde 110 (2000), nr. 1, p. 107-158.
- eind21
- In het AMVC-Letterenhuis te Antwerpen bevinden zich 30 brieven van Van der Meer aan Baekelmans uit de periode 1904-1965. De brieven van Baekelmans aan Van der Meer zijn niet bewaard gebleven.
- eind22
- Lode Baekelmans, Ontmoetingen. De Clauwaert, Leuven 1951, p. 200-204. Oorspronkelijk verschenen als ‘Mijn ontmoeting met Pieter van der Meer de Walcheren’, in: Pieter van der Meer de Walcheren en Vlaanderen. Lannoo, Tielt 1950, p. 55-59.
- eind23
- Brief van P. van der Meer aan Baekelmans, 18 oktober 1904 (AMVC-Letterenhuis).
- eind24
- Brief van P. van der Meer aan L. Baekelmans, 7 november 1904 (AMVC-Letterenhuis).
- eind25
- Brief van P. van der Meer aan Gustaaf Vermeersch, 6 januari 1905 (AMVC-Letterenhuis).
- eind26
- Over Eelen schreef Wim van Rooy, ‘De enigmatische Jan Eelen (1877-1970)’, in: Dietsche Warande en Belfort 122 (1977), nr. 1, p. 48-53.
- eind27
- Over De Kapel publiceerde Stijn Vanclooster, ‘Eenen nieuwen morgen vol zonnige dromen. Hoe De Kapel leven bracht in het Antwerpse cultuurlandschap’, in: Vlaanderen, tweemaandelijks tijdschrift voor kunst en cultuur 52 (2003), nr. 295, p. 90-98 & ‘Lentewinden waaien over Vlaanderen. De Kapel en het tijdschrift Alvoorder’, in: De Parelduiker 6 (2001), nr. 4/5, p. 42-53 (over Elsschot en De Kapelgroep).
- eind28
- S. Vanclooster, ‘Lentewinden waaien over Vlaanderen’, p. 43.
- eind29
- Over de emigratie van Vlaamse dichters uit de kringen rond Van Nu en Straks en Vlaanderen, zie Joris Janssens & Arno Kuipers, ‘Van kleinschalige netwerken en institutionele verstrengeling. Vlaamse dichters in Nederland tussen 1910 en 1940’, in: Nederlandse Letterkunde 4 (1999), nr. 2, p. 138-161 (vooral p. 140-142). Een register op het tijdschrift Vlaanderen is opgenomen in Leo Jansen & Jan Robert (red.), Karel van de Woestijne. ‘Altijd maar bijeenblijven’. Brieven van C.A.J. van Dishoeck, 1903-1929. Letterkundig Museum/Bas Lubberhuizen, Den Haag/Amsterdam 1997, p. 243-256.
- eind30
- Bij Bogaerdt verscheen in 1904 de bundel Twee spelen van Jan Eelen, vertalingen van twee stukken van Maeterlinck, Soeur Béatrice en Ariane et Barbe-Bleue, in 1906 de bundel Zonnekloppers en in 1907 Dwaze tronies en Vertellingen van Baekelmans, in 1907 de bundel Nazomer van Vermeersch. Van Pieter van der Meer verschenen Het geheime (1906) en De jacht naar geluk (1908) en van Job Steynen Verbijsterden (1906) en de roman Goed en kwaad (1907) bij Bogaerdt. Over Bogaerdt, zie Louis Putman, ‘Meindert Bogaerdt Jun.: begin en einde van een uitgever’, in: Uitgelezen boeken: katern voor boekverkopers en boekenkopers, 1981-1982, nr. 2, p. 3-13.
- eind31
- Bespreking van Het Leven in: Groot-Nederland. Letterkundig Maandschrift voor den Nederlandschen Stam 3 (1905), nr. 3 (maart), p. 383.
- eind32
- Over de rol van Buysse in de oprichtingsfase van Groot-Nederland, zie Joris van Parijs, ‘Cyriel Buysse en de oprichting van het tijdschrift Groot-Nederland (1902).’ In: ZL. Literair-historisch tijdschrift 3 (2003-2004), nr. 3, p. 48-65.
- eind33
- Zie G.J. Johannes, De barometer van de smaak. Tijdschriften in Nederland 1770-1830. Sdu, Den Haag 1995 & Remieg Aerts, ‘Het algemeen-culturele tijdschrift in het negentiende-eeuwse medialandschap’, in: TS. Tijdschrift voor tijdschriftstudies 2002, nr. 11, p. 34-47.
- eind34
- J. Steynen, Uit mijn vertelsboek, hoofdstuk IV, vooral blz. 24-25.
- eind35
- J. Tersteeg, ‘Literatuur’, in: Het Leven, nr. 1, p. 35-40; PvdM, ‘Schilderkunst’, in: Het Leven, nr. 2, p. 89-91; M.H. van Campen, ‘Literatuur’, in: Het Leven, nr. 3, p. 130-140.
- eind36
- J. Tersteeg, ‘Boekenlijst’, in: Het Leven, nr. 2, p. 98-100; J. van Overloop, ‘Boekenlijst’, in: Het Leven, nr. 3, p. 146-148.
- eind37
- Lode Baekelmans, ‘Een Vlaamsch najaar’, in: Het Leven, nr. 5, p. 230-242.
- eind38
- P. van der Meer, ‘Literatuur’, in: Het Leven, nr. 10, p. 473-480.
- eind39
- P. van der Meer, ‘Literatuur’, in: Het Leven, nr. 10, p. 477-478.
- eind40
- Brief van P. van der Meer de Walcheren aan Gerard Bruning, z.d. [eind juni 1924] (archief Pieter van der Meer de Walcheren, Oosterhout, map Gerard Bruning).
- eind41
- Brief van P. van der Meer de Walcheren aan Gerard Bruning, 5 juli 1924 (archief Pieter van der Meer de Walcheren, Oosterhout, map Gerard Bruning). Branding verscheen in juni 1924 bij Van Munster's Uitgevers-maatschappij te Amsterdam in de door Van der Meer de Walcheren zelf geredigeerde ‘geelruggenreeks’. Op 15 juli 1924 stuurde Van der Meer de tiende aflevering van Het Leven naar Bruning: ‘Gebruik 't als 't te gebruiken is’ (archief Pieter van der Meer de Walcheren, Oosterhout, map Gerard Bruning). Alle aangehaalde brieven van Van der Meer aan Bruning zijn geschreven op briefpapier van Van Munster's Uitgevers-maatschappij.
- eind42
- Gerard Bruning, ‘Branding’, in: Opgang 4 (1924), nr. 32 (9 augustus), p. 774-775.
- eind43
- Ton Anbeek, De naturalistische roman in Nederland. De Arbeiderspers, Amsterdam 1982, p. 87- 93. Anbeek typeert deze houding als ‘esthetisch-decadent’.
- eind44
- Uitvoerige studies over het proza in deze periode zijn Jacqueline Bel, Nederlandse literatuur in het fin de siècle. Een receptie-historisch overzicht van het proza tussen 1885 en 1900. Amsterdam University Press, Amsterdam 1993 & Mary Kemperink, Het verloren paradijs. De literatuur en de cultuur van het Nederlandse fin de siècle. Amsterdam University Press, Amsterdam 2001. Een nog altijd lezenswaardige impressie van het proza uit de jaren 1893-1907 geeft W.J.M.A. Asselbergs, Het tijdperk der vernieuwing van de noordnederlandse letterkunde. Teulings/De Standaard, ‘s-Hertogenbosch/Antwerpen & Brussel 1951, deel II, hoofdstuk V: ‘Van waarneming tot visie’ (p. 228-270).
- eind45
- J. Steynen, ‘Nachtstad’, in: Het Leven, nr. 1, p. 1-7; citaat op p. 1.
- eind46
- Zie Jan Willem van der Weij, Beweging en bewogenheid. Het prozagedicht in de Nederlandse literatuur aan het einde van de negentiende eeuw. Thesis, Amsterdam 1997.
- eind47
- L.H.A. Drabbe, ‘Klodders. V. Zondagswee’, in: Het Leven, nr. 8, p. 370.
- eind48
- H.R., ‘De schrijvers van “Het Leven”, in: Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift 15 (1905), nr. 4 (april), p. 281-286.
- eind49
- J. Steynen, Uit mijn vertelsboek, blz. 47.
- eind50
- Pieter van der Meer, ‘Literatuur’, in: De Maand, nr. 1, p. 50-56.; citaat op p. 51.
- eind51
- Naar de typering van het proza uit de jaren 1893-1907 door W.J.M.A. Asselbergs, Het tijdperk der vernieuwing, p. 228.
- eind52
- G.S., [Bespreking van] Het Geheime, door P. van der Meer. Uitg. Meindert Bogaerdt Jr. Rotterdam’, in: Ons Tijdschrift 11 (1907), nr. 12, p. 9-10. Achter de initialen G.S. gaat G. Schrijver schuil, pseudoniem van G.G. van As.
- eind53
- Over de opheffing door de uitgever, buiten medeweten van de redactie, zie J. Steynen, Uit mijn vertelsboek, blz. 45-48.
- eind54
- Brief (kopie) van P. van der Meer aan Willem Kloos, z.d. [najaar 1907] (archief Pieter van der Meer de Walcheren, Oosterhout).
- eind55
- Pieter van der Meer, ‘Fragment’, in: De Nieuwe Gids 23 (1907), nr. 1 (november), p. 71-90; J. Steynen, ‘Sentimenteele Geschiedenissen’, in: De Nieuwe Gids 23 (1908), nr. 2 (februari), p. 193-200, nr. 4 (april), p.357-362 & nr. 10 (oktober), p. 1015-1030. Tussen 1907-1908 en 1912 publiceerden zowel Van der Meer als Steynen geregeld in De Nieuwe Gids.
- eind57
- Brief van P. van der Meer de Walcheren aan J. Steynen, 19 meert 1926, in: Album [voor Job Steynen]. Dit fraaie album met brieven, gelukwensen, tekeningen, bladmuziek en gedichten wordt bewaard in de collectie Steynen van het Letterkundig Museum.
- eind56
- Zie ook J. Steynen, Mensen die ik gekend heb, p. 7-9.
- eind58
- Brief van P. van der Meer de Walcheren aan J. Steynen, 9 april 1948 (archief Pieter van der Meer de Walcheren, Oosterhout, map Steynen). Tot de dood van Steynen op 9 september 1950 werd de correspondentie voortgezet, van na die datum zijn nog enkele brieven van Van der Meer aan de weduwe Steynen bewaard gebleven.
- voetnoot1
- J. Tersteeg is bekender onder zijn pseudoniem J. Eilkema de Roo.
- voetnoot*
- Bespreking van: ‘Tuberculeus, door W. Graadt van Roggen. Uitgegeven te Wageningen door Johan Pieterse in 1904.’ Ondertekend: ‘Parijs, 12 nov. 1904.’
- voetnoot**
- ‘Over het gebrek aan innerlijk, in de schilderkunst van nu.’ Opdracht: ‘Aan Tholen.’
- voetnoot***
- ‘Iets over natuurgevoel bij toondichters.’ Ondertekend: ‘Brussel 1904.’
- voetnoot*
- ‘Fragment van een studie uit: Studies en schetsen, ter perse bij W.L. en J. Brusse, Rotterdam.’
- voetnoot**
- Opdracht: ‘Voor Marietje.’
- voetnoot***
- ‘Aanteekening over de Tentoonstelling van Dirk Nijland's werk te Rotterdam in de Kunstzalen-Oldenzeel, Januari 1905.’
- voetnoot****
- ‘Skandinavische literatuur.’ Bespreking van: [1] ‘Machtsbegeerte, naar het Noorsch van Johan Lie, door Jeanette E. Keijser. Geautoriseerde uitgave. Amsterdam, H.J.W. Becht, 1904.’ [2] De groote Eros, naar het Deensch van Svend Leopold, door D. Logeman-Van der Willigen. Geautoriseerde uitgave. Amsterdam, H.J.W. Becht, 1904.’ [3] ‘Folke Rehn, een boek van een Sanatorium, naar het Zweedsch van Sigge Almén, door Jeanette E. Keijser. Amsterdam H.J.W. Becht, 1904.’ [4] Pan, naar het Noorsch van Knut Hamsun, door Hermine Schuijlenburg. Amsterdam, H.J.W. Becht, 1904.’ Ondertekend: ‘Den Haag 27 december 1904.’
- voetnoot*
- Ondertekend: ‘september 1901.’
- voetnoot**
- ‘Lieder des Ghetto von Morris Rosenfeld. Autor. Ubertragung aus dem Jüdischen von Berthold Feiwel mit Zeichnungen von E.M. Lilien. S. Calvary & Co., Berlin.’ Ondertekend: ‘10 juni 1903.’
- voetnoot***
- ‘Aanteekeningen over de Wandbeschildering in de Protestantsche Kerk te Rosendaal (Gelderland) door Gerrit van der Hoef.’
- voetnoot****
- ‘Den doolaar en de weidsche stad van Lode Baekelmans, te Wageningen bij Johan Pieterse.’
- voetnoot2
- Pseudoniem van de joodse schrijver Hendrik Beeke.
- voetnoot*
- Ondertekend: ‘Scheveningen, 9 oktober 1904.’
- voetnoot**
- Ondertekend: ‘Amsterdam, 17 maart 1905.’
- voetnoot*
- Bespreking van: [1] ‘Jan Eelen, Lentelinde. W.L. Brusse, Rotterdam, 1904.’ [2] Victor de Meijere, Het dorp. Uit mijn land. H. van Romburgh, Utrecht, 1904.’ [3] ‘Herman Teirlinck, 't Bedrijf van de kwade. Bussum, C.A.J. van Dishoeck, 1904.’ [4] ‘August Vermeylen, Verzamelde opstellen. C.A.J. van Dishoeck, Bussum, 1904.’ Ondertekend: Antwerpen, 1905.’
- voetnoot**
- Ondertekend: ‘5 april 1905’
- voetnoot*
- Het betreft drie titelloze, romeins genummerde sonnetten.
- voetnoot**
- ‘In Hooge Regionen, door G. van Hulzen. Uitgave van C.A.J. van Dishoeck te Bussum in het jaar 1904.’ Ondertekend: ‘Den Haag, 17 maart 1905.’
- voetnoot*
- Ondertekend: '‘s-Gravenhage, mei 1904.’
- voetnoot**
- ‘Uzeltje, door Cornelis Veth. S.L. van Looy, Amsterdam.’
- voetnoot*
- Het betreft twee titelloze, romeins genummerde sonetten.
- voetnoot**
- Bespreking van: [1] ‘Getroffen, door Henri Dekking. Haarlem, Vincent Loosjes, 1904. [2] ‘Uit de snijkamer, door Frans Netscher. Haarlem, Vincent Loosjes, 1904.’ [3] ‘La Vie 1904, aflevering 1, 2, 3.’ [4] ‘Bar Mitswo, door Jitsgok Ben Jangakauf. G.J. Lankkamp, Deventer, z.j..’ Ondertekend: ‘Den Haag, 13 april 1905.’
- voetnoot*
- Het betreft twee titelloze, romeins genummerde sonnetten.
- voetnoot**
- Ondertekend: ‘december 1904.’
- voetnoot***
- Ondertekend: ‘Uccle, janvier 1905.’
- voetnoot*
- Bespreking van: ‘Open lucht, van Stijn Streuvels. Uitgave van Meindert Boogaerdt te Rotterdam.’
- voetnoot**
- ‘Naar aanleiding van de tentoonstelling van Vincent van Gogh's werken.’
- voetnoot***
- ‘Der Autor entnimmt diese Dichtingen seiner demnächst im Druck erscheinenden Sammlung “Lieblose Gesange”.’
- voetnoot****
- Ondertekend: ‘oct. '05.’
- voetnoot*****
- ‘Fragment uit een inleiding.’
- voetnoot*
- Ondertekend: ‘sept. '05.’
- voetnoot**
- Ondertekend: ‘oct. '05.’
- voetnoot3
- Pseudoniem van Pieter van der Meer de Walcheren.
- voetnoot*
- Ondertekend: ‘oct. '06.’
- voetnoot**
- Opdracht: ‘Aan L.v.D..’
- voetnoot***
- Bespreking van: ‘De wandelende Jood, door Aug. Vermeylen, uitgave van C.A.J. van Dishoeck, 1906.’
- voetnoot*
- Bespreking van: Kunstenaarsleven door Is. Querido, uitgave van Erven F. Bohn, Haarlem 1906, en Biecht eener Schuldige door Samuel Falkland (Herm. Heijermans Jr.), uitgave van H.J.W. Becht, Amsterdam, 1906.
- voetnoot*
- Gedateerd: 1905
- voetnoot4
- Aforistische aantekening over het primaat van klank en ritme in poëzie.
- voetnoot5
- Reactie van Steynen op een negatieve kritiek van Johan de Meester in Europa (maart 1907) en klacht over het lage peil van de Nederlandse literatuur. Pleidooi voor ‘onbescheidenheid’ in de literatuurkritiek. Tegen de aanval van Israel Querido in de Nieuwe Rotterdamsche Courant op Steynen en Van der Meer.
- voetnoot6
- Tegen een lovende bespreking van werk van Israel Querido in Mercure de France door H. Messet (achter wie Van der Meer Querido zelf vermoedt).
- voetnoot*
- Gedateerd: 21 april 1907
- voetnoot**
- Bespreking van een reeks tentoonstellingen en kunstwerken: (1) Alfred Stevens, Tentoonstelling van werken, te Brussel; (2) H. de Toulouse-Lautrec, Naar aanleiding van eenige reproductiën in Kunst und Künstler, (3) Een stilleven door Floris Verster (Arti); (4) Een zelfprotret door A. Derkzen van Angeren (1907); (5) Lof der Wijsheid, door Th. van Ameide (W. Versluijs).
- voetnoot*
- Gedateerd: januari-februari 1907
- voetnoot*
- Bespreking van: Quia absurdum, door Nico van Suchtelen, uitgave van Maas en Van Suchtelen, Amsterdam, 1906.
- voetnoot7
- Toegevoegd is een redactionele noot: ‘Het zal zeker menigeen belang inboezemen te vernemen dat er een Fransche vertaling van een zeer groot aantal gedichten van Guido Gezelle ter perse is en binnen eenige maanden het licht zal zien. De heer Emile Cammaerts, met medewerking van den heer C. van den Borren, ondernam de zeer moeilijke taak, om verzen van den grooten Nederlandsche dichter, in de Fransche taal over te zetten. De redactie.’
- voetnoot*
- ‘Van den roman De jacht naar geluk, die binnen kort bij Meindert Bogaerdt Jun. te Rotterdam verschijnen zal.