L.S.
...[Anton Korteweg, directeur Letterkundig Museum]
Al geruime tijd leefde bij het Letterkundig Museum de wens, ja, zelfs het verlangen, na tien jaar het Jaarboek om te vormen tot een literair-historisch tijdschrift dat een keer of vier per jaar zou verschijnen. We hadden het idee dat we er na een decennium goed aan zouden doen met een toegankelijker publicatie voor de dag te komen die frequenter verschijnt, een ruimere verspreiding heeft en aantrekkelijker is voor potentiële auteurs en lezers.
We dachten aan een eigen tijdschrift van het Museum onder de naam Krakende Zolders of LuMen waarin de briljante resultaten van onderzoek in onze rijke literaire archieven een plaats konden krijgen, maar stuitten voorjaar 2001 op het 0-nummer van ZL. Een tijdschrift met een raadselachtige titel, die blijkt te verwijzen naar de beginletters van de laatste twee woorden uit de eerste regel van de volgende strofe van Richard Minne:
Ik floot een zacht lawijd
Mijn hart kan niet bedaren.
Die kennismaking beviel ons goed. ZL is een initiatief van een handvol jonge Vlaamse literatuurhistorici en één Friese, aangevuld op persoonlijke titel met de conservator van onze zusterinstelling in Antwerpen, het amvc-Letterenhuis, dat aan een tweede jeugd begonnen lijkt. ZL vindt dat literatuurgeschiedenis weer mag.
Inmiddels zijn er vier afleveringen van het tijdschrift verschenen. En met ingang van de tweede jaargang, waarvan de eerste aflevering in oktober het licht ziet, mochten ook het amvc-Letterenhuis als instelling en het Letterkundig Museum deel gaan uitmaken van de redactie. ‘Antwerpen’ levert, behalve de conservator Leen van Dijck, Daisnekenner Johan Vanhecke en wetenschappelijk medewerker Marc Somers, ‘Den Haag’ het hoofd Collecties van het Letterkundig Museum Sjoerd van Faassen, ondergetekende en, als ‘buitenlid’, Hans Renders, Hanlo-biograaf en als docent journalistiek verbon-