ZL. Jaargang 1
(2001-2002)– [tijdschrift] ZL– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 40]
| ||||||||||||||||||||
Willem Elsschot ca. 1950 (collectie AMVC)
| ||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| ||||||||||||||||||||
Leen van Dijck
| ||||||||||||||||||||
De Brief en zijn contextEind 1948 werd aan Willem Elsschot de driejaarlijkse Staatsprijs voor Vlaams verhalend proza (periode 1945-1947) toegekend voor Het dwaallicht. Naar aanleiding daarvan wilde men hem aanvankelijk in het Brusselse stadhuis een academische zitting aanbieden. Toen dat plan (om onduidelijke redenen) niet doorging, besloot het College van Burgemeester en Schepenen van Antwerpen om op 29 mei 1949 een huldezitting voor zijn stadsgenoot te organiseren. Maar ook die hulde ging niet door, omwille van, naar algemeen wordt aangenomen, de publicatie van Elsschots Borms-gedicht in het Vlaams-nationalistische tijdschrift Rommelpot op 9 april 1949.Ga naar eind1. Maar de brief van Willem Elsschot aan burgemeester Craeybeckx ‘persoonlijk’, d.d. 16 mei 1949, nuanceert deze versie. Geachte Heer Burgemeester, | ||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| ||||||||||||||||||||
Kopie van de brief van Elsschot aan Craeybeckx dd 16 mei 1949 (collectie AMVC)
Ik schrijf U enkel om er nadruk op te leggen dat ik aan het blad ‘Voorpost’, waarvan ik het bestaan niet eens vermoedde, nooit machtiging gegeven heb het gedicht in kwestie te drukken. Dat drukken is volkomen buiten mijn weten gebeurd en zonder dat mij hieromtrent iets gevraagd werd. Het beste bewijs is wel dat de tekst niet eens volledig is. | ||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| ||||||||||||||||||||
Ik verwacht op deze brief generlei antwoord doch ik zou het zeer op prijs stellen indien U zich verwaardigde de inhoud ter kennis te brengen van het College van Burgemeester en Schepenen. Ik veroorloof mij U hiervoor bij voorbaat te danken. Hoewel ‘het gedicht in kwestie’ niet met naam wordt genoemd, is het evident dat het Borms-gedicht is bedoeld. De vermelding van Voorpost in plaats van Rommelpot, en de allusie op een ‘politieke manifestatie’ zijn echter nieuwe elementen die ons leiden naar het weekblad De Voorpost. In het nummer van 29 april 1949 van dit ‘nationaal strijdblad’ treffen we inderdaad het Borms-gedicht aan, gedateerd 18/3/1947, getekend ‘Willem Elsschot’. | ||||||||||||||||||||
De Voorpost en De VolksunieDe Voorpost, nationaal strijdblad, werd in 1949 in Antwerpen opgericht en uitgegeven door ‘Uilenspiegel vzw’. Het kende slechts één, zeer onvolledige, jaargang. Het eerste nummer verscheen op 15 april 1949. Het blad profileerde zich onmiddellijk als spreekbuis van ‘De Volksunie’, een politieke formatie die in de startblokken stond. Een heterogene groep, van ‘ware weerstanders’ tot Verdinaso-aanhangers, van socialisten en syndicalisten tot katholieken, vormden aanvankelijk een ‘rassemblement’ en, naarmate de parlementsverkiezingen naderden, een ‘partij’. De Volksunie noemde zich christelijk geïnspireerd, spitste zich toe op de specifieke belangen van de middenstand, was diets-nationaal georiënteerd en sprak zich in de koningskwestie voor de terugkeer van Leopold uit. Een van de belangrijkste thema's die in De Voorpost aan bod kwamen, was dat van de vrede en de verzoening, na de repressie en de epuratie. Amnestie was aanvankelijk niet zonder meer een eis, want zowel aan collaboratie- als aan repressiezijde waren er fouten gebeurd. Van bij het eerste nummer van De Voorpost werd het ‘Congres van Volksunie’ van 8 mei 1949 aangekondigd. In het nummer van 6 mei wordt uiteindelijk duidelijk gesteld dat bij die gelegenheid een ‘Nieuwe Beweging’ zal worden opgericht met de naam ‘De Volksunie’. Tegen de plannen voor het congres kwam er alvast heel wat negatieve reactie uit linkse hoek: Le Matin, Le Peuple en De Volksgazet fulmineerden tegen het initiatief. Het stichtingscongres van 8 mei wordt al tijdens de lezing van de tweede spreker verstoord door ‘verzetslieden’ die zaal Gruter op de Mechelsesteenweg in Antwerpen binnendringen. Er wordt geroepen, gescholden en er vallen enkele klappen. De politie komt tussenbeide, er wordt een aanhouding verricht en de zitting wordt verdaagd.Ga naar eind2. De Voorpost van 13 mei 1949 bloklettert nochtans: ‘Trots herrie / De Volksunie / gesticht’. De partij trekt naar de parlementsverkiezingen | ||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| ||||||||||||||||||||
van 26 juni 1949 en sterft vervolgens een stille dood. Het laatste nummer van De Voorpost verscheen op 24 juni 1949. Het strijdblad De Voorpost had ook een ‘culturele’ rubriek: onder de hoofding ‘geestelijk erf’ stonden, althans in de eerste twee afleveringen, enkele literaire | ||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| ||||||||||||||||||||
boekbesprekingen. Daarna verpolitiekte het blad steeds meer. In het eerste nummer werd Het vonnis van Ivo Michiels geprezen als ‘de moedige stem’ en in het nummer twee van 29 april werd Filip de Pillecyns Mensen achter de dijk besproken. Op dezelfde bladzijde van deze recensie prijkt Willem Elsschots Bormsgedicht. | ||||||||||||||||||||
Het symboolHet gedicht werd in De Voorpost niet zondermeer afgedrukt. Onder de hoofding ‘Hij die begrijpt, haat niet meer’, wordt het gedicht begeleid door een lange tekst waarin Elsschot prompt als symbool voor de politieke verzoening wordt opgevoerd. In één adem wordt hij ook als ‘slachtoffer’ ten tonele gevoerd; zijn pogingen om ‘Borms’ in het Nieuw Vlaams Tijdschrift te laten opnemen, werden ‘vanzelfsprekend’ gefnuikt! Deze inleiding werd niet ondertekend en het is mij niet bekend wie de auteur zou kunnen zijn. Wanneer we, na vier jaar bevrijding en vier jaar repressie, het bilan opmaken van wat langs weerszijden der epuratielijn aan bezinning en toenadering werd geboekt, dan valt onmiddellijk op hoe vooral aan één kant de onverzoenlijkheid zich hardnekkig is blijven doorzetten. Al wil het voorkomen dat, sedert het heengaan van de ketterjager Van Boelaere, wel een en ander ten goede is gekeerd. Niettemin blijft het pijnlijk te moeten ervaren dat er jaren voor nodig zijn geweest om tot het besef te komen, dat enkel en alleen een begrijpende houding inzake de repressie ons land politiek en cultureel vermag te saneren. | ||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| ||||||||||||||||||||
Destijds zond de auteur het ter publicatie aan het ‘Nieuw Vlaams Tijdschrift’. Het werd vanzelfsprekend nooit opgenomen. En nochtans, elke maand gaan de heren van het N.V.T. - o schrijnende ironie - nog steeds... ‘op zoek naar de mens’! Opruiende kwaliteiten kunnen dit bijschrift bezwaarlijk worden toegedicht. Het is zelfs denkbaar dat Elsschot met de teneur van deze toelichting zou hebben kunnen instemmen. Hebben dan de politieke context van De Voorpost en vooral de relletjes van 8 mei Elsschot zodanig in diskrediet gebracht dat de viering van de auteur door het Antwerpse stadsbestuur in het gedrang kwam? De allusies die Elsschot in zijn brief aan Craeybeckx daarop maakt, wijzen alleszins in die richting. Maar de chronologie van de feiten roept nog heel wat vragen op. Ik poog daarom alles op een rijtje te zetten. | ||||||||||||||||||||
De VieringTot die huldeblijk ter gelegenheid van de toekenning van de driejaarlijkse Staatsprijs voor Letterkunde aan Willem Elsschot, was door het College van Burgemeester en Schepenen reeds beslist in de zitting van vrijdag 4 februari 1949. ‘Op een nog nader te bepalen dag in de maand Mei’ zou een academische zitting worden georganiseerd, gevolgd door een havenbezoek, een lunch aan boord van een Flandria-boot en ten slotte door een feestmaal.Ga naar eind3. Het satirisch weekblad Rommelpot publiceerde vervolgens in zijn nummer van 9 april 1949 een zeer vroege (1946?) versie van het Borms-gedicht, ondertekend door ‘Willem’. Blijkbaar nam niemand hieraan aanstoot want op vrijdag 22 april legde het College de datum van de Elsschot-viering vast (29 mei 1949) en het feestprogramma werd uitvoerig toegelicht. De lijst van de sprekers op de academische zitting was indrukwekkend: Dr. Franz de Backer (Universiteit Gent), E.H. Westerlinck (Universiteit Leuven), Frans Smits (secretaris VVL), Garmt Stuiveling en de burgemeester.Ga naar eind4. Op 29 april 1949 verscheen dus het Borms-gedicht, ondertekend en wel, in De Voorpost, en op 8 mei 1949 vonden de rellen plaats. De berichtgeving in de kranten lijkt er nochtans op te wijzen dat er aanvankelijk nog steeds niets aan de hand was. Op 12 mei 1949 kondigt de Volksgazet als eerste de viering aan, Het laatste Nieuws volgt op 17 mei, met meer precieze informatie over wat er zoal te gebeuren staat. Maar een dag eerder, op 16 mei, had Elsschot zijn brief aan Craeybeckx geschreven. Het Laatste Nieuws van 21 mei 1949 meldt ten slotte dat de Elsschot-hulde van 29 mei ‘tot latere datum uitgesteld wordt’. De ontbrekende schakel in deze ‘kroniek van een viering’ is de administratieve beslissing tot uitstel of afstel van de Elsschot-viering, waarop de brief van Elsschot aan Craeybeckx van 16 mei 1949 aansluit en repliceert. Merkwaardig is wel dat de notulen van de schepencolleges nergens gewag maken van een derge- | ||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| ||||||||||||||||||||
lijk besluit. De afgelasting van de huldezitting stond wel op de agenda van de zitting van het College van Burgemeester en Schepenen van woensdag 18 mei 1949. De notulen van deze vergadering suggereren een andere gang van zaken. | ||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| ||||||||||||||||||||
De heer burgemeester deelt aan het college mede dat Willem Elsschot, in een persoonlijk tot hem gericht schrijven, verzaakt aan alle viering ter gelegenheid van de toekenning van de driejaarlijkse staatsprijs voor letterkunde. De schrijver betuigt zijn dank aan al de leden van het Schepencollege voor de sympathie hem betoond naar aanleiding van de voorgenomen huldiging.Ga naar eind5. Uit deze notulen moet dus blijken dat het initiatief voor het afgelasten van Elsschot zelf is uitgegaan, wat niet helemaal overeenstemt met de inhoud van de brief van Elsschot aan Craeybeckx. Daarin zegt Elsschot immers uitdrukkelijk ‘dat ik de voorgenomen decisie volkomen begrijp en goedkeur’. Over de precieze gang van zaken kunnen we enkel gissen. Het archief Lode Craeybeckx, dat zich in het Antwerpse stadsarchief bevindt, biedt vooralsnog geen antwoord. Zelfs de ‘persoonlijke’ brief van Elsschot werd er niet in aangetroffen - we beschikken enkel over een fotokopie van de brief, in het archief van de toenmalige stadssecretaris. Een mogelijke hypothese is dat Craeybeckx op een bepaald ogenblik door enkele socialistische partijgenoten onder druk werd gezet om, gezien de compromitterende politieke context waarin de publicatie van Elsschots Borms-gedicht in De Voorpost was komen te staan, af te zien van de officiële hulde van de auteur. De goede verstandhouding tussen de burgemeester en Elsschot zou vervolgens aanleiding hebben kunnen geven tot een compromisvoorstel: Elsschot zou de eer aan zichzelf houden en afzien van elke hulde. Dat Elsschot in zijn ‘persoonlijke’ brief toch verwijst naar de ‘decisie’ van het bestuur, die hij ‘volkomen begrijp[t] en goedkeur[t]’, hoeft deze hypothese niet tegen te spreken, maar kan op het conto van een auteur worden geschreven die node in het gelid marcheert en de controverse niet schuwt. Uiteindelijk kreeg Elsschot op de valreep van 1949 toch nog een feestelijke avond, namelijk op 20 december, in het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven, met onder meer Frans Smits, Frans Buyens, Jos Gevers en Elsschot zelf. Het initiatief ging weliswaar niet uit van het stadsbestuur, maar van ‘Artifex’.Ga naar eind6. | ||||||||||||||||||||
Het gedichtDe versie van het Borms-gedicht in De Voorpost verschilt fundamenteel van die in Rommelpot, hoewel er amper 20 dagen tussen de twee publicaties liggen. Het gedicht ‘Aan Borms’, gepubliceerd in Rommelpot op 9 april 1949, telt 16 regels en 1 vierregelig ‘envoi’. Het is getekend met ‘Willem’ en in een titelnoot wordt volgende toelichting gegeven: Dit gedicht komt van een der beste romanschrijvers uit Vlaanderen. | ||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| ||||||||||||||||||||
Dr. Borms neervellen moest, had weerklonken. Als de informatie in deze noot correct is, betekent het dat dit gedicht in Rommelpot zowat de oerversie van ‘Borms’ is, die dateert van kort na 12 april 1946, de dag waarop August Borms werd geëxecuteerd. Volgens Frans Buyens heeft Elsschot zelf het gedicht aan de redactie bezorgd, maar de publicatie ervan onmiddellijk daarop belet.Ga naar eind8. Het Borms-gedicht in De Voorpost (collectie AMVC)
| ||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| ||||||||||||||||||||
Het Borms-gedicht in Rommelpot (collectie AMVC)
Waarom verschijnt het - quasi anoniem weliswaar - in 1949, ongeveer drie jaar later, toch? En waarom verschijnt er 20 dagen later een heel andere, wel voluit ondertekende, versie in De Voorpost? Vragen waarop alsnog geen eenduidig antwoord mogelijk is. Daniël Merlevede, stichter en hoofdredacteur van Rommelpot, vertelt daarover vele jaren later, in een interview aan Gaston Durnez: Enkele weken na Borms' terechtstelling kwam een oudere man in het kantoor van deze Rommelpot aan de Jan van Lierstraat in Antwerpen een naamloze brief afgeven. De man maakte zich niet bekend. ‘Een raar ventje’, herinnerde zich later de bediende, die hem had zien weggaan. De brief was een gedicht: ‘Aan Borms’. Wij durfden het niet meteen te publiceren (...) Wij lieten het liggen, maar na verloop van tijd kwam een relatie van ons daarover informeren. Dat was een man van socialistischen huize die | ||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| ||||||||||||||||||||
voor ons over diplomatieke onderwerpen schreef en later in diplomatieke dienst is gegaan. Hij was een bekende van Elsschot. En hij kwam ons zeggen, dat de dichter verwonderd was over het feit dat zijn vers niet werd opgenomen...Ga naar eind9. Het is alleszins weinig waarschijnlijk dat Elsschot pas drie jaar na ‘inzending’ van een vroege versie van ‘Borms’ laat informeren naar de publicatie ervan. Te meer omdat hij in februari 1947 reeds aan de herwerking van het gedicht begonnen was. Op amper drie maanden tijd produceerde hij een tiental versies, alle nauwgezet geïdentificeerd door Vic van de Reijt.Ga naar eind10. Op 1 maart 1947 stuurde Elsschot alvast een versie naar de redactie van het NVT, die hij, na het toevoegen van tal van correcties, 18 dagen later weer introk, met de volgende toelichting: Om het Nieuw Vlaamsch Tijdschrift onaangenaamheden en misschien ernstige moeilijkheden te besparen en ook om persoonlijke redenen die u niet interesseeren, heb ik besloten de publicatie van het gedicht BORMS uit te stellen tot Van Kampen mijn bundeltje gedichten nog eens uitgeeft. Zoodoende zal het op een minder lawaaierige manier het licht zien.Ga naar eind11. Nog diezelfde dag poogde Elsschot ‘Borms’ nog aan het Gentse literaire tijdschrift Klaverdrie van Johan Daisne te slijtenGa naar eind12., maar dat lukt evenmin. Terwijl Elsschot in zijn brief van 3 juni 1947 aan Peter van Steen erg afstandelijk over zijn gedicht praat (‘het mag in geen geval gepubliceerd worden’), neemt hij nog geen maand later (26 juni 1947) tegenover Andries Kaas alweer een heel andere houding aan. ‘Heb ik je het gedicht gezonden dat ik op Borms geschreven heb? Indien niet, dan zal ik het doen want het komt mij voor dat het een goed gedicht is. Helaas, het heeft mij hier gediscrediteerd. Gelukkig werd het niet gedrukt’.Ga naar eind13. ‘Borms’ laat Elsschot niet makkelijk los, of is het omgekeerd? Merkwaardig is alleszins dat er in 1949, het jaar van de eerste (clandestiene?) publicaties, in de correspondentie van Elsschot met geen woord wordt gerept over ‘Borms’, behalve dan in zijn brief aan Frans Buyens van 18 februari 1949: Deze om er u nog eens uitdrukkelijk op te wijzen dat ik wens dat u geen melding maakt van het gedicht dat ik aan B. gewijd heb. Het werd niet gedrukt en u wordt dus verondersteld het niet te kennen. In ieder geval past het niet, te schrijven over een gedicht dat niet voor het voetlicht van de publieke opinie gebracht werd. Ik heb ernstige redenen om deze houding aan te nemen. Het gedicht ‘is mij van het hart’ en dat is mij voldoende. [...]Ga naar eind14. Buyens had het vermoedelijk al uitvoerig over ‘Borms’ gehad in een aantal interviews met Elsschot, ter voorbereiding van zijn artikel ‘Gesprek met Willem | ||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| ||||||||||||||||||||
Elsschot en beschouwingen over zijn werk’, dat in 1949 verscheen in een socialistisch tijdschrift dat verwarrend genoeg ook Voorpost heette. Daarin vermeldt Buyens het Bormsgedicht niet expliciet, maar mijns inziens alludeert hij er duidelijk op in de volgende omschrijvingen: Van een diepe bewustheid aangaande sociale of politiek-ideologische problemen is bij Elsschot geen spraak. Hij is te overgevoelig, te impulsief om zich in het gareel van een orthodoxe leer te riemen. Hij staat eerder aan de kant van de verslagenen en de verongelijkten [...]; hij veracht de overwinnaar of de heerser die van zijn macht misbruik maakt. Als moralist heeft hij gelijk, niet als strijdend mens - het is altijd een tekort geen rekening te houden van [sic] de noodzakelijkheden in het leven. Doch, dat belet Elsschot niet rake pijlen af te schieten.Ga naar eind15. Hoe het ook zij, het blijft een raadsel waarom Rommelpot op 9 april 1949, ongetwijfeld naar aanleiding van de derde verjaardag van Borms' executie, het ‘oude’ Borms-gedicht weer opdiepte. Volledigheidshalve volgt hier de bewuste versie. Willem Elsschot ca. 1950. Links de schrijver Peter van Steen, rechts zijn schoonzoon Vic Dolphyn, echtgenoot van Anna de Ridder (collectie AMVC)
| ||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| ||||||||||||||||||||
Aan Borms
Ik heb u niet gekend, onbuigzame oude vriend,
maar dat gij onversaagd ons Vlaanderen hebt gediend
dat weet ik niettemin, zooals 't eenieder weet
die in dit Vaderland zijn brood in schaamte eet.
Door enkele soldeniers, beroepen door den Staat,
is het u dan gegaan zooals het helden gaat.
En de Regent keek toe stilzwijgend, onverstoord,
maar nam de pen niet op, voor 't schrijven van één woord.
Men kon, of wilde, of durfde u niet verstaan.
Men riep het peloton en 't peloton trad aan.
Maar dat het salvo, dat is losgebrand,
ons allen trof, begreep heel Vlaanderland.
Al werd uw ouden romp in aller ijl vermoord,
de echo van uw stem wordt door geen schot gesmoord.
En wat van u resteert wordt éénmaal, naar de Wet
van Vlaanderen's eergevoel, met staatsie bijgezet.
Envoi
Gij dacht, O lijdzaam volk, dat 't gruwelijk getij
der oude tyrannie, voor eeuwig was voorbij.
Weet nu dan [sic] uw stem door niemand wordt aanhoord
zoo lang gij stamelend bidt of bedelt bij de poort.
WILLEM.
Het lijdt geen twijfel dat Elsschot niet gelukkig was met deze ‘kladversie’ van zijn gedicht, hoewel daarover geen enkel rechtstreeks getuigenis van hem is teruggevonden. De versie in De Voorpost, die dus op 29 april 1949 verscheen, is weliswaar een recentere (gedateerd 18 maart 1947), maar niet de definitieve versie, met name de versie die Elsschot op 8 april 1947 in het dagboek van Carla Walschap noteerde.Ga naar eind16. Een belangrijke schakel in het verhaal vinden we echter in De Voorpost zelf, namelijk in het bijschrift waarin wordt geponeerd: ‘Het [gedicht] viel ons in handen als een simpel vlugschrift.’ Datzelfde vlugschrift wordt ook door Vic van de Reijt vermeld, als ‘een gedrukte versie van het Borms-gedicht in de nieuwe spelling, die begin jaren vijftig in donker Antwerpen circuleerde.’Ga naar eind17. Aangezien de tekst van dit vlugschrift quasi identiek is aan de tekst in De VoorpostGa naar eind18., mogen we aannemen dat dit ‘vlugschrift’ reeds in april 1949 werd verspreid, vermoedelijk naar aanleiding van de derde verjaardag van de dood van Borms. Wie voor de druk en de verspreiding ervan verantwoordelijk is geweest, blijft tot op heden onopgehelderd. Het is het stadium ‘negen en een half’ van het Borms-gedicht, zoals door Vic van de Reijt wordt omschreven, maar de versie in De Voorpost vertoont hierop, zoals gezegd, nog minieme varianten. | ||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| ||||||||||||||||||||
[Borms]
Gij zijt mij vreemd geweest, vermetele oude vriend,
maar dat gij onze leus manmoedig hebt gediend
dat weet ik niettemin, zoals 't eenieder weet
die nu, in dit ons land, zijn brood in schaamte eet.
Voor rechters, soldeniers, beroepen door de Staat,
is het u dan vergaan zoals het dapperen gaat.
En de Regent keek toe, afwezig, onverstoord,
maar nam zijn pen niet op voor 't schrijven van één woord.
Uw gratie lag gereed voor 't buigen van uw nek,
voor 't beven van uw lip, voor 't eten van uw drek.
Goddank, gij hebt dat tuig misprijzend genegeerd
en noch uw dierbaar volk, noch uwen naam onteerd.
Dat kon, dàt wilde of dorst men niet verstaan.
Men riep het peloton en 't peloton trad aan.
Maar dat het salvo dat finaal is losgebrand
ons allen heeft geraakt, dàt voelt heel Vlaanderland
En dat geen enkele stem tot u is opgegaan
toen ieder in zijn geest u voor die muur zag staan.
De Paus heeft niet geroerd, wij allen zwegen stil
als was die snode daad des Heren eigen wil.
Eenieder zwoer bij God: ‘ik heb hem niet gekend,
dien ouden, door de pest geslagen krukkenvent.’
O lafheid ongehoord, o niet te delgen schand,
waarvan 't infame merk ons op het voorhoofd brandt.
Al werd uw oude romp in allerijl vermoord,
De echo van uw stem wordt door geen schot gesmoord.
En wat van u resteert wordt éénmaal, naar de Wet
van Vlaanderen's eergevoel, met staatsie bijgezet.
Voorop de Kardinaal, gedost in vol ornaat.
Herzegend en gekist zijt gij zijn kameraad.
Hij zal, na 't eersaluut, lithurgisch henengaan.
En zo heeft dan het land zijn plicht gedaan.
Opdracht:
Gij dacht, o lijdzaam volk, dat 't gruwelijk getij
der oude tyrannie voor immer was voorbij.
Weet nu dan dat uw stem door niemand wordt aanhoord
zo lang gij stamelend bidt en bedelt bij de poort.
18-3-1947
WILLEM ELSSCHOT.
| ||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| ||||||||||||||||||||
Willem Elsschot ca. 1950 (collectie AMVC)
| ||||||||||||||||||||
Bij wijze van besluitEr blijven in de kroniek van Elsschots Borms-gedicht heel wat hiaten. Het blijft merkwaardig dat Rommelpot en De Voorpost, twee Vlaams-nationalistische organen, op amper twintig dagen tijd, respectievelijk twee totaal verschillende versies van ‘Borms’ publiceren. Beide bladen ‘verklaren’ in een toelichting hoe dit gedicht hen is toegespeeld, beide bladen plaatsen het in het teken van de ‘verzoening’. Waren er banden en onderlinge contacten tussen Rommelpot en De Voorpost? In de figuur van R. Pairon bijvoorbeeld: hij zat het stichtingscongres | ||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| ||||||||||||||||||||
van de Volksunie voor, maar figureerde ook als uitgever van Rommelpot nadat Martha Dolfyn er de brui aan had gegeven. De archieven van deze tijdschriften (en van Elsschot zelf) zouden nog elementen kunnen bevatten die de mist (en mystificatie?) rond het Borms-gedicht kunnen doen optrekken.
‘Borms’ verscheen (clandestien?) opnieuw in de ‘vlugschrift’-versie, op 12 april 1952 in Opstanding, Vlaams-Nationaal Weekblad. Kort daarop, op 11 mei 1952, werd Elsschot te Antwerpen uitvoerig gehuldigd, ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag en naar aanleiding van de toekenning van de Constantijn Huygensprijs voor zijn oeuvre. De viering was een initiatief van de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen, het Vlaamse P.E.N.-Centrum en een hulde-comité. Het Borms-gedicht heeft de viering toen niet gehypothekeerd. Dat dit in 1949 blijkbaar nog wel is gebeurd, dient hoogstwaarschijnlijk te worden toegeschreven aan de politieke druk die op Craeybeckx werd uitgeoefend, na de relletjes op het stichtingscongres van De Volksunie. Dat dit feit nu pas aan het licht komt, dankzij een toevallig teruggevonden kopie van een brief, doet het vermoeden groeien dat er heel wat archivalisch materiaal verloren is gegaan of verdonkeremaand. Maar uit wat is overgeleverd, kunnen we alvast afleiden dat Elsschot zijn Bormsgedicht is blijven koesteren, verbeteren en verdedigen.
| ||||||||||||||||||||
Bronnen
|
|