ZL. Jaargang 1
(2001-2002)– [tijdschrift] ZL– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 52]
| |||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||
Joris van Parys
| |||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||
Op de verbijsterde vraag van Bazalgette of Claessens' kritiek terecht is, kan de auteur niet anders dan antwoorden dat hij heeft nagelaten de vertaling helemaal na te lezen. Bazalgette beseft dat hij snel moet reageren om de schade te beperken en te voorkomen dat zijn hele collectie in een kwaad daglicht komt te staan. In het aprilnummer van Lumière verschijnt een brief van hem aan recensent Claessens waarin hij erkent dat de verminking van het laatste hoofdstuk ‘n'est que trop réelle’. Hij benadrukt dat Van Eeden zich onmiddellijk van de corrupte versie heeft gedistantieerd en dat de ingrepen in een volgende editie ongedaan zullen worden gemaakt.
En Monnier? ‘On m'avait assuré que votre français était excellent et je n'ai pas lu la fin du livre’, schrijft Van Eeden in antwoord op een van haar brieven. Hij wil zijn deel van de verantwoordelijkheid niet afschuiven, maar natuurlijk had zij zich als vertaalster nooit ofte nimmer mogen permitteren wat ze in Le petit Jean heeft gedaan: ‘Pardonnez-moi que je vous dise franchement que jamais, mais jamais le traducteur a le droit d'ajouter, ou de changer les mots d'une oeuvre d'art’. Monniers geloof is sterker dan de feiten. Een week nadat ze zich vertwijfeld heeft geëxcuseerd probeert ze Van Eeden zover te krijgen dat hij haar vertaling alsnog goedkeurt. Ze is en blijft ervan overtuigd dat de meeste Nederlandse lezers de ‘finale’ hebben geïnterpreteerd zoals zij dat heeft gedaan. Haar reacties bewijzen dat ze de vertaling voor een stuk als haar eigen geesteskind beschouwt: ‘Je ferais tout pour qu'on ne fasse pas attaque à mon Petit Jean’. Als de auteur haar desavoueert, vreest ze dat er onmiddellijk twijfels zullen rijzen omtrent de oprechtheid van zijn bekering. In een laatste kort antwoord op de larmoyante epistels waarin ze zijn steun afsmeekt schrijft Van Eeden in juni dat de zaak te gênant is om er nog op terug te komen: ‘La seule chose que je puis vous promettre c'est de me taire sur cette affaire’. Aanvankelijk had hij zich voorgenomen alles wat in de vertaling afweek van de Nederlandse versie aan te strepen, maar dat kost hem veel te veel tijd. In opdracht van Bazalgette zal Monnier haar vertaling van de laatste bladzijden zelf herzien.
In de causerie ‘Frederik van Eeden in vertaling’ die de Vlaming Karel van de Put in 1948 in Amsterdam voor het Van Eeden-Genootschap houdt, wordt de Franse vertaling van Monnier ‘een minder aangenaam episodetje’ genoemd.Ga naar eind3. Van de Put citeert uitvoerig uit de recensie van Claessens, neemt de reactie van Bazalgette integraal over maar laat de context helemaal buiten beschouwing. Jan Fontijn heeft in Trots verbrijzeld, het tweede deel van zijn Van Eeden-biografie, minder belangstelling voor Monnier dan voor haar zoon Arthur, die in de laatste maanden van zijn leven door Van Eeden in bescherming wordt genomen. Over de moeder zegt Fontijn alleen dat ze zich na de dood van haar zoon uit dankbaarheid voor Van Eeden op de vertaling van De kleine Johannes gooit en in een brief aan de auteur vraagt ‘of de man die op het einde van het eerste deel van De kleine Johannes aan komt schrijden over het water, misschien Christus was’. De biograaf staat er niet bij stil dat Monnier met die vraag komt nadat het boek verschenen is. Kortom, de ontstaansgeschiedenis en de receptie van de vertaling die in december 1921 in Parijs het licht ziet, vormen een tot nu toe nooit gereconstrueerd verhaal met meer dan één bizarre kant. Een verhaal dat begint in mei 1915, tijdens een korte vakantie van het echtpaar Van Eeden bij hun vriendin Thérèse Boon in | |||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||
Scheveningen. Van haar hoort Van Eeden over de dubieuze dokter Bolten - ‘aartskwakzalver’ en ‘geldwolf’, noemt hij hem later - die zijn jonge Ierse patiënt Arthur Harper in een Schevenings sanatorium laat verkommeren. | |||||||||||
‘Overvloeyend van dankbaarheid en liefde’You know, Maïtre, with what love I have translated le petit Johannes. This beautiful work is for me, a sweet link with the past, for my boy read it with me, the last months of his life. Op 3 mei noteert Van Eeden in zijn dagboek dat bij voor het eerst bij Arthur is geweest: ‘Zijn arme moeder zag uit op mijn komst als op die van den Messias, zeide ze. Haar dankbaarheid was grenzeloos’. Blijkbaar is Van Eeden na dat eerste bezoek zo aangedaan, dat hij onmiddellijk een ander onderkomen voor Arthur en zijn moeder zoekt. Twee dagen later al worden ze door hem weggehaald uit het sanatorium en afgeleverd bij een juffrouw Van Bemmelen. Hoeveel zijn ingrijpen voor het wanhopige tweetal betekent, wordt pas na zijn vertrek uit Scheveningen helemaal duidelijk. Thuis in Bussum ontvangt hij ‘aandoenlijke brieven van Arthur en zijn moeder, overvloeyend van dankbaarheid en liefde’. In september spreekt hij van ‘de arme jongen’ die ‘smachtend’ uitziet naar zijn bezoek.
In zijn aantekeningen heeft Van Eeden het altijd over ‘de jongen’, maar zo jong is Arthur niet meer. Hij wordt in augustus dertig en is de gescheiden echtgenoot van de Nederlandse Anne-Marie Herkenrath, bij wie hij een dochtertje van tien heeft.Ga naar eind4. In Den Haag staat hij vanaf 1913 ingeschreven als Arthur Frederic Monnier Harper, ‘Musicus en Vliegenier’. Uit Van Eedens dagboek en correspondentie blijkt dat Arthur een begaafd violist was die ten gevolge van een beroerte sinds een jaar halfzijdig verlamd is en zijn spraakvermogen heeft verloren. Zijn moeder Sophie Monnier is in 1864 geboren in Neuchâtel, in het Franstalige deel van Zwitserland. Ze is getrouwd met de Ier Andrew Harper en staat onder zijn naam in Den Haag ingeschreven, hoewel haar echtgenoot zelf zich daar nooit heeft laten registreren. Aangezien Andrew in het verhaal van Arthurs laatste levensjaar niet één keer ter sprake komt, bestaat zijn huwelijk met Monnier waarschijnlijk alleen nog op papier.
Door toedoen van Van Eeden zal Arthur in september een operatie van de laatste kans ondergaan. De ingreep is geen succes. Drie maanden later, na zijn bezoek van 24 december, schrijft Van Eeden dat de jongeman hem ‘nagenoeg stervende’ lijkt. Van de moeder zal hij achteraf horen dat ze in die laatste maanden samen met Arthur De kleine Johannes heeft gelezen en dat haar zoon hoopte ooit nog in staat te zijn zelf muziek bij het verhaal te componeren: ‘he had a beautiful score in his head and was anxiously waiting to be strong enough to put that splendid book to music’. Wat Van Eedens summiere aantekeningen vooral duidelijk maken is dat moeder en zoon permanent in geldnood verkeren. Voor de operatie verbleven ze bij juffrouw Van Bemmelen; na de operatie trekken ze in bij Thérèse Boon. De huur voor een eigen huis of appartement kunnen ze blijkbaar niet betalen, en het gebrek aan privacy en onafhankelijkheid maakt de spanningen die Arthurs uit- | |||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||
zichtloze toestand veroorzaakt alleen maar ondraaglijker. ‘Hij is nu met zijn moeder bij Boon aan huis’, schrijft Van Eeden. ‘Maar de twee vrouwen kunnen nu elkander weer niet verdragen. En moeder en zoon snakken naar een eigen huisje. Dit verlangen gaf hem plotseling kracht tot spreeken, hij zei: ‘my own mother, home!’ (24.12.15). De lijdensweg van Arthur eindigt een week later.Ga naar eind5. Van Eeden in zijn dagboek, 4 januari 1916: ‘Harper is gestorven. “Home”’.
Eind 1916 overlijdt onverwacht ook Thérèse Boon. In de lange Engelse brief die Monnier in februari 1917 aan Van Eeden schrijft, heeft ze het uitvoerig over haar laatste gesprek met Boon, die haar als nieuwjaarscadeau de Engelse vertaling van De kleine Johannes had willen kopen en had voorspeld dat het boek een bijzondere rol in haar leven zou gaan spelen. In haar wanhopig zoeken naar een houvast gaat Monnier het boek van Van Eeden ervaren als een reddingsboei en de vertaling als ‘a moral task’. In haar geëxalteerde geest krijgt de behoefte om De kleine Johannes te vertalen ten slotte de proporties van een heilige plicht die ze namens haar overleden zoon te vervullen heeft: ‘almost as a religious legacy, left by him for me to do. The little Johannes so appeals to me, that in translating it, I seem to almost have found a new child’.
Merkwaardig genoeg komt in de hele correspondentie tussen Van Eeden en Monnier op geen enkel moment de vertaling ter sprake die Camille Huysmans en Georges Khnopff in 1899 in het Parijse blad La plume hebben gepubliceerd. Nog opvallender is het ontbreken van verwijzingen naar de vertaling van Léon Paschal, die van maart tot mei 1918 in Leiden in Sijthoffs Revue de Hollande verschijnt. In een paar brieven verwijst Monnier terloops naar ander vertaalwerk waar ze mee bezig is, maar het is zo goed als zeker dat ze geen enkele ervaring heeft met literaire vertalingen. Dat gebrek aan ervaring compenseert ze door haar toewijding. Ze verzekert Van Eeden dat ze naar een zo levendig mogelijke vertaling streeft, ‘without staining by an erroneous translation the moral beauty of the original’. Bazalgette reageert opgetogen op de kwaliteit van haar Frans. Rolland zal De kleine Johannes in zijn voorwoord omschrijven als ‘ce beau songe mélancolique d'une enfance rêveuse, dont la traduction souple et nuancée de Madame Sophie Harper-Monnier a su rendre le charm’. In een brief aan Monnier schrijft hij: ‘Et merci à vous, chère Madame, de nous avoir permis, par votre excellente traduction, d'introduire ce chef-d'oeuvre dans la littérature française’. | |||||||||||
‘Avant-propos de Romain Rolland’Ce m'est une joie de présenter Frederik van Eeden au public français. Parmi les grands écrivains de l'Europe, il m'est un des plus chers. Bien avant de nous être vus, je savais qu'il était mon ami et que j'étais son ami. Je l'ai su, dès le premier jour que j'ai lu quelques pages de lui. Depuis, cette amitié n'a cessé de s'affermir, et l'épreuve redoutable des années de guerre l'a trempée. Hoewel Van Eeden tijdens de oorlog geen onvoorwaardelijk pacifist is, blijft hij als veel-vertaald auteur en hardnekkig bestrijder van de Europese ziekte die hij ‘Nationalitis’ noemt een belangrijke schakel in de internationale vriendenkring | |||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||
rond Romain Rolland. Het spreekt dan ook vanzelf dat Rolland in 1918 onmiddellijk ingaat op zijn verzoek om het voorwoord voor de Franse editie van De kleine Johannes te schrijven. Van Eeden en Monnier rekenen erop dat het mede dankzij het prestige van de Franse Nobelprijswinnaar geen probleem kan zijn om in Parijs een uitgever te vinden voor een boek waarvan voor de oorlog al Engelse en Duitse vertalingen verschenen zijn. Ze beseffen niet welke kwalijke reputatie Rolland in Frankrijk heeft en hoe rancuneus het naoorlogse Parijs tegenover de ‘defaitist’ van Au-dessus de la mêlée blijft. Terwijl hij in het buitenland als een van de grote intellectuelen en schrijvers van zijn tijd wordt beschouwd, wordt Rolland in eigen land doodgezwegen en wordt zijn werk systematisch geboycot. In een brief aan Stefan Zweig uit april 1919 citeert hij wat zijn uitgever Ollendorff hem schrijft: omdat de Parijse kranten bang zijn abonnees te verliezen als ze de naam Rolland ook maar vermelden, hebben ze zelfs betaalde advertenties voor zijn nieuwe roman Colas Breugnon geweigerd. De oude vriend die directeur is bij Hachette, zijn tweede uitgever in Parijs, heeft laten weten dat hij Le petit Jean alleen kan verkopen als Rollands voorwoord weggelaten wordt of zonder vermelding van de auteur mag worden gebruikt. ‘On me demande de supprimer ma préface à votre Petit Johannès’, schrijft Rolland aan Van Eeden, ‘ou de la publier sans ma signature. Naturellement, j'ai répondu qu'on publie la préface sans mon nom. Le côté humoristique de la chose m'amuse’. In zijn ironische reactie zegt Van Eeden te hopen dat hij tenminste in Nederland zal mogen onthullen wie de auteur van het voorwoord is.
Het wordt snel duidelijk dat Hachette alleen maar een voorwendsel zoekt om te kunnen weigeren. Begin april 1919 komt de definitieve beslissing om het boek niet uit te geven, zogenaamd omdat het de bedoeling was een geïllustreerde editie te maken en de uitgever geen geschikte illustrator vond. Nadat Rolland ook bij Ollendorff op een beleefde weigering is gestuit, komt hij eind augustus met een voorlopige oplossing. Twee vrienden van hem, de Franse dichter René Arcos en de Vlaamse houtsnijder Frans Masereel, zijn een paar maanden eerder in Genève gestart met een eigen uitgeversbedrijfje, Le Sablier, dat zich wil toeleggen op kleine, door Masereel te illustreren luxe-edities in beperkte oplagen. ‘C'est là que vient de paraître mon irrespectueuse et voltairienne Liluli’, schrijft Rolland. Hij is met Le Sablier overeengekomen dat hij het recht heeft zijn satire later in Parijs door Ollendorff te laten heruitgeven en stelt voor dat Van Eeden dezelfde regeling treft: de vertaling van De kleine Johannes in Genève publiceren in een oplage van 600 à 1000 exemplaren, in afwachting dat het boek een kans krijgt bij een Franse uitgever. Van Eeden gaat onmiddellijk akkoord: ‘J'espère que “le Sablier” publiera le “petit Johannes” illustré par Masereel. Avec votre préface’. In november krijgt Arcos van zijn drukker een offerte voor 750 exemplaren ‘sur volumineux anglais’, 30 exemplaren op Ingres d'Arches en 10 op Japans. Kosten, inclusief band en bindwerk: een kleine 3000 Zwitserse francs. Dat is het eerste en het laatste spoor van het plan voor de Sablier-uitgave, maar blijkens een brief van Rolland aan Van Eeden had het boek in het voorjaar van 1920 moeten verschijnen: ‘Le Petit Johannès doit toujours être publié par le Sablier de Genève, en mars ou avril. Arcos l'admire beaucoup; et il faudrait des difficultés financières bien graves pour qu'il renonçât’. | |||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||
Mogelijk heeft Rolland op dat moment al redenen om te vermoeden dat Le Sablier de financiering niet rond zal krijgen. Door een forse koersdaling van de Franse franc ten opzichte van de Zwitserse munt en de daarmee gepaard gaande problemen in de transport- en papiersector zijn Arcos en Masereel genoodzaakt het ene veelbelovende project na het andere te laten varen. Een van de titels die ze moeten afvoeren is De Kleine Johannes. Om een boek van 250 bladzijden uit te geven is er meer geld nodig dan de bescheiden kredieten waarover ze kunnen beschikken. Medio maart ontvangt Van Eeden een eerste brief van Bazalgette: omdat Arcos de vertaling van De kleine Johannes niet zelf kan uitgeven is hij bereid het manuscript af te staan voor de internationale collectie die Bazalgette in Parijs heeft opgezet. | |||||||||||
Prosateurs étrangers modernesCher Docteur van Eeden, Je me permets de vous écrire sur le conseil de notre grand ami Romain Rolland, qui m'engage à essayer de publier un livre de vous dans la collection annoncée sur le prospectus ci-joint, et que je suis chargé de diriger... En un mot, et avant tout, je viens vous exprimer mon grand et sincère désir de publier la traduction d'une oeuvre de vous, dans cette collection des Prosateurs Etrangers, où je voudrais grouper quelques-uns des plus puissants écrivains d'Europe. Léon Bazalgette, naaste vriend van Rolland, Arcos en Masereel, is de eerste Franse vertaler en biograaf van Walt Whitman en Henry Thoreau, en vanaf 1920 uitgever van de eclectische collectie ‘Prosateurs étrangers modernes’, waarin als eerste titel de vertaling van Het ezelken (Le bourriquet) van zijn oude vriend Cyriel Buysse verschijnt. Naast werk van Dostojevski, Thomas Hardy, Knut Hamsun, Gottfried Keller en jonge Amerikaanse auteurs zoals Sherwood Anderson en John Dos Passos zal Bazalgette onder andere ook Felix Timmermans' Pallieter uitgeven. Via Rolland en Arcos belandt Monniers vertaling van De kleine Johannes eveneens op zijn bureau. Net als Van Eeden is Bazalgette een onverzettelijk internationalist. Hun vriendschap met Rolland en hun gemeenschappelijke affiniteiten met Whitman en Thoreau zorgen bij voorbaat voor wederzijds vertrouwen en respect, en bij hun eerste kennismaking in de zomer van 1920 ontstaat onmiddellijk een persoonlijke sympathie. De kennismaking heeft trouwens een gunstige invloed op Van Eedens verblijf in Parijs, waar hij de eerste dag rondwandelt ‘in diepe somberheid, geen weemoed maar dorre naargeestigheid’. Wanneer hij bij Rieder hoort dat de vertaling van De kleine Johannes pas in maart 1921 zal kunnen verschijnen, is dat niet van aard om hem op te vrolijken, maar 's anderendaags, 7 augustus, heeft hij een afspraak met Bazalgette die zijn stemming doet omslaan: ‘Van morgen, 11 uur sprak ik Basalgette [sic], Rolland's vriend. Een zuidelijk Fransch type, een prettig mensch om mee te praten. Hij sprak oover de réunie die wij noodig hebben, van krachten uit alle landen. Hij noemde nog Duhamel en Barbusse. Wij spraken af voor Maandag. Dit doet aan de oude tijd denken’. In 1921 zal Van Eeden in Monde nouveau een stuk over de Whitman-biografie van Bazalgette publiceren, en in 1923 zal Bazalgette een artikel over Van Eeden schrijven dat de ‘geportretteerde’ blijkens een aantekening in zijn dagboek bijzonder treft: ‘Het ontroerde mij zeer, door de fijne, liefderijke | |||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||
wijze waarop hij mij ziet, zonder mij daarom te sparen. Ik moest er van schreyen, wat mij goed deed’.
In het najaar van 1920 is er een amusante briefwisseling over de vertaling van de titel De kleine Johannes: moet dat in het Frans definitief Le petit Jean worden, of Le petit Johannès? Bazalgette geeft de voorkeur aan Jean - ‘vous connaissez mes compatriotes’, schrijft hij - terwijl Van Eeden meer voelt voor Johannes omdat Petit Jean hem doet denken aan ‘Jantje’, een naam met een totaal andere gevoelswaarde. De uitgever overtuigt hem met het argument dat het Franse equivalent van ‘Jantje’ niet ‘petit Jean’ maar ‘Jeannot’ is. Over de vertaling zelf schrijft Bazalgette nog: Je l'ai revu avec soin et, en appréciant l'excellence de la version de Mme Harper-Monnier, j'ai effacé quelques minuscules ‘batavismes’ de langue, inévitables lorsqu'on n'est pas Français de France. Et maintenant c'est tout à fait au point. Je me réjouis beaucoup à la pensée de voir paraître enfin votre grand livre. Omdat de verschijningsdatum in extremis wordt verschoven naar het najaar, wordt het december 1921 voordat het eerste exemplaar van Le petit Jean in Bussum arriveert. Reacties zijn er nog niet, schrijft Bazalgette twee dagen voor Kerstmis: ‘il faudra laisser aux gens le temps de se remettre des émotions familiales de Noël et du Nouvel An’. Als er interessante recensies verschijnen zal hij die zeker doorsturen. | |||||||||||
Het laatste hoofdstukOh! ce que je m'en veux de ne pas avoir été chez vous lire ce dernier chapitre, puisque tout mon être, toute mon âme déliraient de cette apothéose finale. J'aurais dû me méfier de ma plume qui suivait ce sens que je prêtais à votre sublime fin. In Nederland leest geen mens Franse vertalingen van Nederlandse boeken - behalve de Belgische Hagenaar Léon Paschal, die zijn eigen vertaling van De kleine Johannes in de Revue de Hollande heeft gepubliceerd terwijl Monnier aan haar versie werkte. Ook de redactie van het Antwerpse maandblad Lumière, dat in de jaren 1919-1923 in de contacten tussen de Nederlandstalige en de Franstalige literatuur een cruciale rol speelt, heeft vanzelfsprekend belangstelling. Een van de redacteuren is Bob Claessens, die in 1920 voor Bazalgette Pallieter in het Frans heeft vertaald en naar eigen zeggen eveneens aan een vertaling van De kleine Johannes werkte toen hij hoorde dat een mevrouw in Nederland al zo goed als klaar was met een Franse versie. Monniers vertaling noemt Claessens in zijn recensie ‘remarquable d'ailleurs de souplesse et d'élégance’. Die kwaliteiten wegen evenwel niet op tegen het feit dat de vertaalster de laatste bladzijden grondig heeft aangepast aan haar katholieke geloofsovertuiging. De voorbeelden die door Claessens en door Van Eeden zelf in de brief aan Rolland geciteerd worden, geven een idee van de ravage die Monnier in haar zendingsijver heeft aangericht, maar de enormiteit van de verminking is alleen te overzien als het origineel en de Franse versie van de laatste bladzijden naast elkaar liggen: dan blijkt hoe vaak de | |||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||
vertaalster interpoleert, weglaat en ‘verfraait’, hoe de valse retoriek van haar interpolaties de poëzie van Van Eedens proza wegdrukt en de gewijde sfeer van het slot verdrinkt in schrille pathos. Het ontroerende zinnetje ‘Ik wil bij u zijn’ bijvoorbeeld wordt bij Monnier: ‘Je veux, oh je veux te suivre à jamais’. Veel kwalijker nog zijn de inhoudelijke ingrepen: ‘Daar is het Grote Licht’ wordt ‘Je suis la vraie Lumière’; ‘de ernstige mens’ wordt ‘le Fils de l'Homme’; ‘Noem die namen niet’ wordt ‘Ne profane pas la Sainteté du saint Nom!’. Vervolgens wordt een hele zin ingelast die er bij Van Eeden niet staat: ‘On ne le prononçait qu'en s'inclinant avec respect, et comme si chaque fois l'on se fût trouvé en présence de la Sainte Personne’. Wat er in het Nederlands wél staat is bij Monnier verdwenen: ‘zij zijn tot draf geworden voor de zwijnen en tot narreklederen voor de dwazen’. Zo gaat het door, tot en met de laatste alinea.
Wie in de geautomatiseerde catalogus van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag de naam Harper-Monnier aanklikt komt niet terecht bij Le petit Jean maar bij de in 1917 in Den Haag verschenen Franse vertaling van Christus consolator, or, Comfortable words for burdened hearts. Dat boek uit 1893 van de Amerikaanse bisschop Gilbert Haven was Monnier aan het vertalen toen ze in 1915 kennismaakte met De kleine Johannes.Ga naar eind6. Het lijkt erop dat ze de woorden van Van Eedens ‘Dutch Christ’ heeft gelezen in het licht van de ‘paroles pour les coeurs brisés’ van bisschop Havens ‘Christus consolator’.
In maart 1922 - een paar weken na de onthulling in Lumière - komt Van Eeden voor een lezing naar Antwerpen, waar hij onder andere zijn vooroorlogse vertaler Camille Huysmans ontmoet. Onvermijdelijk wordt hij door Huysmans aangesproken over Le petit Jean, en even onvermijdelijk komt de affaire in augustus ter sprake tijdens zijn bezoek bij Romain Rolland in het Zwitserse Villeneuve. ‘Je viendrai vous demander pardon en tout’, heeft hij in juni aan Rolland beloofd. In Van Eedens dagboekaantekeningen over het bezoek wordt het pijnlijke onderwerp niet aangeroerd. Uit de reacties die hij voor en na zijn lezing in Lugano opvangt, meent hij zelfs te mogen afleiden dat de Franse en de eveneens in 1921 verschenen Italiaanse vertaling van De kleine Johannes een succes zijn.Ga naar eind7. Een succes? Van de eerste editie zijn er niet meer dan 380 exemplaren bestemd voor de boekhandel, en de volgende edities zijn waarschijnlijk geen herdrukken maar titeluitgaven. In de tweede en derde editie staat 1921 als jaar van uitgave vermeld, terwijl Van Eeden in juni 1922 aan Monnier schrijft: ‘Si par bonheur une seconde édition doit suivre’. In 1923 zegt hij in een brief aan Rolland: ‘Je crains que cette malheureuse traduction... sera bientôt oubliée et que la deuxième et troisième partie ne seront jamais publiées’. | |||||||||||
Et caeteraje vous rappelle que ‘la traductrice de la maison Rieder’, pour employer l'une de vos formules, était présentée et patronnée par le Dr Frederik van Eeden lui-même, qui l'a reconnu avec la plus parfaite franchise. Hier zou de affaire Monnier eindigen als er niet ook nog Léon Paschal was geweest: in 1873 geboren in Mechelen, al vanaf 1897 woonachtig in Den Haag, | |||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||
waar hij ingeschreven staat als leraar van de Krijgsschool. Zijn uur van glorie heeft de Franstalige Vlaming beleefd toen de eerbiedwaardige Mercure de France in 1910 bereid bleek zijn kunsttheoretische studie met de imposante titel Esthétique nouvelle fondée sur la psychologie du génie uit te geven.
Intrigerender dan zijn nieuwe esthetica is Paschals hardnekkig streven om erkenning te vinden als vertaler van De kleine Johannes. Hij was nog geen dertig toen hij, van december 1902 tot juni 1903, in de Brusselse Revue de Belgique een bewerking getiteld ‘Jeannot’ publiceerde. Hij was vijfenveertig toen in Sijthoffs Revue de Hollande de eerste versie van zijn vertaling ‘Le petit Johannès’ verscheen. En hij is vijfenvijftig als hij tot de conclusie komt dat hij met de herziene versie van zijn vertaling geen kans maakt om in Parijs een geïnteresseerde uitgever te vinden en ervoor te zorgen dat de Rieder-editie belandt waar ze volgens hem thuishoort: in de papiermolen.
In een ongepubliceerd manuscript vertelt Paschal zijn versie van het verhaal over de reacties op Le petit Jean. Niet hij maar Sijthoff zou als eerste gereageerd hebben: ‘l'éditeur Sijthoff ayant envoyé mon Petit Johannès au Rotterdamsche Courant en guise de protestation contre le Petit Jean, le R.C. publia un article où ma traduction était opposée à celle qui venait de paraître’.Ga naar eind8. Nadat hij zelf Monniers vertaling heeft gelezen voelt hij zich zo gechoqueerd, dat hij de brochure La grande misère des traductions littéraires (1928) schrijft waarin Le petit Jean als typevoorbeeld van een corrupte vertaling aan de kaak wordt gesteld.
Dat Paschal zich zeven jaar na de publicatie van Le petit Jean zo hardnekkig in de Rieder-uitgave blijft vastbijten is alleen te verklaren door zijn verbittering over het gebrek aan erkenning en steun voor zijn eigen vertaling. In zijn rancune keert hij zich in het voorwoord van zijn brochure tegen iedereen die bij de Parijse editie betrokken was. Tegen Monnier natuurlijk, maar ook tegen Rolland, die hij ervan beschuldigt zich het voorwoord door Van Eeden als het ware te hebben laten dicteren; tegen Bazalgette, die hem het gras voor de voeten heeft weggemaaid; en ten slotte tegen Van Eeden, die hij beschuldigt van medeplichtigheid.
In 1926 heeft Paschal tevergeefs geprobeerd een Parijse uitgever voor zijn ‘Petit Johannès’ te interesseren. Librairie Pion weigert - ‘malgré la supériorité de votre traduction’ - omdat er al een Franse editie bestaat. Librairie Stock toont aanvankelijk wel interesse, maar die verdwijnt als De kleine Johannes geen kinderboek blijkt te zijn. ‘Il y a beaucoup de charme dans cette histoire’, schrijft de uitgever, ‘mais il s'y trouve un mélange, qui ne plaira jamais en France, de fantaisie et de conceptions philosophiques où la vie et même les idées sur la religion et sur Dieu sont traitées avec une certaine partialité.’ Mogelijk krijgt Van Eeden door Paschal een kopie van de brief toegestuurd, want een paar dagen later al antwoordt hij de vertaler dat hij de bezwaren van Stock begrijpt, al is hij het er niet mee eens dat zijn boek ‘een mengsel’ wordt genoemd. Hij staat kort stil bij een paar vragen die Paschal hem heeft voorgelegd en eindigt met de verzekering dat hij bereid blijft hem te helpen - ‘als ik kan’ schrijft hij er met de hand onder de getypte brief bij. Het is dus pertinent onjuist dat hij altijd alleen maar afwijzend heeft gereageerd zoals Paschal twee jaar later in La grande misère beweert.Ga naar eind9. | |||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||
De reactie van Rolland op de brochure is niet bewaard gebleven, wel het briefje waarmee Bazalgette op 15 mei 1928 Paschal kort en krachtig van repliek dient. De uitgever doet geen moeite om beleefd te zijn. Hij vindt het lasterlijk dat de vertaler Van Eeden blijft achtervolgen met een zaak die jaren geleden al in het reine getrokken is en Rieder van onfatsoenlijke praktijken blijft beschuldigen zonder dat daar enige reden toe bestaat. Misschien is Paschal er na die repliek eindelijk in geslaagd De kleine Johannes los te laten. In 1931 verschijnt in Den Haag zijn laatste boek: Le Génie, la beauté, la gloire et caetera.
Romain Rolland (links) met Frans Masereel en René Arcos in Genève, kort na de oprichting van de Editions du Sablier (1919) (Collectie P. Vorms).
| |||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||
Brieven
Ga naar eind10.
| |||||||||||
2 Léon Bazalgette aan Frederik van Eeden, Parijs 23.3.1922Bien cher Dr. Van Eeden,
Je me préparais à vous écrire au sujet de l'article sur Le Petit Jean dans ‘Lumière’ d'Anvers, lorsque Romain Rolland me communique votre lettre.
Alors l'auteur de l'article a raison et c'est la traductrice qui est coupable. Et c'est | |||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||
moi qui encours la responsabilité grave d'avoir publié un livre qui déforme votre pensée.
Je serais tout prêt à prendre sur mes épaules cette responsabilité (puis qu'il nous faut bien porter notre Croix), mais il y a d'autres intérêts en jeu. Cet acte de malhonnêteté littéraire, commis par la traductrice, jette le discrédit sur toute une collection que nous nous sommes toujours efforcés de maintenir à un niveau élevé.
C'est pourquoi je me permets de vous demander, cher Dr. Van Eeden, si vous voulez bien accepter de partager avec moi cette responsabilité, en déclarant que vous n'aviez pas lu tout le manuscrit, et que cette déformation des pages finales vous avait échappé; que vous la réprouvez; et que le texte du Kleine Johannes demeure le même.
Si vous m'écriviez cela, avec permission d'en user, je pourrais le communiquer à la revue d'Anvers qui le publierait dans son prochain no. Je n'aimerais pas que cet article restât sans réponse, à cause de l'accusation précise qu'il contient.
Autre chose: Est-ce que ce sont seulement ces dernières pages qui sont fautives, ou est-ce que le livre entier est traité avec le même sans-gêne extraordinaire? S'il s'agit seulement des dernières pages, je les ferai remplacer par une version correcte pour une future édition.
Si c'était le livre entier qui était mauvais, le cas serait plus grave.
De toute façon, si vous ne refusez pas de m'écrire ce mot, je vous serai bien reconnaissant de me l'envoyer le plus tôt possible, pour qu'il puisse paraître dans le prochain no de la revue d'Anvers.
Il ne me reste plus de place, aujourd'hui, pour vous parler d'autres choses, comme j'aurais voulu. J'espère que tout va bien à Walden et que vous vous préparez à accueillir le printemps pascal.
Je suis accablé de travail. Bien affectueusement votre
L. Bazalgette | |||||||||||
3 Léon Bazalgette aan de redactie van Lumière
| |||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||
Brief van Sophie Monnier aan Van Eeden van 25 maart 1922 (UB, Amsterdam).
| |||||||||||
4 Sophie Harper-Monnier aan Frederik van Eeden, Scheveningen 25.3.1922Cher Maître. J'ai été bien malade de la grippe, c'est pourquoi je n'ai pas répondu à votre bonne carte, ni ne vous ai communiqué le content de quelques lettres reçues de l'étranger m'apprenant la joie et l'émotion que la lecture du Petit Jean avait causées. Entre autres, une de Romain Rolland qui me fit tant plaisir, il dit: ‘Et merci à vous, chère Madame, de nous avoir permis, par votre excellente traduction, d'introduire ce chef d'oeuvre dans la littérature française.’
J'avais été si heureuse de voir votre si parfaite oeuvre comprise et reçue en France avec enthousiasme. J'ai appris que le monde des lettres l'avait appréciée d'emblée | |||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||
et j'en étais contente, beaucoup pour vous aussi, parce que peu d'autres ont réussi à développer le travail d'une âme, aussi intensément que vous l'avez fait dans le ‘K. Johannes.’
Vous ne saurez jamais comme cette oeuvre puissante m'a passionnée en la traduisant. Je relisais, je chantais en sourdine chaque phrase pour en mieux saisir le sens de l'auteur. J'ai suivi vos conférences sur le ‘K J’, j'ai assisté à des contreverses sans nombre de gens lettrés qui tout comme moi placent votre ‘K J’ à la tête de la littérature hollandaise, et si rien, non rien, ne m'avait apporté une réelle joie, depuis la mort de mes enfants, ce succès, en France, de votre livre brought me that thrill of gladness I had thought dead for ever in me, mais.... mais... voilà, ce bonheur est aujourd'hui changé en larmes, parce que par une lettre triste de Romain Rolland j'apprends qu'un critique d' Anvers dit que j'ai modifié gravement dans le dernier chapitre la pensée de l'auteur, que je donne à l'apparition de la fin, un caractère beaucoup moins libre de tout dogme religieux.
Je suis très très malheureuse de ce qui arrive, j'en suis toute bouleversée, d'autant plus que j'étais loin de me douter qu'une telle question allait être soulevée sachant qu'un grand nombre de hollandais interprètent comme je l'ai fait ce dernier chapitre. Un exemple:
Un soir, que vous donniez une conférence: pendant la pause, tout un côté de la salle où je me trouvais en compagnie de plusieurs gens instruits et du meilleur monde, se mit à discuter comme toujours, sur l'interprétation de ce dernier chapitre. ‘Moi’, disait l'un, ‘je comprends l'apparition ainsi’.... ‘moi aussi’ disaient d'autres, ‘pas moi, répliquait une autre, Van Eeden veut dire ceci...’ Et vous Mrs Harper, demanda subitement un homme lettré bien connu. ‘Oh, dis-je, je crois qu'il n'y a pas de doute, c'est bien la figure du Christ, et si l'auteur la voile dans son texte, c'est pour vous faire comprendre qu'il faut avoir l'esprit du Christ en soi, pas seulement sur les lèvres, sinon à quoi servirait ces douleurs et ce long travail d'une âme si ce n'était point pour avoir fait trouver au Kleine Johannes la vraie Lumière, c'est ce à quoi, j'en suis sûre, le génie de Van Eeden s'est appliqué à nous montrer.’
‘Bravo! dirent plusieurs voix, c'est bien ainsi que nous autres, vrais hollandais, comprenons cette finale.’
La conférence terminée, j'ai été vous dire où j'en étais avec ma traduction. En 2 mots, je vous fis part de mon hésitation quant à la traduction de certains passages, surtout du dernier chapitre tant discuté une heure auparavant.
Je me souviendrai toujours de l'impression qu'une dame agée qui m'avait accompagnée, et moi, avons ressentie en voyant l'intense expression presque mystique qui se répandit sur vos traits quand je vous expliquai que je n'étais pas la seule à hésiter comment justement il fallait interpréter l'apparition de la fin. Etait-ce oui ou non le Christ, le fils de Dieu?
Je vous vois encore, la tête penchée, perdu en une pensée profonde belle apparemment. Au bout d'une longue minute comme quelqu'un qui venait de voir dans un autre monde, vous m'avez souri en répondant lentement et doucement: ‘Je suis bien sûr que vous saurez interpréter la pensée de l'auteur du “K J”, mais si quelque passage vous paraît obscure ou que la difficulté de la langue vous arrête ici ou là, prenez votre version anglaise qui est très correcte. Du reste, vous m'enverrez votre mauscrit aussitôt achevé et je vous promets de le lire bien attentivement.’ | |||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||
Je vous l'ai envoyé et vous me l'avez rendu au bout de 3 semaines avec une lettre me disant que vous en étiez satisfait et que la traduction vous paraissait excellente. Je vous avais averti que ma version anglaise, dans le dernier chapitre, mettait des majuscules aux noms de: Homme, Lui, Moi, Vous, Lumière, etc. ce qui forcément éloignait ce doute que soulève tant de contreverses parmi les lecteurs hollandais, parce que le texte hollandais donnant ces noms avec une lettre minuscule laisse un doute.
Vous ayant donc dit que je les avais aussi traduits avec des lettres majuscules, j'ai tout naturellement pensé que vous le trouviez bien puisque dans votre lettre qui accompagnait mon manuscrit vous ne m'en dites rien et que par contre vous m'aviez fait d'autres remarques que j'avais pris soin d'exécuter à la lettre.
La question maintenant est de s'entendre gentiment ensemble. Si vous êtes de l'avis du critique d'Anvers, voyons ce qu'il y a de mieux à faire pour rectifier l'erreur.
Voulons-nous proposer à l'éditeur de bien vouloir composer une notice habile avec rectification du dernier chapitre que je remettrais sur pied mais avec vous, cette fois, qu'il ne se glisse pas de malentendu, pour que les jaloux, les amers, les furieux parce que vous avez embrassé la foi catholique, n'aient plus de cailloux à jeter.
Tout peut se rectifier en ce monde; il n'y a que le mal qui tache d'une marque indélible ce qui n'est certes pas le cas pour mon manque d'interprétation de votre pensée, erreur qui du reste ne saurait jamais faire que crier un athée.
Je vous écrivais à Noël (je ne me souviens plus les mots, mais dans ce sens: ‘Quelle étrange coïncidence, qu'à l'heure, où le Petit Jean fait son entrée en France, l'auteur a lui aussi trouvé la Lumière: ainsi tous les deux vont maintenant porter la Foi et la Force que vous aspirez à répandre. Oh, Maître, je suis triste audelà de toute expression au sujet de cet article, mais je puis compter sur vous, n'est-ce pas? comme je sais que nous pouvons compter sur Romain Rolland pour arranger la chose avec l'éditeur. ‘Le Petit Jean’ est pour moi, comme un être vivant, il me tenait presque lieu d'enfant pendant que j'y travaillais. Je suis si seule au monde, ça ne peut vous étonner un tel sentiment, n'est-ce pas? Je ferais tout pour qu'on ne fasse pas attaque à mon Petit Jean.
Quelle immense bonté vit en Romain Rolland et quelle âme noble et grande que la sienne, je suis remplie d'admiration respectueuse devant une si belle nature.
Et maintenant, cher Maître, je vous fais mes excuses pour ce volume de lettre, qui était nécessaire pour se comprendre.
Veuillez me répondre en français, pas en hollandais. Le français me rappelle vos visites to my beloved boy parce que le plus souvent vous parliez en français plutôt qu'en anglais.
J'ai appris à me soumettre à la volonté de Dieu, oh, mais que je souffre! La douleur est ma compagne de route.
Présentez mes bons souvenirs à Madame et aux garçons.
Recevez, cher Maître, mes salutations distinguées.
S. Harper-Monnier | |||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||
5 Frederik van Eeden aan Sophie Monnier, Bussum 24.5.1922Chère Madame,
Pardonnez-moi de ne pas avoir répondu plus tôt. Ce qui est arrivé m'était si pénible que j'ai laissé votre lettre longtemps sans la lire. C'était ma faute évidemment je n'ai pas lu votre traduction attentivement. Ce n'était pas vrai ce que je vous ai dit. On m'avait assuré que votre français était excellent et je n'ai pas lu la fin du livre. Pardonnez-moi que je vous dise franchement que jamais, mais jamais le traducteur a le droit d'ajouter, ou de changer les mots d'une oeuvre d'art. Pourtant je le répète: la faute est à moi, et j'ai prié le généreux R. Rolland de me pardonner.
J'ai l'intention d'indiquer les phrases et les mots qui sont ajoutés ou changés dans la traduction, et je ferai ce que vous proposez.
Veuillez bien croire à ma sympathie avec la perte que vous avez subie, et je prierai pour vous comme vous l'avez demandé.
Avec mes meilleurs souhaits
le vôtre
Frederik van Eeden | |||||||||||
6 Frederik van Eeden aan Romain Rolland, Bussum 11.5.1928Mon cher ami.
C'est avec un profond ennui, spécialement pour vous et pour Bazalgette que je me rappelle la malheureuse histoire de la traduction du ‘Kleine Johannes’ par Madame Monnier Harper. C'est ma faute, mea maxima culpa.
J'ai traité en médecin le fils de Madame M.H., jeune violiste plein de promesses, dans une très sérieuse maladie. Plusieurs fois Madame H. m'a exprimé sa reconnaissance. En tachant de faire quelque chose pour la mère et son fils, dans des conditions pénibles, je lui ai confié la traduction du ‘Kleine Johannes’ et je suivais son travail jusqu'au milieu. C'est alors que voulant hâter les choses, je perda l'accuratesse nécessaire, jusqu'à un jour, averti par vous, Romain Rolland, je me trouvais en face de quelques énormités, dont la paternité m'est absolument étrange. Les quelques scènes qui ensuivaient, je passerai par clémence pour la mère. La conclusion reste bref, que ni Romain Rolland, ni Monsieur Bazalgette est le coupable, mais seulement la traductrice et moi-même, pour ma manque d'accuratesse.
Je vous prie, cher ami, de pardonner ma négligence, et d'exprimer mes regrets à M Bazalgette et à vous. Excusez la mauvaise écriture, l'âge commence son triste métier. Pourtant je ne me plains pas.
En toute amitié,
Frederik van Eeden | |||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||
7 Léon Bazalgette aan Léon Paschal, Parijs 15.5.1928A monsieur Léon Paschal
Je pourrais négliger de relever l'évidente bonne foi d'une attaque par laquelle vous cherchez à exploiter un accident, d'ancienne date, contre un noble et grand écrivain, une maison d'édition et une collection qui n'ont aucune attache avec l'Institut de Coopération Intellectuelle ni avec aucun autre organe de la Société des Nations, que vous prônez.
Puisque vous semblez ignorer que la question de la version française de Kleine Johannes est règlé depuis longtemps, dans un sens qui met hors de cause l'écrivain, la maison d'édition et la collection, que vous accusez, ridiculement, de malhonnêteté, je vous rappelle que ‘la traductrice de la maison Rieder’, pour employer l'une de vos formules, était présentée et patronnée par le Dr Frederik van Eeden lui-même, qui l'a reconnu avec la plus parfaite franchise.
Je vous autorise à publier ces lignes dans un supplément de votre opuscule ‘destiné aux seuls intéressés’. Au nombre desquels je vous prie de ne pas me compter.
Léon Bazalgette
‘votre opuscule’: de brochure La grande misère des traductions littéraires. | |||||||||||
Bronnen
|
|