De zingende en speelende dienstmaagd
(ca. 1805)–Anoniem Zingende en speelende dienstmaagd, De– AuteursrechtvrijOp een aengenaame Wys.1.
Het lieve schoftuur slaat, te recht
De wensch van d'Ambachtsman:
Nu in de schaduw neêrgelegd:
Hoe smaakt de rust my dan?
2.
Het was van daag ook vreeslyk heet;
Er liep van toen 'k begon,
Van myn gezicht een stroom van zweet,
Als lag in 't hoofd een bron.
3.
Wat de arme Man niet lyden moet,
Voor die niets doende liên,
Die wy, voor loutren overvloed,
Zig moede rusten zien!
4.
'k Dacht dikwyls, (dan, 'k had ongelyk,
Het'geen ik gaarne erken,)
Waarom of ik óók niet zoo ryk,
Als zulke Menschen ben?
5.
Maar, my viel in: God vond het goed.
Dat is u tog bewust;
| |
[pagina 77]
| |
En 't stukje brood smaak dien slechts zoet
Die na den arbeid rust.
6.
Met alles is 't, naa korten tyd,
Op de Aarde tog gedaan,
Dan vangt, ter vrolyke eeuwigheid,
Den heiligen avond aan.
7.
Daar zyn wy allen weêr gelyk,
Daar kend men druk noch kruis,
Het werk is af, en arm en ryk
Gaat om zyn loon naar huis.
|
|