De zingende en speelende dienstmaagd
(ca. 1805)–Anoniem Zingende en speelende dienstmaagd, De– Auteursrechtvrij
[pagina 67]
| |
Wys: Zonder liefde zonder wyn.1.
Vriende luisterd na dit lied,
't Zal u wil wel smaaken,
En gy zult u, met myn zang,
Zekerlyk vermaaken:
't Kluchtje is hier te steê gebeurd,
Zoo als veelen weeten,
En de man, die het betreft,
Zal 't niet ligt vergeeten.
2.
Hy was met een vrolyk wyf,
In den echt getreeden,
En genoot in volle kragt,
De aardsche zaligheden,
Die men op het huwlyks bed,
Met een Vrouw kan smaaken.
Fok, zo heet de Man, was jong,
En verstond zyn zaaken.
3.
Tryntje, dit was Vrouwtjes naam,
Hield niet veel van slaapen,
't Wyfje was van kop tot teên,
Voor de vreugd geschaapen,
Fok zei dikwils: , hoor eens Tryn,
, Dat 's nu goed voor heden,
| |
[pagina 68]
| |
, Maar weest niet wat minder ook
, In vervolg te vreeden.
4.
, Anders was gy wis en waar,
, Alle jaaren zwanger,
, En dan valt de slechte tyd,
, Ons nog vry wat banger,
, In een kraam is veel te koop,
, Alles even geldig,
, En 't betaalen van die waar,
, Drukt de mensch geweldig.
5.
Maar wat Fok ook praaten wou,
't Kon volstrekt niet baaten,
Tryntje liet haar goede sul,
Naar genoegen praaten.
Maar hield vol uit, haar bedryf,
Wist van geen bedaaren,
En na negen maanden tyds,
Moest het wyfje baaren.
6.
Zy schonk, zonder slag of stoot,
Fok een aardig Tryntje,
't is de Vader op een duit:
Zei het Vroedwyf, Wyntje:
Fok was beister in zyn schik,
Schreide van genoegen,
'k Zal, zei hy, met zielsvermaak,
, Voor dit Kindje zwoegen.'
7.
Maar hoe stond de goede sul,
Op zyn neus te kyken,
Toen het Vroetwyf, lachgend zei: ,
, Hier zyn wisse blyken,
, Dat 'er nog een kleintje komt,
, 't Werk staat na behooren,
| |
[pagina 69]
| |
, Spoedig word u, goede Fok,
, Nog een Kind gebooren.'
8.
Dat 's niet noodig, , zei de Man,
, 'k Heb myn wensch verkreegen,
, Verder houw ik niet zeer veel,
, Van die dubblen zeegen:
, Maar ik heb het wel gevreesd,
, Tryn is al te woelig,
, Nog een Kindje Wyntje-moer!
, Zie dat treft gevoelig.'
9.
, Evenwel het is maar zoo,
, Zei 't ervaaren Wyntje;
, Binnen slechts een half kwart uur,
, Hebt gy nog een Kleintje.'-
, God bewaare ons! nog een meid?
, Wel dat 's niet te hoopen
, 'k Wil dat kluchje, by myn ziel,
, Heel wat gaan ontloopen.'
10.
't Was als Wyntje had gezegd:
't Vrouwtje was ervaaren,
Zy was Vroedvrouw, na ik meen,
Meer dan veertig jaaren:
Binnen nog een half kwart uur,
Was 'er weer gebooren:
Liet een tweede vette meid,
Zig wat duchtig hooren.
11.
, God bewaaren ons, zeide Fok!
, Welk een vreeslyk leeven,
, Als het zoo gaat, zou een man
, Voor het Huwlyk beeven.'-
, En, sprak Wyntje, , goede Fok,
, 'k Moet u echter zeggen,
| |
[pagina 70]
| |
, Dat uw Hennetje gewis,
, Nog een Ei zal leggen.'
12.
, Nog een Kind! wat drommel Wyf,
, Zou dat kunnen weezen?
, Sluit de kinderkast maar toe,
, 'k Heb genoeg aan deezen,
Wyntje lachte, en ging aan 't werk,
Zonder lang te draalen,
Want 'er was voor 't rappe Wyf,
Nog een Zoon te haalen.
13.
Spoedig had zy 't ook gedaan,
Fok ging nu staan pruilen,
Zuchten, klaagen en met een,
Jammerlyk te huilen:
, Wel verbaasd, , zei hy daarna,
, Is dat Kinderen baaren:
, Tryn gy moogd die aardigheid,
, In 't vervolg wel spaaren.
14.
, En wie zal nu dat gesnor,
, 't Noodig voedzel schaften,
, Kyk, dat noem 'k een Burgerman,
, Voor een grapje straffen:
, Wyntje-moer, heeft nu myn wyf,
, By dien raare zeegen,
, Voor die kleine schreiërsbaas,
, Ook een pram gekreegen?
15.
, Anders moet gy, en wat knap,
, Zonder tegenzeggen,
, Een der Meiden nog van daag,
, Maar te vondeling leggen,
, 'k Heb aan één nog overvloed;
, En die kleine jongen,
| |
[pagina 71]
| |
, Heeft zyn liedje, by myn ziel,
, Spoedig uitgezongen.
16.
, 'k Zal zoo draa hy loopen kan,
, Hem na 't Kweekschool jaagen,
, Laat hy daar, met zyn geschreeuw,
, 't Jonge Scheepsvolk plaagen:
, En van Tryn wil 'k af, de Stad
, Mag niet permitteren,
, Dat een Vrouw haar echte Man
, Zoo zal ruïneeren.'
17.
Hoord nu gy ongetrouwde liên,
Laat Fok u wys doen weezen;
Beseft wat u gebeuren kan,
Wat lot u staat te vreezen,
En wilt gy dan tog in de fuik,
Dan moet gy ook niet klaagen,
Als gy een twee- of drie-ling krygt;
Een Vrouwtje heeft die vlaagen.
|
|