De zingende en speelende dienstmaagd
(ca. 1805)–Anoniem Zingende en speelende dienstmaagd, De– Auteursrechtvrij
[pagina 3]
| |
Op een Nieuwe Wys.1.
MEvrouw wyl Geert U Edele Maagd,
Uw dienst, zo 'k hoor niet meer behaagd;
Maar hygt na stilder leven,
Zoo is de vraag, als nu of gy
Getuigenis, naar den Eisch aan my
Van Geert zou willen geven?
2.
De eerste vraag is dan Mevrouw:
Of Geertje eerlyk is en trouw,
En deugdzaam in haar wandel?
Of zy een bitze tong ook heeft?
On onbehoorlyk antwoord geeft?
Maar heusch is in haar handel.
| |
[pagina 4]
| |
3.
Ten tweede of zy net en ras,
Kan hand'len, omgaan, met de wasch?
Goed stryken kan en styven?
Het huiswerk in de grond verstaat;
Want ziet hoe handiger dit gaat,
Hoe minder ik zal kyven.
4.
Ten derde of zy na uw gis:
Een Nachtuil of een Vliermuis is?
Dat is een Rinkelrooister,
Of ook met Vryers veel verkeerd?
Of honing om de mond braaf smeerd?
Dat is een Flikkeflooister.
5.
Bemind zy ook het Orgelspel?
Hoe zingt zy, gaat dat nog al wel?
Is dat nog al passabel?
Een Dienstmaagd is de kost wel waard,
Die by het speeltuig maatzang paard,
Want dat gaat admirabel.
6.
Slaapt Geertje, als ik 't vragen mag,
Ook wel een Gat eens in den Dag?
'k Hou van geen luijen booijen!
Maakt zy de bedde goed en zagt?
En gaat zy wel getrouw ter jagt,
By 't kwellend Heir der Vloijen.
7.
Hoe draagt zy haar wel op den duur?
| |
[pagina 5]
| |
Zeg bakt ook onze Geertje buur,
Met differente Pannen?
Mevrouw wanneer dit alzo was,
Wierd Geertje op de eerste pas,
Ook uit myn huis gebannen.
8.
Nog eens Mevrouw, is deze Meid:
Zoo het behoord wel onderleid,
Van Wollen en van Linnen?
Myn Man en Ik zyn zeer gezet,
Op Volk dat proper is en net,
Maar niet op Smeer Godinnen.
9.
Is zy wat gunstig van humeur,
Of trekt zy om een lap of leur
Ook al te ras, het mesje?
Is Geertjebuur ook van dit Tok,
Te weeten, dan van klok, klok, klok,
Of borrelebob zy Besje.
10.
Heeft Geertje ook wat veel geloop,
Dat is een opgeraapte hoop,
Van Nigten en van Neeven?
Of oude Cammeraads in zoort,
Die ballast wierp ik buiten boord,
Haar paspoort lag geschreven.
11.
Hier op verwagt ik nu berigt,
Het zy in Prosa of in Dicht;
Zoo het Uw best zal vleijen;
| |
[pagina 6]
| |
Maar antwoord my goed rond, goed Zeeuws,
En paait my dog met geen Hebreeuws,
Of met een Jan van Leijen.
12.
En zoo ghy het dan schikken kan,
Zend Geertje morgen by my an?
'k Laat van de tyd Uw meester,
Maar zoo het Uw als dan niet vleid;
Geef ik van Geertjebuur bescheid,
Aan Mietje de Besteedster.
|
|