Het zingende nachtegaaltje, fluitende verscheidene vrolijke en vermakelijke liederen(ca. 1860)–Anoniem Zingende nachtegaaltje, fluitende verscheidene vrolijke en vermakelijke liederen, Het– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Het onverschillige Antje. Antje schoon, vrolijk en blij, Altijd lagchen, altijd zingen, Overal in vriendenkringen, Noode men haar altijd bij, En ontbrak zij eenen keer, Geen genoegen was er meer. 2. Menig een die om haar hand, Smeekend kwam aan 't meisje vragen, Maar zij sprak: mijn levensdagen, Ik mijn vrijheid niet verpand, [pagina 15] [p. 15] En werd een vriendin de Bruid, Antje lachte ze hart'lijk uit. 3. Ieder trouwde Antje niet, Geene wilde 't meerder wagen, Om haar hart en hand te vragen, Nu ontwaarde men verdriet; Want dit trof haar al te zeer, Geen vriendinnen had zij meer. 4. Antje telde dertig jaar, Zag haar lente nu vervlogen, Tranen kwamen in haar oogen, Want zoo eenzaam vond zij naar. Maar de tijd was nu voorbij, En ons Antje was nu vrij. 5. 't Meisje zuchtte dag aan dag, Maar het schoone was verdwenen, En men wint geen man door weenen, Schoon zij zelf dit niet en zag. Lagchen was voor haar gedaan, Lust tot zingen was vergaan. 6. Antje zag geen blij verschiet, Want zij werd haast veertig jaren, En een jongman die wil paren, Zoekt dan toch zoo'n oude niet; Nu zocht zij door rijk gekleed, Of zij vond geen man gereed. 7. Maar wat nieuws dat men vertelt, Dat ons Antje nu zal trouwen, Met een man die reeds twee vrouwen, Vroeger heeft ter aard besteld; En vijf kind'ren nog daarbij, Zeg mij, is zij nu nog vrij? 8. Lieve meisjes! neemt deez' raad, Laat geen grillen u behagen, Als een jongman u komt vragen, [pagina 16] [p. 16] Spoedig is het reeds te laat, En is 't bloempje eens vergaan, Dan heeft schoonheid afgedaan. Vorige Volgende