De zingende zwaan, of vervolg op de Overtoompse markt-schipper
(1759)–Anoniem Zingende zwaan, of vervolg op de Overtoompse markt-schipper– Auteursrechtvrij
[pagina 81]
| |
Op de Wijs: Van het Bachus-Feest.
DE Amsterdamze Kermis-vreugd,
Daar ziet men meest de Ionge Ieugd;
Met hoopen aan de zwier,
Wel het is een groot playzier;
De grootste Koop-stad van Holland,
Daar hebje de zwier ook abondant;
Wat ziet men der niet al raars t' koop,
Ia zelfs tot Meysjes by de hoop;
Men hoord een groot geblaar,
Yder prezenteerd zijn Waar. Voor eerst ziet men de Krame staan,
En yder met zijn zoete lief gaan,
Elk koopt wat na zijn zin,
't Welk is een goed begin;
Zy houwe veel van een lapje Tits,
En moye Blom daar zwier by is;
Ofte anders van wat Neteldoek,
Besteeje niet veel in zoete Koek;
Dan benneze slegts te vree;
En slentere zagjes mee.
Wel kom vat dan je zoete Lief aan,
Wild na de Koek of Botermarkt gaan,
Daar hebje de meeste pret,
Al was 't met d' Marionet;
Ziet Masiton die radde Vent,
Zijn konsten zijn ons lang bekend,
Met al zijn Dames blank en glat,
De Bille die drille als Kalfs-nat;
Zy roepe om gewin, Za Vrinde tree maar in.
En staanje de Grapjes dan niet aan,
Zo wild heur in 't ronde gaan,
Daar schreeuwe zy als dol'
Koopt varz' Mossels, Neute of Schol;
De Smouze roepen overluyd:
'k Geef twee Augurkjes voor een Duyt,
Warme Zoetemelks-thee,
Die kanje ook krijgen mee.
| |
[pagina 82]
| |
En benje van 't loopen nog niet moe,
Gaat na de Antonies Bree-straat toe:
Daar hebjeze by de hoop,
Smousjes met Ouw' Kleeren te koop;
Dan roepe zy kom treed maar in,
En past een Kleedje na u zin;
Dan zeggenz' je bent een Cadet,
Vrind wat staatje dat Kleedje net.
Wil dan zoetjes weer heene gaan,
En kom dan op de Nieuw-markt aan,
Daar is van alles te koop,
Kramen staan daar by de hoop;
Daar hebje de Neurenburgze Waar:
En fraye dingen by malkaar,
Van Galanterie en Kante-kraam;
De droes weet alles by zijn Naam,
't Is Iuffrouw voor en naar,
Al is niets van 't Goedje haar.
Wat hoord men langs de Straat getier,
Van Tover-lantaarne, kas en Lier,
De Smousjes met Catoen,
Hebj' ook nog een Lapje van doen;
En ziet eens na den Oprateur:
Wat Kunste dat hy u brengt veur,
Met zijn Hans-worst die drollige Vent,
Hy prevelt om zijn Lampere-ment
Te helpe aan de man,
Als maar 't Volk wil Koope daar van.
En is jou Maag van 't keyken leeg,
Gaat na de Spek-slager en koopt ter deeg,
Braaf Kluyfjes ofte Worst,
Dan krijgje weer groote dorst;
En drinkt dan maar tot u playzier,
Een kan Maars of November Bier;
En is de Dag nog niet ten end,
Dan weetje wel waarje nog volend;
Aldaar 't Viooltje gaat,
En Danst dan eens op de Maat.
Dan komt gy met u zoete lief in,
Drink een Fles Wijn tot een begin,
En danst dan wat gy wil,
Al was het van Iaapje sta stil;
Danst drie Deuntjes met vreugde uyt,
U Billen zijn warm twee Stuyvers verbruyd:
Leeft zo in
| |
[pagina 83]
| |
Vreugd zonder gevaar,
Want Kermis komt maar eens in 't Iaar;
En zo raakt dan d'Magt verkwist,
Eer dat men daar eens op gist.
En wilje dan na Huys toe gaan,
Spreekt onderwijl u zoete Lief aan:
Schoon-kind wat wordt ik groen,
Voor het laaste eens een zoen;
Maar valdze wat ligt wel val dan mee,
Hier of daar op een bekwame stee,
En raakt 't Spulletje dan verbruyd,
De Meyd getrouwt of 't Zee-gat uyt;
De meeste Oostindies-vaars,
Die zoeken alteyd wat raars.
Komt hier gy Amsterdamze Ieugd,
En koopt dees Liedjes 't is kermis-vreugd;
Dan doet gy mijn groot playzier,
Het is maar twee Stuyvers, Kom hier;
Ik koop daar voor geen Land of Zand,
Maar breng het hier en daar te pand:
Dan hoorje hoe 't op Kermis gaat,
In Kroeg t'zwieren en loope op Straat:
Komt zoekt wat Duyten te gaar,
En koop elk een Boekje maar.
|
|