De zingende koddenaar
(1774)–Anoniem Zingende koddenaar, De– Auteursrechtvrijqueelende verscheide nieuwe liederen, die hedendaags gezongen werden
[pagina 61]
| |
Stem: Hier heeft myn Rosemont bescheiden.
Diamant Sneyer.
Weel Basen van het Steene slypen,
Hoe staat u Bryn-vast u zo kaal?
Of is ’t om dat ’t Werk wat begint te nypen?
Die key leutert my ook zo raar.
Diamant Slyper.
Ik wou haast het Slype wel vervloeken,
Ik vrees het zal nog slimmer gaan:
Het Werk dat is heel ver te zoeken,
En het slimst het Loon is na de maan.
Diamant Sneyer.
Zo gaat het Vriend ook met het Sneyen,
Voor dertig stuyvers nu maar tien;
Wie D.... kan dat Schaggere leyen?
Dat men staag ziet van de Kooplien.
Diamant Slyper.
Ik zweet het zijn fetaale zaken,
Dat men moet staken zo zijn pret:
Wat plegen wy een figuur te maken,
Maar het Geld is op nu maar na Bed.
Diamant Sneyer.
Men moet het Heerschap verder spelen,
Het ag daar na zo het wil vergaan;
Kan men ons Schulden niet meer helen,
Dan wy met het Loon weer na de maan.
| |
[pagina 62]
| |
Diamant Slyper.
En ik [...] liever na Oostinje,
Dan blyft men het best nog in fatsoen:
Ik weet voorseker Vriend daar vinje,
Veel meerder dog dan hier te doen.
Diamant Sneyer.
Oostinje wel wat slegte prate,
Denk niet dat ik zal zijn zo gek:
Ik wil daar het werk voor andere late,
My lust zo lang geen Gort met Spek.
Diamant Slyper.
Wel ik hoop wy zullen wel Werk krygen,
Laat ons af wagten met gedult,
Diamant Sneyer.
Wy zullen maar ter D.... laat ik zwygen,
Og Maat wy zijnder mee gezult.
|
|