De zingende koddenaar
(1774)–Anoniem Zingende koddenaar, De– Auteursrechtvrijqueelende verscheide nieuwe liederen, die hedendaags gezongen werden
Op een Bekende Wys.Laast ging ik dwalen,
Mijn Tantes Tuyn in ’t rond,
Om Drufjes te gaan halen,
Zo lekker in mijn mond;
Vol van vreugd ging ik daar zingen
Was Damon hier wat zou ik springen,
Al op deez’ vlugge grond.
| |
[pagina 8]
| |
2. Flug ik hem Omhelsen,
En kussen hem terstont,
By deze groene Elfen,
Mijn hert dat wier gezont,
Sal ik dan so moeten sugten,
Terwyl ik nu met ongenugten,
Verbey tot dat hy komt.
3. Ik stond met verdriet te wagten,
Ik zag Damon aan een kant,
Hy scheen door min te versmagten,
Verlieft greep hy mijn hand,
Soetjes en sagjes quam hyse drukken,
En ik ging de druyve plukken
En hy nam se weer uit mijn mand.
4. Lustig waren wy vol vreugde,
Te samen in het groen,
Waar in wy ons verheugde:
Als twee geliefde doen,
Beyde ginge wy spanseeren,
Damon die na zijn begeeren,
Zijn luste konde voen.
5. Het Velt was glat en teeder
Viel slapent op de grond,
Die stoute Damon weder,
Stal kusjes van mijn mond,
Ia zijn hand ging nog wat verder,
Al laggende riep die stoute Herder,
Siet eensjes in ’t rond.
6. ‘k Sag Tante komen wandelen,
Stak Damon aan een kant,
| |
[pagina 9]
| |
Ik ging mijn Druyfjes handelen,
En ik leyse weer in mijn mand,
Ik heb daar wat bloempjes op gelegen,
Zo netjes en zo propertjes ter degen,
Van het zoete druyve Land.
|
|