| |
| |
| |
Op zoek naar veren en vogels in de Nederlandse Liederenbank
Intertekstualiteit in Livinus vander Minnens Den Eerelycken Pluck-Voghel (1670)Ga naar voetnoot⋆ Maartje de Wilde
Inleiding
Livinus vander Minnen, de dichter-samensteller van het zeventiende-eeuwse wereldlijke liedboek Den Eerelycken Pluck-Voghel, komt er openhartig voor uit dat hij zich bij het schrijven van zijn liederen door andere teksten heeft laten inspireren. In het voorwerk van deze bundel geeft de dichter toe dat hij ‘hier en daer een Pluym [heeft] ghepluckt Uyt ander Voghels veiren’.Ga naar voetnoot1 Problematisch voor de lezer van nu is dat Vander Minnen geen informatie verstrekt over die door hem ‘geplukte pluimen’. Welke teksten en welke auteurs heeft hij nagevolgd? Welke ‘vogels’ hebben voor hem als voorbeeld gediend? Om deze vragen te beantwoorden ben ik op zoek gegaan naar intertekstuele overeenkomsten tussen liederen uit de Pluck-Voghel en andere (lied) bronnen.
Voor dit onderzoek maakte ik gebruik van een deelbestand van de Nederlandse Liederenbank, een gespecialiseerde databank die ontworpen is aan het Meertens Instituut. Dat bestand inventariseert meer dan 37.500 liederen uit de Middeleeuwen, de zestiende en de zeventiende eeuw. Van elk lied wordt een aantal onderdelen uit de oorspronkelijke bron overgenomen, zoals de titel, het incipit, het refrein, de naam of naamspreuk van de auteur en de wijsnaam (by. ‘Philis myn tweede Ziel’).Ga naar voetnoot2 De strofevorm van liederen wordt gepresenteerd in een strofeschema dat onder meer het rijmschema van een strofe en het aantal accenten per vers weergeeft. De ontsluiting van de liedinhoud gebeurt via trefwoorden. Slechts sporadisch bevat de databank volledige liedteksten of fragmenten daaruit.
Het is bekend dat de Nederlandse Liederenbank met succes wordt aangewend om de melodie van liederen te achterhalen.Ga naar voetnoot3 In dit artikel ga ik niet op zoek naar muzikale of formele verbanden tussen liederen, maar probeer ik intertekstuele overeenkomsten tussen de Pluck-Voghel en andere bronnen aan het licht te brengen en ga ik na of de Ne- | |
| |
derlandse Liederenbank over voldoende mogelijkheden beschikt om een dergelijk onderzoek uit te voeren.
| |
Den Eerelycken Pluck-Voghel
In 1677 verscheen bij de Brusselse drukker Jacob I vande Velde de derde, door de auteur vermeerderde en verbeterde, druk van de Pluck- Voghel.Ga naar voetnoot4 Een defect en, voor zover bekend, uniek exemplaar hiervan berust in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag.Ga naar voetnoot5 Van de eerste en de tweede druk zijn geen exemplaren overgeleverd, van de vierde druk uit 1684 bleven wel volledige exemplaren bewaard. Op basis van de approbatie (30 augustus 1669) en het privilegie (7 februari 1670), vermeld in de vierde druk, leid ik of dat de eerste editie van de Pluck-Voghel in 1670 moet zijn verschenen.Ga naar voetnoot6 Zoals blijkt uit de talrijke herdrukken die het liedboek beleefde tot laat in de achttiende eeuw, bleef de Pluck-Voghel lange tijd populair. Het liedboek werd eerst in Brussel, vervolgens in Antwerpen en later in Gent gedrukt.Ga naar voetnoot7 In al deze herdrukken bleef het liederenaanbod nagenoeg ongewijzigd.
In het onvolledige exemplaar van de derde druk komen 122 liederen voor. Volledige exemplaren van de vierde druk bevatten in totaal 130 liederen. Aangezien de volgorde van de liederen in de geraadpleegde exemplaren van verschillende drukken dezelfde blijft, ga ik ervan uit dat diezelfde 130 liederen ook al in de druk uit 1677 aanwezig waren. Het liedrepertoire wordt in drie categorieën onderverdeeld. Het eerste deel bestaat uit 87 ‘Minne-Liedekens’, het tweede uit 33 ‘ghenuchghelycke ende kluchtighe Minne- Liedekens’ en het boek besluit met tien ‘Vrolycke Drinck-Liedekens’.Ga naar voetnoot8 De indeling van dit liedboek correspondeert met de ontwikkeling van een vrijer of vrijster tot een gehuwde man of vrouw, de verheerlijking van de huwelijkse staat is het centrale thema.Ga naar voetnoot9
| |
| |
In geen van de bewaarde edities van de Pluck-Voghel komt muzieknotatie voor, wel staat er een wijsaanduiding bij de meeste liederen. Van de 130 liederen zijn er slechts vier waarbij een wijsaanduiding ontbreekt, het betreft vier antwoordliederen die op dezelfde melodie als hun pendant kunnen worden gezongen.Ga naar voetnoot10 Alle liederen in de Pluck-Voghel zijn dus contrafacten of liedteksten die (volgens de musicologische definitie) op een bestaande melodie zijn geschreven.Ga naar voetnoot11 Een contrafact ontleent zijn melodie aan een ander lied, maar er zijn nog andere vormen van ontlening tussen een contrafact en zijn model. L.P. Grijp onderscheidt muzikale, formele en literaire ontlening.Ga naar voetnoot12 Er is muzikale ontlening wanneer een contrafact de melodie van het model overneemt, formele ontlening wanneer de strofevorm wordt overgenomen en literaire ontlening wanneer een contrafact tekstuele en/of inhoudelijke elementen van het modellied bevat. Een contrafact kan meer dan één model navolgen, bijvoorbeeld de melodie van één lied en de tekst van een ander. Deze drie ‘ontleningsniveaus’ worden vaak maar niet noodzakelijk in combinatie met elkaar aangetroffen, bovendien komen muzikale en formele ontlening volgens het ‘hiërarchische ontleningsmodel’ van Grijp vaker voor dan literaire ontlening. Diezelfde verhouding zien we in de Pluck-Voghel. Alle liederen zijn geïnspireerd op bestaande melodieën, slechts een aantal liederen blijkt andere bronnen tekstueel na to volgen. In een Klinck-Dicht geeft Vander Minnen deze vorm van literaire ontlening toe:
Ick hebb' dit nieuw Papiere-Kindt
Pluck-Vogel willen noemen
Om dat den Vader die 't bemindt
Hem niet en soud' beroemen
Van al dat in het Boecksken staet
Al oft syn Pluymen waren,
Maer dat by valschen schyn verlaet
En eydel' eer' laet varen.
'k Hebb' hier en daer wat uytgheruckt
('k Beken de waerheyt geiren)
| |
| |
'k Hebb' hier en daer een Pluym ghepluckt
Uyt ander Voghels veiren:
Nochtans dat iederVoghel quam
Hier naer syn veiren talen:
Dat iegelyck syn Pluym weernam
Die ick van hem quam halen;
Daer soudender, soo ick betrouw
Noch al ghenoegh resteren,
Waermed' ick mynen Vogel souw
De door hem geïmiteerde bronnen vermeldt hij niet en evenmin geeft hij aan welke teksten imitaties bevatten.Ga naar voetnoot14 Literaire ontlening in de Pluck-Voghel is niet louter gereserveerd voor de liederen in de bundel, want ook de thematiek en de formulering van bovenstaand gedicht zijn niet origineel. De bekentenis om zich door andere schrijvers te laten inspireren en het topos van de kaalgeplukte vogel lijken zeer sterk op een fragment uit het voorwerk van Adriaen Poirters' embleembundel, Het Masker Vande Wereldt Afgetrocken (1646).Ga naar voetnoot15 Aan het slot van zijn aanspreking tot de lezer schrijft Poirters:
Ick en spreecke soo vermetelijck niet, maer beeknne [bekenne, mdw] gheerne van d'een en d'an-
dere Schrijvers, hier en daer al wat ontleent te hebben soo nochtans dat ick niet t'eenemael kael en
soud' blijven sitten, al quam ieder voghel zijn eyghen veertjens wederom haelen.Ga naar voetnoot16
Of Vander Minnen zich bij het schrijven van zijn gedicht rechtstreeks door Poirters' tekst heeft laten beïnvloeden staat niet vast, maar verderop zal blijken dat de overeenkomsten tussen Vander Minnens Pluck-Voghel en Poirters' Het Masker Vande Wereldt Afgetrocken niet beperkt blijven tot beide voorwerken.
| |
Op zoek naar intertekstualiteit in de Nederlandse Liederenbank
Om inhoudelijke verwantschap tussen liederen op te sporen, kun je op verschillende manieren te werk gaan; één manier is het doorzoeken van teksttranscripties. De Neder- | |
| |
landseLiederenbank voorziet in ruimte voor transcripties, maar bij het gros van de liedbeschrijvingen is dit veld blanco. De verklaring hiervoor is tweeledig. Enerzijds is het transcriberen van gedrukte en geschreven liederen zeer tijdrovend en krijgt de inventarisatie van zoveel mogelijk liederen voorrang op de zo volledig mogelijke ontsluiting ervan. Daarnaast zou de Nederlandse Liederenbank mettertijd fotografische reproducties van liedbronnen gaan aanbieden. Verschillende procédés werden reeds uitgetest, één in het kader van het Straatliederenproject en een ander in samenwerking met de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (dbnl).Ga naar voetnoot17 Aangezien de databank op het moment waarop ik dit onderzoek uitvoerde nog geen foto's van liederen bevatte en slechts bij uitzondering teksttranscripties aanbood, moest ik voornamelijk via trefwoorden en via titel- en incipitvelden naar inhoudelijke en tekstuele overeenkomsten zoeken tussen liederen uit de Pluck-Voghel en andere liederen. Zo stelde ik een lijst samen van achttien liederen uit Vander Minnens bundel die verwant bleken te zijn met een of meer mogelijke literaire modellen.
Het gaat om Noord-Nederlandse liederen van Bredero, Cats en Vondel, Zuid-Nederlandse van Daniël Bellemans, liederen uit Het Brabandts Nachtegaelken en liederen van Petrus Suetmans uit Het Brussels Moeselken.Ga naar voetnoot18
| |
Op zoek naar intertekstualiteit via trefwoorden
Bij gebrek aan transcripties in de Liederenbank maakte ik gebruik van trefwoorden om inhoudelijke overeenkomsten tussen liederen op te sporen. Zij geven het liedgenre weer, de namen van personages, bezongen thema's en verhaallijnen. Wie zoektermen als ‘Cupido’ of ‘liefde’ intikt, krijgt veel treffers te zien, maar al snel blijkt dat trefwoorden vaak weinig efficiënt zijn om vormen van woordelijke ontlening aan andere liederen aan het licht te brengen. Bij deze steekproef was er slechts één lied van de achttien waarbij trefwoorden de doorslag gaven om een verband tussen twee liederen te vinden. Bij Ick stondt gister'-avondt ten acht uren / Als ons Tafel was ghedaenGa naar voetnoot19 staan in de Liederenbank de trefwoorden: ‘kluchtlied, liefdesklacht, Venus, Cupido, opsomming meisjes, kou, Cupido verwarmen en minneleed zuchten’. In dit lied verklaart een ik-verteller hoe hij op een avond een groepje vrijsters met elkaar hoort praten. Het ontbreekt hem
| |
| |
aan het nodige lef om naar de vrouwen toe te stappen en hij blijft op een afstand staan om hun gesprek te beluisteren. De vrouwen beklagen zich erover dat mannen geen belangstelling voor hen tonen en ze vragen zich of waarom Cupido zich niet naar behoren van zijn taak kwijt. Louwisken wéét waarom: Cupido heeft het te koud om zijn liefdespijlen af te vuren, te koud om bij mannen interesse te wekken voor deze vrouwen. Zij besluiten daarom om een aantal kledingstukken en accessoires in te zamelen zodat zij na verkoop hiervan met de opbrengsten een ‘Rock van Pels en Bont’ kunnen laten maken bij een pelsbewerker. Op die manier hopen zij Cupido te verwarmen zodat hij zich weer als vanouds op het pad der liefde kan begeven.
Een gecombineerde zoekactie met een aantal van bovenvermelde trefwoorden leverde een tweede lied op met een soortgelijke inhoud. Het betreft een lied uit het verzamelliedboek Het Brabandts Nachtegaelken, met als incipit Lestmael gingh ick my vermeyden/ Buyten Brussel langs een wey - een aanhef die helemaal verschilt van het voorgaande incipit.Ga naar voetnoot20 Net als het lied in de Pluck-Voghel is dit een kluchtige liefdesklacht waarin vrijsters klagen over hun ongeluk in de liefde. Het feit dat beide liederen door nagenoeg dezelfde combinatie van trefwoorden worden ontsloten, laat inhoudelijke overeenkomsten vermoeden. Maar, vergelijking van de andere velden in de databank (titels, wijsnamen, incipits, verstallen, strofetallen en strofeschema's) toont aan dat het wel om twee verschillende liederen gaat, op verschillende melodieën.
Bron |
Den Eerelycken Pluck-Voghel, 1677 fol. N8v-O2v |
Het Brabandts Nachtegaelken, 1650 fol. M7v-M8r |
|
Titel |
Maeghde-Klachten |
Nieuw Liedeken |
|
Wijs |
Il est temps d'aller aux Champs Brunette |
Van de Vincken |
|
Incipit |
Ick stondt gister'-avondt ten acht uren Als ons Tafel was ghedaen, |
Lestmael gingh ick my vermeyden Buyten Brussel langs een wey, |
|
|
8 strofen, verstal: 8 |
10 strofen, verstal: 6 |
|
Strofeschema |
.4a 4B .4a 4B .5c .4c 4B 4B [stri] |
4a 4B 4a 4B 4C 4C |
|
.4a 4B .4a 4B .5c .4c 4D 4D [str2-8] |
|
Zonder de volledige teksten erbij te nemen, is echter niet vast te stellen of hier sprake is van literaire ontlening. Leggen we de twee liederen naast elkaar, dan blijkt Vander Minnens lied zeer duidelijk woordelijke ontlening te vertonen, die zich bovendien over verschillende strofen uitstrekt. Daarnaast komen de thematiek en de opbouw van beide liederen overeen.
| |
| |
| |
Op zoek naar intertekstualiteit via titels en incipits in de Nederlandse Liederenbank
Acht liedtitels uit de Pluck-Voghel vertonen woordelijke overeenkomsten met titels van mogelijke modelliederen, maar geen enkele van de titels in de Pluck-Voghel is daar volledig identiek aan. De gelijkenissen tussen de titels zijn zelden van dien aard dat ze me, louter op basis daarvan, in staat stellen om een eventuele intertekstuele relatie te herkennen. Wat de beginverzen betreft bevatten zestien van de achttien liedincipits uit de Pluck-Voghel een of andere vorm van woordelijke overeenkomst met de aanhef van andere liederen. De mate van overeenkomst varieert sterk: soms beperkt de verwantschap zich tot één enkel woord (zie bijlage, nr. 14), in andere voorbeelden zijn de incipits geheel identiek (zie bijlage, nr. 7 en 8).
Ghelyck een Hert oft Dyn / Wenscht naer een klaer Fontyn is de aanhef van een lied uit de Pluck-Voghel en dit incipit komt ook twee keer letterlijk voor bij twee liederen van Daniël Bellemans.Ga naar voetnoot21 Hoewel de incipits van deze drie liederen identiek zijn, gaat het hier om drie verschillende liederen, wat onder meer blijkt uit een vergelijking van de eerste liedstrofen.Ga naar voetnoot22
Den Eerelycken Pluck-Voghel, 1684
Wenscht naer een klaer Fontyn,
Om laeffenis te vinden voor sijn smert en pyn,
O Lief soo wenscht mijn hert
Bellemans, Den Lieffelycken Paradys-Voghel, 1674
Wenscht naer een' klaer Fonteyn,
Soo wensch' ick duysent keeren,
Bellemans, Het Citherken van Jesus, 1675
Wenscht naer een klaer fontyn,
Soo seer, en meer is 't dat myn hert' verlanght
| |
| |
Op dat het u, ô Soeten Heer, ontfanght;
O Hemels-Broodt, ô Goddelijcken Wyn,
Gheeft my op't Aerde-ryck
Den voor-smaeck van het Hemel-ryck.
De gebruiker van de Nederlandse Liederenbank krijgt de volledige eerste strofen van liederen echter (nog) niet te zien, maar verschillen tussen het strofetal, het verstal per strofe en het strofeschema van deze liederen geven aan dat het bier om drie verschillende liederen gaat.
Bron |
Aantal strofen |
Strofeschema |
|
Verstal per strofe |
|
|
Den Eerelycken |
5 strofen |
.3A .3A .6A .3B .3A .3B .3A [str1] |
Pluck-Voghel 1684, fol. E2r-E2v |
verstal: 7 |
.3A .3A .6A .3B .3C .3B .3C [str2-5] |
|
Den Lieffelycken |
6 strofen |
.3A .3A .3b .3A .3A .3b [strl] |
Paradys-Voghel, 1674, fol. H7r-H7v |
verstal: 6 |
.3A .3A .3b .3C .3C .3b [str2-6] |
|
Het Citherken van Jesus, 1675, fol. G2v-G3r |
3 strofen |
.3A .3A .5B .5B .3A .5A .2C .2c .3D .4D |
|
verstal: 10 [str1] |
.3A .3A .5B .5B .3C .5C .2d .2d .3E .3E [str2-3] |
Ghesellen hoort een droef gheval / Dat heden is gheschiet is een tweede lied uit de Pluck-Voghel waarvan het incipit identiek is aan de beginverzen van een ander lied. Het gaat om een lied uit Jacob Cats' Klagende Maeghden.Ga naar voetnoot23
Bron |
Den Eerelycken Pluck-Voghel, 1677 fol. F1v-F2r |
Cats, Klagende Maeghden, 1634 fol. 3K2v-3K3r |
|
Titel |
De Blauw-Scheen |
De Jongeling met de Pijl in 't oog, singt |
Wijs |
Bachus heeft ons den Wyn bestelt (oft) Graef Willem |
Jonckvrou mijn hert, mijn ziel, mijn sin, &c. |
|
Incipit |
Ghesellen hoort een droef gheval Dat heden is gheschiet, |
Gesellen hoort een droef geval, Dat heden is geschiet, |
|
6 strofen, verstal: 8 |
12 strofen, verstal: 8 |
| |
| |
Cats' lied telt dubbel zoveel achtregelige strofen als het lied in de Pluck-Voghel, wat aangeeft dat beide liederen verschillen. Net zoals bij de vorige voorbeelden kun je ook hier zonder de volledige teksten niet nagaan in welke mate de inhoud van de liederen van elkaar verschilt of op elkaar gelijkt. In hoeverre heeft Vander Minnen aan Cats ontleend? Gaat het alleen om initiële of ook om doorlopende ontlening? Wordt de woordelijke ontlening uit het incipit volgehouden in de andere strofen, of schakelt Vander Minnen later over op louter thematische ontlening? Dergelijke vragen kunnen alleen maar een antwoord krijgen door de volledige teksten van mogelijk verwante liederen met elkaar te vergelijken.Ga naar voetnoot24
| |
Op zoek naar intertekstualiteit via liedteksten
Gecombineerde zoekacties op titels, incipits, refreinen en trefwoorden in de Nederlandse Liederenbank leverden achttien liederen uit de Pluck-Voghel op die overeenkomsten vertonen met andere liederen. De ontsluiting van volledige liedteksten in de databank zou echter niet alleen nuttig zijn om de onderlinge relatie tussen liederen te bestuderen, dit zou bovendien de zoektocht naar literaire ontlening aanzienlijk kunnen vergemakkelijken. De teksten zelf moeten dan wel doorzoekbaar zijn en daarin kan op verschillende manieren worden voorzien. Het is mogelijk om scans of foto's van primaire bronnen aan de databank te koppelen. Een voordeel van die drager is dat niet alleen de inhoud maar ook de originele typografie van liederen zichtbaar wordt. Met behulp van optical character recognition of ocr kan een computer de digitale afbeeldingen van liederen lezen en doorzoekbaar maken. Om de problemen te vermijden die computers ondervinden met ocr van handgeschreven bronnen, kan men liedteksten ook transcriberen. Het systematisch ontsluiten van volledige liedteksten zou het onderzoek naar literaire ontlening uitermate stimuleren. Deze steekproef op basis van volledige liedteksten uit de Pluck-Voghel bracht alvast talrijke voorbeelden van imitatie aan het licht.Ga naar voetnoot25
Zo vertonen enkele strofen in Vander Minnens lied 'k Schenck u Rosette voor een present/ Het eerste Roosken van de Lent woordelijke overeenkomsten met spreuken die Cats schreef bij een embleem over de Lichte verganckelickheyt van schoonheyt in de Spiegel Vanden Ouden ende Nieuvven Tijdt.Ga naar voetnoot26 ‘De netsche schoen die wort een slof' wordt door Vander Minnen verwerkt in de vierde strofe van zijn lied, ‘Het velleken is wijs, het weet wanneer het rimpelen moet’ in de vijfde strofe. Ook de commentaar na het liedje is beïnvloed door Cats.Ga naar voetnoot27
| |
| |
Den Eerelycken Pluck-Voghel, 1677
4. Den Tydt doet dorren het jeughdigh rys,
Den tydt maeckt blonte haeren grys,
Den tydt maeckt vrolycke sinnen droef,
Den netsten schoen wordt eenen sloef.
5. Ons leven nemt hier ghedurigh af,
Wy gaen ghedurigh naer het graf,
Daerom is 't velleken wys en vroet,
Het weet wanneêr het krimpen moet.
En draeght op schoonheydt gheenen roem,
Want schoonheydt is een teere Bloem.
Cats, Spiegel Vanden Ouden ende
De netste schoen die wort een slof.
Het velleken is wijs, het weet wanneer het rimpelen moet.
Niemant en heeft hem seer te roemen,
Al staet sijn hof vol schoone bloemen,
Want dickwils op een koude nacht
Soo wertet al te niet gebracht.
Vander Minnen heeft zich niet alleen door Cats maar ook door de Zuid-Nederlandse populaire dichter Poirters laten beïnvloeden. Tal van passages blijken ‘geplukt’ uit zijn embleembundel Het Masker Vande Wereldt Afgetrocken. Door middel van zoekacties op trefwoorden kon ik verschillende verbanden tussen Poirters' teksten en die van Vander Minnen traceren. Zo weidt Poirters bij het embleem ‘VVellusten zijn vol leedt-vvesen’ uit over het ongelukkige huwelijk van Claesje, die ‘door een blinde-sotte-kalverliefde aenghedreven, al op korten tijdt vryer en bruydegom was, en den selfsten dagh dat hy in trouw gonck, gonck hy in rouw’.Ga naar voetnoot28 De inhoud van het kluchtige en tegelijk moraliserende gedicht dat in Poirters' embleembundel volgt, komt ook voor in een lied in de Pluck-Voghel. De namen van Poirters' personages, Claes en Griet, werden er behouden. Door deze te combineren met het trefwoord ‘ongelukkig huwelijk’ heb ik het betreffende lied snel kunnen vinden.Ga naar voetnoot29
Verschillende personages en verhaallijnen uit Poirters' Masker worden in de Pluck-Voghel nagevolgd. Zo bevat ook het volgende prozafragment van Poirters inhoudelijke overeenkomsten met een lied in de Pluck-Voghel:
Nu al is het saecke dat de Mans wel het meeste plichtigh zijn, soo en kan ick even-wel niet ghe-
looven of hier en daer worden somtijdts oock al Vrouwen ghevonden, die met recht de schult van
on-eenigheydt ende krakeel op-gheleyt soud' konnen worden. Als ick 's noens of 's avondts t'huys
kome, seyd' diën, dan vinde ick altijdt: Een preutelpasteyken met een suer sausken. Eenen anderen die
ook achter woonde, soo by eenen vriendt ghenoodt hadde, badt by sijn Vrouwe datse immers in
sijn teghenwoordigheydt hem met beschaemt en soud' maecken, 't welck sy ook beloofden. Even-
wel soo sy op het eynde van de taeffel opstondt om den kees uyt het schappraey te haelen, het
| |
| |
welck stondt achter den rug van den genooden Gast, soo thoonden sy haer vuyst noch aen haren
Man, en seyd': wilt ghy van dien trees hebben?Ga naar voetnoot30
Een zoekactie met trefwoorden leverde geen relevante resultaten op. Toch vertoont Vander Minnens lied 'k Ben getrouwt met een quay Griet, / Griet die heeft myn beste Broeck aen literaire ontlening aan Poirters' tekstfragment.Ga naar voetnoot31 In de eerste twee strofen van dat lied beklaagt een man zich over zijn huwelijk en betreurt hij het bazige en luie karakter van zijn vrouw. In de derde strofe volgt een letterlijke verwijzing naar het ‘preutelpasteyken’.
3. Als ick dan aen tafel gaen,
Eet ick eerst Preutel-pasteykens,
Met suer sauskens en vuyl eykens
Griet die preutelt altydt aen,
Al myn leet dat sy kan weten
Schiet sy my dan op myn Broot
Als ick een stuck Broot sou eten,
En voldoen aen mynen noodt.
In de volgende strofen vertelt de man dat hij aan zijn vrouw had gevraagd om zich te gedragen in het bijzijn van zijn vrienden, en hoewel zij daarmee had ingestemd is ze die belofte niet nagekomen:
6. 'k Badt myn Vrouw dat sy den Kaes
Op de tafel soude brenghen,
Om den noen wat te verlenghen,
Want ick hou veel van dat aes,
Ian Cosyn was just gheseten
Met den rugh toe naer 't Buffet,
Oft naer de Schappray met 't eten
Daer den Kaes was in gheset.
7. Griet die thoonde haren kop,
't Scheen dat sy den Kaes gingh langhen,
Maer die quay en boose slanghe,
Stack haer dicke vuysten op,
Sy stondt achter Iannens rugghe
En sy sprack dus teghen my:
Lust u diën Kaes ghy vlugghe?
Hebder sin toe, segghet vry,
8. Ian Cosyn die sagh eens om
En by sagh daer die quay prye
Met haer vuysten alle-beye
| |
| |
Slechts door de volledige liedtekst te doorzoeken heb ik de verwantschap tussen deze twee teksten ontdekt.
| |
Besluit
Systematisch onderzoek naar literaire ontlening in het Zuid-Nederlandse lied van de zeventiende eeuw staat nog in de kinderschoenen, deels bij gebrek aan een grondige inventarisering van het overgeleverde materiaal. Hoewel de Nederlandse Liederenbank intussen wordt aangevuld met beschrijvingen van Zuid-Nederlandse liederen, kan het onderzoek naar intertekstualiteit niet louter volstaan met de ontsluiting van een aantal standaard liedonderdelen zoals die in de databank worden gepresenteerd. Daarvoor is het nodig dat de onderzoeker de volledige liedteksten - hetzij in de vorm van reproducties van het origineel, hetzij in getranscribeerde vorm - elektronisch kan doorzoeken. De doorzoekbaarheid op trefwoorden in combinatie met volledige liedteksten kan inhoudelijke en tekstuele ontlening aan het licht brengen en zal het onderzoek naar intertekstualiteit stimuleren. Op basis van dergelijk onderzoek naar literaire ontlening kunnen we proberen om imitatiestrategieën van auteurs of samenstellers van liedboeken in kaart te brengen en te analyseren. Wie ontleent aan wie, wie ontleent waaraan, en waarom? Welke technieken van ontlening (bijvoorbeeld initiële en doorlopende ontlening) worden er toegepast? Hoe wordt literaire ontlening gecombineerd met muzikale of formele ontlening? De contrafacten in de Pluck-Voghel ontlenen hun melodie aan één lied, maar nemen vaak tekstfragmenten over uit andere liederen met andere melodieën. Bij liederen waarvan de tekst in sterke mate verwant is met een ander lied, kan men zich afvragen of de dichter zich eerder door de tekst van een modellied dan wel door de melodie van een (ander) modellied heeft laten leiden. De definitie van dergelijke contrafacten moet dan worden genuanceerd, want zij zijn niet louter geschreven op een reeds bestaande melodie. Onderzoek naar literaire ontlening zal ongetwijfeld leiden tot nieuwe inzichten in de schrijfpraktijken van zeventiende-eeuwse
dichters en in de genese en receptie van liederen.
Abstract - In the introduction to his popular songbook Den Eerelycken Pluck-Voghel (1670)
Livinus vander Minnen admits quite frankly that some of his songs have been inspired by the work
of other writers. Yet he fails to inform us about the texts and authors he imitated. In my attempt to
identify intertextual connections between the Pluck-Voghel and other (song)texts I made use of the
‘Nederlandse Liederenbank’, a specialised databank covering Dutch songs from various periods.
This allowed me to check to what extent this databank can actually be used for this type of research.
| |
| |
| |
Bijlage
B = bron, T = titel, W = wijsnaam, I = incipit
1. |
B |
Den Eerelycken Pluck-Voghel, 1677 fol. A8v-B1v |
Cats, Galathea, Of Herders-Minneklacht, s.d.Ga naar voetnoot32fol. 3I2r-3I2v |
|
|
T |
Den Jongh-man resolveert sigh tot het Houwelyck |
Gesangh Voor een Jongman sich willende begeven om een goet partuer [sic] to soecken |
|
|
W |
Il vous est aysé de me charmer |
Quitons ce fascheux point d'honneur |
|
|
I |
‘k Hebb’ al langh ghenoegh alleen gheleeft, Ick kom tot myn rype jaren, |
't Is lang genoeg aldus geleeft, Ick kome tot mijn rijpe jaren, |
|
2. |
B |
Den Eerelycken Pluck-Voghel, 1677 fol. B2r-B3r |
Cats, Galathea, Of Herders-Minneklacht, s.d. fol. 3I2v |
|
|
T |
Eenen Houwens-gesinden Vryer, singt op de Stemme: |
Tegen-Liedt Van een trouwen-gesinde Vryster het houwelijken aenradende |
|
|
W |
Lest-mael vondt ick myne Vrindinne, &c. (oft) Lieven Godt wat leyd' ick plaghen |
|
|
|
I |
Wat magh viesen dief beweghen, My het trouwen of te raên, |
Wat mag ons gespeel bewegen My het trouwen of te raên? |
|
3. |
B |
Den Eerelycken Pluck-Voghel, 1677 fol. B4v-B5v |
Bellemans, Den Lieffelycken Paradys- Voghel, 1674 fol. B4r-B5v |
|
|
T |
Mey-Liedt |
Geestelycken Mey-Boom Den Mensch is 't best' van all' versindt, Die kleyn, den grooten godt bemindt. |
|
|
W |
Que fait tu Roy de France |
Nuit agreable. (oft) Mon coeur soûpire |
|
I |
D'Aenghename tyden Van den koelen Mey, |
De soete tyden Van den koelen Mey |
|
4. |
B |
Den Eerelycken Pluck-Voghel, 1677 fol. C1r-C2r |
Cats, Spiegel Vanden Ouden ende Nieuwen Tijdt, 1632 fol. X1v|-X2r |
| |
| |
|
T |
Schoonheydt Verganckelyck |
|
|
|
W |
Philis myn tweede Ziel |
|
|
|
I |
Lest op een Bruyloft-feest, Was ick verblydt van gheest, Want daer was alderhande spys bereydt, |
Lest vvas ick in een groote feest, Daer sat ick met een blijde geest, |
|
5. |
B |
Den Eerelycken Pluck-Voghel, 1677 fol. D1r-D1v Bellemans, Den Lieffelycken Paradys-Voghel, 1686Ga naar voetnoot33 fol. M7r-M7v |
|
|
|
T |
Minne-Suchten |
|
|
|
W |
Sylvester jongh bejaert |
Aensiet hoe Jesus schreyt |
|
|
I |
O Lockaes van myn jeught, O voetsel van myn vreught, |
O schepper van den mensch Des menschen hooghsten wensch, |
|
6. |
B |
Den Eerelycken Pluck-Voghel, 1677 fol. D8r-E1r |
Bellemans, Den Lieffelycken Paradys-Voghel, 1674 fol. K8r-K8v |
|
|
T |
Eensaemheydt is armoede |
Goddelycken Wensch |
|
|
W |
Comtesse vos beaux yeux |
Als-voren [Philis myn' tweede Ziel') |
|
|
I |
'k Ben een gheluckigh mensch, Ick heb al dat ick wensch, 'k Heb landt en sandt, en goedt in overvloedt; |
'k Ben een gheluckigh Mensch, Ick hebb' al dat ick wensch, 'k Hebb' Ryckdom, ende Goedt in over-vloedt, |
|
7. |
B |
Den Eerelycken Pluck-Voghel, 1684 fol. E2r-E2v |
Bellemans, Het Citherken van Jesus, 1675 fol. G2v-G3r |
|
|
T |
Hertelyck Verlanghen |
Verlanghen |
|
|
W |
Den nacht als 't niemandt siet |
La Sylvie. (oft) Ick drinck den nieuwen Most |
|
|
I |
Ghelyck een Hert oft Dyn Wenscht naer een klaer Fontyn, |
Ghelyck een Hert oft Dyn Wenscht naer een klaer fontyn, |
| |
| |
|
B |
|
Bellemans, Den Lieffelycken Paradys-Voghel, 1674 fol. H7r-H7v |
|
|
T |
|
Vierighe Wenschen |
|
|
W |
|
Aen-siet hoe lesus schreyt |
|
|
I |
|
Ghelyck een Hert oft Dyn Wenscht naer een' klaer Fonteyn, |
|
|
B |
|
Bellemans, Den Lieffelycken Paradys-Voghel, 1674 fol. H7v-I1r |
|
|
T |
|
Hertelyck Verlanghen Naer Jesus |
|
|
W |
|
Courante Monsieur. (oft) Philis myn tweede Ziel' |
|
|
I |
|
Wildy eens weten Heer, Hoe sterck, hoe teer, hoe seer, Dat uwe liefde in my brandt en blaeckt, |
|
8. |
B |
Den Eerelycken Pluck-Voghel, 1677 fol. F1v-F2r |
Cats, Klagende Maeghden, 1634Ga naar voetnoot34 fol. 3K2v-3K3r |
|
| T |
De Blauw-Scheen |
De Jongeling met de Pijl in 't oog, singt |
|
| W |
Bachus heeft ons den Wyn bestelt (oft) Graef Willem, |
Jonckvrou mijn hert, mijn ziel, mijn sin, &c., |
|
|
I |
Ghesellen hoort een droef gheval Dat heden is gheschiet, |
Gesellen hoort een droef geval, Dat heden is geschiet, |
|
9. |
B |
Den Eerelycken Pluck-Voghel, 1677 fol. H5r-H6v |
Bredero, Geestigh Liedt-Boecxken, 1621Ga naar voetnoot35 fol. G2r-G4r |
|
|
T |
'T Kaertspel |
Een oudt Bestevaertje, Met een iongh Meysjen |
|
|
W |
Mopse para Barbiton, &c. |
Pots hondert duysent slapperment |
|
|
I |
't Is nu speel-dagh en naer noen |
O Iannetje mijn soete beck! |
| |
| |
|
|
Ick en heb niet veel te doen, |
Ey lieve blijft wat staen. |
|
|
|
|
Bredero, Geestigh Liedt-Boecxken, 1621 fol. G4v-G6v |
|
|
|
|
En ouwt Besjen, met een Jongh-man |
|
|
|
|
Pots hondert duysent slabberment [sic] |
|
|
|
|
Nu Heereman, nu Jong-gesel, Hoort toe, en houwt wat stal. |
|
10. |
B |
Den Eerelycken Pluck-Voghel, 1677 fol. K2v-K3r |
Vondel, Gysbreght van Aemstel, 1637Ga naar voetnoot36 vierde bedrijf, r. 1239-1286 |
|
|
T |
Bandt Van 'T Houwelyck |
Rey van Burghzaten |
|
|
W |
Sylvester jongh bejaert |
|
|
|
I |
Waer wort oprechter trouwAls tusschen Man en Vrouw |
Waer werd oprechter trouw Dan tusschen man en vrouw |
|
11. |
B |
Den Eerelycken Pluck-Voghel, 1677 fol. L2r-L3r |
Bellemans, Den Lieffelycken Paradys-voghel, 1674 fol. I1v-I2v |
|
|
T |
Lieven Is Leven |
Wondt Van Liefde |
|
|
W |
La Duchesse |
La Duchesse |
|
|
I |
Den Sy-worm die als in een graf, Van Syd' en Taf, |
Hoe goddelijck, hoe goet, en soet Is't aen't gemoedt |
|
12. |
B |
Den Eerelycken Pluck-Voghel, 1677 fol. M6v-M8r |
Bellemans, Den Lieffelycken Paradys-Voghel, 1674 fol. K5r-K6r |
|
|
T |
Godt Is De Liefde, Maer Venus en is die niet |
Goddelycken Wensch |
|
|
W |
Heureux séjour, &c. |
La Tymbale. (oft) Usez mieux, &c. |
|
|
I |
Wanneer ick lest de gulde stralenVant 't Sonne Licht, |
Lest-mael als de Werme stralen Van het guide Sonne-licht |
| |
| |
13. |
B |
Den Eerelycken Pluck-Voghel, 1677 fol. nlv-N2r |
Suetmans, Het Brussels Moeselken, 1659Ga naar voetnoot37 fol. G7r-G8v |
|
|
T |
'T Houwelyck Is Eerelyck |
|
|
|
W |
Alsoo 't begint |
Homme de grand prudence. &c. |
|
|
I |
Ghy Mannen van verstande, Trouwen en is gheen schande |
Ghy mannen van verstande, Die 't drincken acht voor schande, |
|
14. |
B |
Den Eerelycken Pluck-Voghel, 1677 fol. N8v-O2v |
Het Brabandts Nachtegaelken, 1650Ga naar voetnoot38 fol. M7v-M8r |
|
|
T |
Maeghde-Klachten |
Nieuw Liedeken |
|
|
W |
Il est temps d'aller aux Champs Brunette |
Van de Vincken |
|
|
I |
Ick stondt gister'-avondt ten acht uren Als ons Tafel was ghedaen, |
Lestmael gingh ick my vermeyden Buyten Brussel langs een wey, |
|
15. |
B |
Den Eerelycken Pluck-Voghel, 1677 fol. O3v-O5v |
Suetmans, Het Brussels Moeselken, 1659 fol. nlr-N2v |
|
|
T |
Den Lof van een fray Meysken |
Lof-liedeken van eenen Hofschen Vryer, over de schoonheydt van syn smoddighe Vryster |
|
|
W |
Van Cecilia |
Une, deuze, trois. &c. |
|
|
I |
Het alder-liefste Meysken dat ick soo vry en vly, Op wie ick vast ghestelt heb myn sinnen alle dry, |
s't Liefste Meysken dat ick vry, is soo bisaert, Sy dient in een Cofferken te zyn bewaert, |
|
16. |
B |
Den Eerelycken Pluck-Voghel, 1677 fol. O5v-O7v |
Suetmans, Het Brussels Moeselken, 1659 fol. N3r-N5v |
|
|
T |
Lof van eenen frayen Vryer |
Lof van een Jongh-vrouw, over haeren plompen Vryer |
|
|
W |
Une, deuse, troise, &c. |
Meyskens die den tydt verdriet |
| |
| |
|
I |
Gister'-avondt vryde my een viese Pry, Hy versocht heel op syn schots de handt van my, |
Lest op eenen avont stont, Quam my een Vent begroeten |
|
17. |
B |
Den Eerelycken Pluck-Voghel, 1677 fol. O8v-P1v |
Het Brabandts Nachtegaelken, 1650 fol. L4r-L5r |
|
|
T |
Haestighen Vryer |
t'Samen-praet, Tusschen Mopsus ende Ttuyken [sic] |
|
|
W |
Nu ben ick heel sat van suypen. (oft) Usez mieux |
Jaques, Jaques, (oft) Nichtken, Nichtken |
|
|
I |
Leunis quam lest by gevallen Op een Boere Bruyloft feest; |
Mopsus quam eens by gevalle Op een Dans-feest daer by vondt |
|
18. |
B |
Den Eerelycken Pluck-Voghel, 1677 fol. P6v-P8r |
Suetmans, Het Brussels Moeselken, 1659 fol. N5v-N7r |
|
|
T |
Koddighe Vryagie |
Vryagie van Mulphus, en Labbekack |
|
|
W |
Je sent pour vous. (oft) Ick kom' u een caresse doen |
Je sent pour vous. &c. |
|
|
I |
Myn Smodder-lodderlycke Pry, Myn aerdighe Caroni', |
Ick kom u een caresse doen, Myn smoddelycke prye, |
|
-
voetnoot⋆
- Deze bijdrage kwam tot stand in het kader van het door het Max-Wildiersfonds gesubsidieerde project ‘Liederenbank van de Zuidelijke Nederlanden: een inventaris van het 17de-eeuwse Nederlandstalige lied in de vorm van een online raadpleegbare gedigitaliseerde databank’ (FWO-Vlaanderen) dat door mij wordt uitgevoerd aan de Universiteit Antwerpen. Ik bedank Hubert Meeus, Martine de Bruin en Ellen van der Grijn voor hun commentaar bij een eerdere versie van deze tekst.
-
voetnoot1
- L. vander Minnen, Den Eerelycken Pluck-Voghel Ghepluckt in diversche Pluymkens van Minneliedekens, ende andere Vrolyckheden [...], Brussel 1677, fol. A5v. In het artikel verkort ik de titel tot Pluck- Voghel.
-
voetnoot2
- Volgens Liederenbanknormen bevat het incipit de eerste twee verzen van een lied.
-
voetnoot3
- L.P. Grijp brengt in tal van publicaties verslag uit van onderzoek dat hij uitvoerde met de Nederlandse Liederenbank, voorheen bekend als de ‘voetenbank’. Zo vond Grijp vorig jaar de melodie van de ‘Rey van Burghzaten’ uit Vondels Gysbreght van Aemstel. Meer informatie daarover staat o.m. in NRC Handelsblad van 7 december 2005.
-
voetnoot4
- Informatie over de drukker in: Koen de Vlieger-de Wilde (red.), Adresboek van zeventiende-eeuwse drukkers, uitgevers en boekverkopers in Vlaanderen, Antwerpen 2004, nr. 220.
-
voetnoot5
- Koninklijke Bibliotheek (KB), Den Haag: sign. 3 E 25. Dit boek in sedecimo-oblong telt negentien gesigneerde katernen (A-T8 V4); fol. A2, katernen E enV ontbreken.
-
voetnoot6
- L. vander Minnen, Den Eerelycken Pluck-Voghel, Brussel 1684, approbatie op fol. V4r en privilegie op fol. V4v. Verwijzingen naar deze editie zijn gebaseerd op het exemplaar in de KB in Den Haag, sign. 3 E 26. Van deze druk bestaan twee staten, zie G. Huybens, Thesaurus Canticorum Flandrensium. Het gedrukte Nederlandse liedboek in Vlaanderen (1508-1800), Leuven 2004, dl nr. 103d.
-
voetnoot7
- Een overzicht van Brusselse en Antwerpse drukken, gebaseerd op bewaarde exemplaren in Belgische en Nederlandse bibliotheken, is te vinden in Huybens, Thesaurus Canticorum Flandrensium, nr. 103c-10303. Vanderhaeghen vermeldt twee ongedateerde Gentse drukken die werden uitgegeven door leden van de drukkersfamilie Gimblet. Zie: F. Vanderhaeghen, Bibliographie Gantoise. Recherche sur la vie et les travaux des imprimeurs de Gand (1483-1850), 7 dln, Gent 1862, dl 4, nr. 5008 en 6734.
-
voetnoot8
- Zie Vander Minnen, Den Eerelycken Pluck-Voghel, 1684, fol. Vir; Vander Minnen, Den Eerelycken Pluck-Voghel, 1677, fol. N6v en S8r. Niet alle herdrukken bevatten evenveel liederen, zie Huybens, Thesaurus Canticorum Flandrensium, nr. 103c-10303. In een aantal herdrukken ontbreekt Met dat ons den Peys nu verblydt, / En dat wy den Oorlogh zyn quyt, het slotlied in onder meer de derde en vierde druk.
-
voetnoot9
- Over het huwelijksdiscours in de Pluck-Voghel zie B. Cortoos, Den Eerelycken Pluck-Voghel: het huwelijksdiscours in de ontspannende gebruiksliteratuur van de zuidelijke Nederlanden in de 17de eeuw, onuitgegeven licentiaatsverhandeling Leuven 1991 en K. Porteman, ‘De receptie van Gysbreght van Aemstel in de Zuidelijke Nederlanden’, in: Spektator 17 (1987-1988) 5, p. 401-414, spec. p. 402-404; over het zeventiende-eeuwse huwelijksdiscours
in de Zuid-Nederlandse literatuur, zie K. Porteman, ‘Vrijen en huwen in de 17de-eeuwse Zuidelijke Nederlanden. De stem van de literatuur’, in: Verliefd verloofd getrouwd. Huwelijksgebruiken in Vlaanderen en Wallonië vroeger en nu, Tentoonstellingscatalogus, Sint-Niklaas 1988, p. 115-124.
-
voetnoot10
- Verwijzingen naar de Pluck-Voghel hebben vanaf hier steeds betrekking op de druk uit 1677, tenzij anders vermeld. De beginregels van de vier antwoordliederen luiden: De Blom, de vrucht, de vreugt / Van myne jonghe jeught (fol. Her-H3r), Bevalligh Jonghelingh / Die soo uyt alle dingh (fol. H3v-H4r), Aes van myn ghemoedt, / Brandt die liefde voedt (fol. M5v-M6v) en Maer wat eenen sotten kop, / Wat sal Godt ons hier verleenen? (fol. P3v-P4v). Al deze liederen worden door vrouwen gezongen. Hoewel het beginvers van deze liederen in het register van de Pluck-Voghel voorkomt, beschouwt Huybens deze niet als afzonderlijke liederen. Dat verklaart waarom het totale aantal liederen in deze bundel volgens hem 126 bedraagt in plaats van 130 (cf. Huybens, Thesaurus Canticorum Flandrensium, 103d-10303).
-
voetnoot11
- L.P. Grijp, Het
Nederlandse lied in de Gouden Eeuw. Het mechanisme van de contrafactuur, Amsterdam 1991, p. 23: ‘In dit boek zullen we onder een contrafact een liedtekst verstaan die is geschreven op een bestaande melodie. Dit sluit aan bij wat men in de muziekwetenschap gewoonlijk onder een contrafact verstaat: een tekst gemaakt op bestaande muziek.’ Voor een recentere definitie, zie: Het Antwerps Liedboek, ed. D. van der Poel e.a., 2 dln, Tielt 2004, dl 2, p. 558: ‘liedtekst gedicht op de melodie van een ouder lied. Daarbij kunnen elementen van een eerdere tekst op die melodie worden overgenomen [...].’
-
voetnoot12
- Grijp, Het Nederlandse lied, p. 57 e.v.
-
voetnoot13
- Vander Minnen, Den Eerelycken Pluck-Voghel, 1677, fol. A5v.
-
voetnoot14
- De enige uitzondering hierop vormen vier bijbelcitaten, met een verwijzing naar het betreffende bijbelhoofdstuk, tweemaal met vermelding van het vers waaraan wordt ontleend. Deze fragmenten maken geen deel uit van liederen, maar gaan eraan vooraf of behoren tot de commentaren na een lied. De bijbelpassages zijn terug te vinden in Vander Minnen, Den Eerelycken Pluck-Voghel, 1677, fol. K1r, K1v, K3v, M3r-M3v, de ontleende fragmenten komen uit Genesis en het Hooglied. In de liederen zelf ontbreken dergelijke verwijzingen.
-
voetnoot15
- Poirters (1605-1674) zelf volgde ook verschillende dichters, onder wie Jacob Cats, na. Over de auteurs en werken die Poirters hebben beïnvloed, zie E. Rombauts, Leven en werken van Pater Adrianus Poirters S.J. (1605-1674). Bijdrage tot de studie der didactisch-moraliseerende letterkunde in de 17e eeuw in Zuid-Nederland, Ledeberg 1930, p. 174-208. Het ‘Papiere-Kindt’ uit Vander Minnens gedicht komt bovendien ook voor in de voorrede van Cats' Trou-Ringh (ibidem, p. 186-187).
-
voetnoot16
- A. Poirters, Het Masker Vande Wereldt Afgetrocken. [...] Den 6. druk. Antwerpen, wed. en erven van Jan Cnobbaert, [1649], fol. §8r-2§4v, spec. fol. 2§4v (Antwerpen, Bibliotheek van het Ruusbroecgenootschap, sign. 3048 K 4).Volgens Rombauts, Leven en werken van Pater Adrianus Poirters, p. 248-250 is dit de zevende druk. Voor bio- en bibliografische gegevens over Poirters, zie ook: E. Rombauts, Adriaan Poirters. Volksredenaar en Volksschrijver, Leuven 1937 en D. Sacré en W. Waterschoot, ‘Een jezuïet in opspraak. De detentie ( 1653-1660) van Adriaen Poirters’, in: Spiegel der Letteren 45 (2003) 1, p. 1-20.
-
voetnoot17
- Het Straatliederenproject, raadpleegbaar op http://www.geheugenvannederland.nl/straatliederen, ontsluit liederen via trefwoorden en bevat tegelijk ook zeer veel fotografische, maar niet-doorzoekbare, reproducties. Een ander voorbeeld levert de DBNL. Daar wordt een doorzoekbare teksttranscriptie gecombineerd met scans van de primaire bron, bijvoorbeeld bij Een Geestelijck Liedt-Boecxken van David Joris (1537). De Nederlandse Liederenbank bevat dezelfde transcripties van de liedteksten uit Joris' liedboek samen met trefwoorden.
-
voetnoot18
- De bijlage bevat een overzicht van de gevonden resultaten. Per lied worden daarin de titels, wijsnamen en incipits van achttien liederen uit de Pluck- Voghel naast die van de andere liederen geplaatst. Daarnaast bevat de bijlage een bibliografische beschrijving van de verschillende bronnen.
-
voetnoot19
- Vander Minnen, Den Eerelycken Pluck-Voghel, 1677, fol. N8v-O2v. Zie bijlage, voorbeeld 14.
-
voetnoot20
- J. Mommaert [dichter-samensteller], Het Brabandts Nachtegaelken, Met zijn Driederley Gesangh, Te weten, Minne-liedekens, Herders-sangen, ende Boertigheden [...], Brussel, Jan Mommaert, 1650. Volgens het titelblad is dit de tiende druk, het geraadpleegde exemplaar bevindt zich in Brussel, KB, sign. II 25971 ALP. Van eerdere drukken bleven geen exemplaren bewaard. Met uitzondering van het trefwoord ‘Venus’ komen alle andere trefwoorden van het lied in de Pluck-Voghel ook voor bij het lied in het Brabandts Nachtegaelken.
-
voetnoot21
- Over Daniël Bellemans (1642-1674), zie N.J. Weyns, ‘Bellemans, Daniël, dichter’, in: Nationaal Biografisch Woordenboek, 17 dln, Brussel 1974, d1 4, p. 19-23 en T. Mertens, ‘Daniël Bellemans, Den Lieffelycken Paradys-Voghel [...]’, in: I. De Cooman e.a. (red.), Tot vermaeck van alle Sang-lievende Lieden. Het zeventiende-eeuwse Nederlandse lied in handschrift en druk, Antwerpen 2004, p. 1-3.
-
voetnoot22
- De transcriptie van Bellemans' liedstrofen is gebaseerd op D. Bellemans, Den Lieffelycken Paradys-Voghel, Tot Godt Om-Hoogh Vlieghende [...], Brussel, Jacob vande Velde, 1674, 2de druk en D. Bellemans, Het Citherken Van Jesus, Spelende Sestigh Nieuwe Liedekens op het Groot Jubile, Van Het H. Sacrament Van Mirakel Tot Brussel [...], Antwerpen, Jacob vande Velde, 1675, 2de druk. De door mij geraadpleegde exemplaren bevinden zich in de Bibliotheek van het Ruusbroecgenootschap te Antwerpen, resp. met signatuur 3115 D 12 en 3115 D 11. Deze liederen komen ook in de eerste druk van beide liedboeken voor. Met dank aan Gilbert Huybens en Werner Waterschoot voor deze informatie.
-
voetnoot23
- J. Cats, Klagende Maeghden En Raet voor de selve: Beneffens eenige andere soo stichtige als innige Gesangen, Dordrecht 1634, in: Alle De Wercken van den Heere Jacob Cats [...], Amsterdam 1712, fol. 3I4r-3N4v
-
voetnoot24
- Elke strofe van Vander Minnens lied ontleent fragmenten aan Cats' lied.
-
voetnoot25
- Zowel Rombauts (Leven en werken van Pater Adrianus Poirters) als Cortoos wezen op overeenkomsten tussen fragmenten uit de Pluck-Voghel en het werk van onder meer Cats, Poirters en Bellemans. Door middel van zoekacties via trefwoorden én via teksttranscripties van de liederen in de Pluck-Voghel heb ik nog meer voorbeelden van literaire ontlening teruggevonden.
-
voetnoot26
- J. Cats, Spiegel Vanden Ouden ende Nieuvven Tijdt [...], 's-Gravenhage 1632 (facsimile, Amsterdam 1968), fol.V3v-X4v, de spreuken staan op fol. X2v.
-
voetnoot27
- Zie ook Cortoos, Den Eerelycken Pluck-Voghel (n. 9), p. 200.
-
voetnoot28
- Poirters, Het Masker Vande Wereldt Afgetrocken (n. 16), fol. M1v-O1r, citaten op fol.E3v en E6v.
-
voetnoot29
- Het incipit van dit lied luidt: Als Claes sou ten trouwen gaen, / Gingh den Vent staen grysen, in: Vander Minnen, Den Eerelycken Pluck-Voghel, 1677, Q3v-Q4v.
-
voetnoot30
- Deze passage komt uit ‘Ongheluckighe, twee-drachtighe, verwaerde Houvvelijcken’, in: Poirters, Het Masker Vande Wereldt Afgetrocken, fol. Z7v-2B3r, citaat op fol. Z8v-2A1r.
-
voetnoot31
- Zie Vander Minnen, Den Eerelycken Pluck-Voghel, 1677, fol. R5v-R6v.
-
voetnoot32
- J. Cats, Galathea, Of Herders-Minneklacht, s.l., s.d., in: Alle De Wercken van den Heere Jacob Cats [...], Amsterdam 1712, fol. 3G3r-3I3v.
-
voetnoot33
- Bellemans, Den Lieffelycken Paradys-Vogel [...], 6de druk, Brussel, Jacob van de Velde, 1686 (Antwerpen, Bibliotheek van het Ruusbroecgenootschap: 3115 D 14). Dit lied komt voor het eerst voor in de vijfde druk uit 1683 en maakt deel uit van een ‘Nieuw By-Voeghsel’. Vander Minnens liedtekst blijkt in enkele strofen verwant met het lied van Bellemans
-
voetnoot34
- J. Cats, Klagende Maeghden En Raet voor de selve: Beneffens eenige andere soo stichtige als innige Gesangen, Dordrecht 1634, in: Alle De Wercken van den Heere Jacob Cats [...], Amsterdam 1712, fol. 3I4r-3N4v.
-
voetnoot35
- G.A. Bredero, Geestigh Liedt-Boecxken [...], Amsterdam 1621 (facsimile, Haarlem 1980). Het refrein van Bredero's lied, ‘Dat ghy soeckt, soeck ick mee’ is de eerste versregel van de tweede strofe in Vander Minnens lied.
-
voetnoot36
- J. van den Vondel, Gysbreght van Aemstel, ed. M.B. Smits-Veldt, Amsterdam 1994.
-
voetnoot37
- P. Suetmans en E. de Meyer, Het Brussels Moeselken, Pypende verscheyden vermakelycke Liedekens, Minneliedekens, Herders-sanghen, Dronckaerts-liedekens, met Coddighe Boertighe Kluchten. Brussel, Gielis Stryckwant, 1659, 1ste druk (Brussel, KB: IV 44848 A LP).
-
voetnoot38
- Mommaert [dichter-samensteller], Het Brabandts Nachtegaelken, 1650.
|