De Zeventiende Eeuw. Jaargang 22
(2006)– [tijdschrift] Zeventiende Eeuw, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 272]
| |
Besluiten ontsloten Resolutiën Staten-Generaal digitaal (1626-1630) Ida NijenhuisBron, belang en toegangOnderzoekers van de werking van het staatsbestel in de tijd van de Republiek maken al sinds jaar en dag gebruik van de resolutieregisters van de Staten-Generaal. In deze registers zijn de besluiten die de afgevaardigden van de zeven Noord-Nederlandse gewesten zo goed als dagelijks in de vergaderzaal namen, opgetekend door de griffier en afgeschreven door een klerk (zie afb. 1).Ga naar voetnoot1 Deze regesten vormen een onmisbare ingang tot de talloze stukken in het archief van de oude Staten-Generaal over onder meer buitenlandse politiek, overheidsfinanciën, defensie, rechtspraak, geloofszaken, handel en nijverheid. Traditioneel worden de resoluties geraadpleegd om duidelijkheid te verkrijgen over de hogere politiek en de diplomatieke betrekkingen van de centrale regering in de Republiek.Ga naar voetnoot2 Toch is het spectrum aan behandelde onderwerpen breder en kan ook onderzoek worden gedaan naar het microniveau van bijvoorbeeld weduwen, predikanten, boekdrukkers en kooplieden. Naarmate de bestuurlijke ervaring in de jonge Republiek groeide, nam ook de standaardisering van het vastleggen van de besluiten toe. In het tijdvak dat in deze bijdrage centraal staat, het tweede kwart van de zeventiende eeuw, had de besluitvorming zelf (niet haar administratie) al een tamelijk vaste structuur verworven. Doorgaans vijftien tot twintig gedeputeerden ter Staten-Generaal kwamen bijeen in een kleine zaal op het Binnenhof en werkten zich door legio zaken en stukken heen. Een onderwerp werd gewoonlijk aan de hand van een schriftelijk document (brief, verzoek, memorie) ter tafel gebracht in de zogenaamde propositie, daarna volgde de beraadslaging oftewel deliberatie. Met de adviezen van de aanwezige provincies, eventueel van de Raad van State (met de stadhouder) of vertegenwoordigers van de vijf Admiraliteitscolleges en de verschillende geoctrooieerde handelscompagnieën, probeerde de vergadering dan tot een conclusie of resolutie te komen. Helaas wordt in de regesten slechts melding gemaakt van de beraadslaging - een weergave van de discussie onder de heren gedeputeerden ontbreekt, hoewel afzonderlijke provincies in specifieke gevallen wel eens afwijkende standpunten lieten registreren.Ga naar voetnoot3 | |
[pagina 273]
| |
Afb. 1. Besluiten van 15 augustus 1626, linksboven de presentielijst (Nationaal Archief Den Haag).
Jammer is ook dat de eigentijdse en de achteraf, onder agent Cornelis de Heijde, toegevoegde indices niet voldoen voor een gerichte zoekactie. Pas vanaf 1653 heeft de griffie zich in het registreren, archiveren en indiceren zo geprofessionaliseerd dat de hedendaagse onderzoeker er enigszins mee uit de voeten kan.Ga naar voetnoot4 Voor de eerdere jaren bestonden alleen ontoereikende indices en uiterst beperkte marginalia - een situatie die zou veranderen nadat in 1904 de Commissie van Advies voor 's Rijks Geschiedkundige Publicatiën | |
[pagina 274]
| |
(rgp) had besloten tot een uitgave van de ongedrukte besluiten van de Staten-Generaal omdat die van grote betekenis zou zijn voor de Nederlandse geschiedschrijving.Ga naar voetnoot5 Gedurende tachtig jaar, van 1915 tot 1995, werden in de Grote Serie van de rgp de resoluties uit het tijdvak 1576-1625 uitgegeven. Methodisch ontwikkelde de editie zich in die tijd van thematisch en selectief naar chronologisch en volledig. De zogenaamde Oude Reeks (1576-1609) was ingedeeld in categorieën als buitenlandse betrekkingen, centrale regering, geldmiddelen, betrekkingen met Holland, Zeeland en de Prins van Oranje, handel et cetera. Niet alle resoluties werden samengevat of vermeld en de gebruiker werd niet uitgelegd welke criteria gebruikt waren bij de gemaakte keuze. Een minder subjectieve aanpak werd ontwikkeld voor de periode na 1609: in de zogeheten Nieuwe Reeks (1610-1625) werden alle resoluties in strikt chronologische volgorde ontsloten. De besluiten werden samengevat in hedendaags Nederlands, van de bijlagen in het archief van de Staten-Generaal vermeldde de bewerker de vindplaats en via een algemene index en een systeem van verwijzingen kreeg de gebruiker toegang tot de bron.Ga naar voetnoot6 Die bron zwol aan naarmate de Staten-Generaal zich meer deden gelden als machtsfactor binnen en buiten de Republiek. Dr. Joke Roelevink, vanaf 1978 verantwoordelijk voor het project, werd geconfronteerd met in omvang en inhoudelijke vertaktheid toenemende registers. Teneinde de bewerking in middelen en tijd realistisch te houden, formuleerde zij mogelijke alternatieven voor de ontsluiting van de ‘Resolutiën’. Mede onder invloed van de inmiddels sterk toegenomen mogelijkheden voor elektronisch publiceren besloot het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis (ing) in 1998 tot een internetpublicatie van op meerdere manieren doorzoekbare samenvattingen in modern Nederlands van de resoluties na 1625. De uitvoering werd het werk van een nieuw team van ing-onderzoekers dat najaar 2000 van start ging.Ga naar voetnoot7 Een belangrijk punt van overweging bij de projectvoorbereidingen betrof het digitale medium voor de samenvattingen. Dat diende niet uitsluitend het zoeken in de volledige tekst van de samenvattingen mogelijk te maken, maar zou ook opvraagbare en doorzoekbare lijsten van personen (op voor- en geslachtsnaam, beroep, woonplaats, titel et cetera), functies (zoals gedeputeerde ter Staten-Generaal, raad van State, raadsheer in het Hof van Gelderland, ontvanger-generaal, ambassadeur), instellingen (bijvoorbeeld de admiraliteiten en gerechtshoven), plaatsen, scheepsnamen en drukwerk (boeken, pamfletten) moeten genereren. Ook zou de gebruiker de mogelijkheid moeten hebben om te zoeken naar gegevens uit die lijsten in combinatie met bijvoorbeeld een bepaald tijd- | |
[pagina 275]
| |
Afb. 2. De besluiten worden per zittingsdag samengevat in een xml-document met een vaste, uit meerdere elementen bestaande structuur.
vak of geheime (‘secrete’) resoluties. Er werd gekozen voor een experiment met het software-onafhankelijke xml-systeem.Ga naar voetnoot8 Een op het project toepasbare Document Type Definition (dtd) of documentstructuur (zie afb. 2) werd ontworpen, diverse keren getest en herzien. Ten behoeve van de identificatie en registratie van in de resoluties voorkomende personen, functies en instellingen werd een eerste versie van via het internet te benaderen ‘hulptabellen’ gemaakt. Een uitvoerige werkbeschrijving met regels, aanwijzingen en toepassingen diende het gelijktijdig bewerken van meerdere resolutieregisters te reguleren. De kern van het toegankelijk maken bestond uit het formuleren van een samenvatting per resolutie en het markeren van de hierboven genoemde items. Plaatsnamen werden nagezocht, meer dan 6500 personen geïentificeerd en een keur aan instellingen en ambten op bovenlokaal niveau geregistreerd. In 2006 zal het project voorlopig worden afgesloten en als officiële publicatie op de ing-website (www.inghist.nl) verschijnen. De gebruiker kan de digitale editie natuurlijk gebruiken als een boek en door de zittingsdagen bladeren, maar er zijn veel meer mogelijkheden. Met de testversie van het bestand 1626-1630 (zie afb. 3) zijn ondertus- | |
[pagina 276]
| |
Afb. 3. Een deel van de besluiten van 15 augustus op het scherm. De gebruiker kan op alles wat onderstreept is doorklikken naar meer informatie.
sen de nodige proefnemingen gedaan die hebben aangetoond dat deze vorm van ontsluiten nieuwe, andersoortige bevraging door onderzoekers mogelijk maakt. Hieronder volgen enkele voorbeelden.Ga naar voetnoot9 | |
Supplianten in oorlogstijdVan alle oorlogsgetroffenen die tussen 1 januari 1626 en 15 mei 1630 bij de Hoogmogende Heren der Staten-Generaal aanklopten om financiële ondersteuning, waren Femmitgen Arents (11x) en Maria Wiems (17x) wel de hardnekkigste. De echtgenoten van deze vrouwen, respectievelijk konstabel Frans Laurensz. van Woerden en kapitein Stephen Brownfield, waren in dienst van het staatse leger gesneuveld. Femmitgen en Maria probeerden van hun werkgevers een onderhoudsvoorziening los te peuteren: vergoedingen van door hun man in het leger gemaakte kosten, een voortzetting van | |
[pagina 277]
| |
diens traktement, reisgeld et cetera. Zij behoren tot de 263 weduwen (inclusief de als ‘douairière’ geregistreerde vrouwen) die de griffier van de Staten-Generaal in deze jaren bij het optekenen van de besluiten van deze vergadering heeft vermeld. De meeste weduwen dienden zich aan als ‘supplianten’ bij de Staten-Generaal met een verzoek dat veelal financieel-economisch van aard was. Hun vermelding in de resolutieregisters is niet eenmalig: vaak dienden zij hun rekest meerdere keren in, aangezien de Staten-Generaal ‘om de consequentie’, de veronderstelde verstrekkende gevolgen van een positieve beslissing, nogal afhoudend reageerden op geldvragen. Vooral verzoeken om voortzetting van het traktement van de echtgenoot werden vanwege de precedentwerking stelselmatig afgewezen. Als de vergadering al eens toegaf, dan was dat met een toekenning ‘uit medelijden’ en onder de voorwaarde dat de weduwen de Hoogmogende Heren niet meer lastig zouden vallen. Die eis bleek overigens bij Wiems en Arents aan dovemansoren gericht; zij bleven proberen de Heren tot vrijgevigheid te bewegen. Na vanaf 12 februari 1626 al enkele keren wat reisgeld te hebben gevraagd en ontvangen, kreeg bijvoorbeeld eerstgenoemde weduwe op advies van de Raad van State op 22 augustus 1626 ‘vanwege haar grote armoede’ 200 gulden uitgekeerd. Begin 1627 verzocht zij tevergeefs een traktement, maar op 12 februari van dat jaar werd haar ‘voor de laatste keer 100 gld. toegekend, op voorwaarde dat zij hhm niet langer met haar aanspraken zal lastigvallen’. Op 23 juli 1627 echter vroeg zij de Staten-Generaal om vergoeding van het transportgeld dat haar man voor zijn compagnie had betaald, hetgeen werd afgewezen. Ongeveer een maand later werd de weduwe op haar nader verzoek toch nog 50 gulden toegewezen, mits zij de vergadering niet meer lastig zou vallen. Dit patroon herhaalde zich in 1628 en 1629. Op 28 december 1629 kreeg Maria Wiems voor het laatst 75 gulden toegekend, ‘uit medelijden’.Ga naar voetnoot10 Hoe verhoudt zich nu het aantal door weduwen ingediende verzoeken tot het totaal van aan de Staten-Generaal gerichte rekesten in de genoemde periode? Daar is met behulp van enkele zoekopdrachten wel een idee van te geven. Door in de volledige tekst van de samenvattingen te zoeken naar ‘verzoek ⋆’ komt de gebruiker te weten dat 7953 besluiten deze term bevatten; intikken van ‘rekest ⋆’ levert 1510 resoluties op. Indien beide resultaten worden gecombineerd in een zoekopdracht met de term ‘weduwe ⋆’ (weduwe ⋆ and verzoek⋆ or rekest ⋆) vindt de onderzoeker in totaal 414 besluiten waarin weduwen met een verzoek of rekest voorkomen.Ga naar voetnoot11 Wel is het zo dat de gebruiker krijgt wat hij vraagt: als alleen op ‘weduwe ⋆’ wordt gezocht, komen er ruim honderd resoluties bij. Die besluiten zullen in de meeste gevallen ook met een verzoek of rekest te maken hebben, maar de termen ontbreken in de samenvattingen. De gebruiker kan dus het best met een ruime zoekopdracht beginnen om daarna de gewenste beperkingen te kunnen aanbrengen. Helaas kunnen we deze data nu nog niet vergelijken met aantallen weduwen uit een eerdere of latere periode, zodat we niet weten of de score van het testbestand uitzon- | |
[pagina 278]
| |
derlijk hoog of laag is. Wel kunnen we ter vergelijking dezelfde exercitie doen met een andere groep personen uit het bestand, bijvoorbeeld de 370 kooplieden uit binnen- en buitenland. Dan blijkt dat zij in totaal in 429 resoluties figureren met uiteenlopende verzoeken betreffende bijvoorbeeld restitutie van in beslag genomen schepen of hun lading; in- en uitvoer van goederen als laken, wapentuig, hout, en wijn; binnenlandse heffingen en buitenlandse concurrentie. Hoewel we ruim honderd meer handelaren dan weduwen (263) aantreffen, zijn de laatsten dus nadrukkelijker met hun wensen in de besluitvorming vertegenwoordigd. Waarschijnlijk hadden de kooplieden directer succes dan de weduwen die, zoals Wiems en Arents, hun verzoeken met enige regelmaat herhaalden. Overigens kan de onderzoeker ook met een druk op de knop zien dat van die 370 handelaren bijna de helft, 154 personen, uit Amsterdam kwam. Met de aloude groene banden uit de rgp zou een onderzoekje naar het optreden van bepaalde categorieën personen als hierboven weergegeven, ondoenlijk zijn. Weliswaar bevat de algemene index op deze gedrukte delen genoeg personen met de toevoeging ‘weduwe’ of ‘koopman’, maar zij staan niet gegroepeerd en een onderzoeker met belangstelling voor seriële gegevens zou er dus een heidens karwei aan hebben alle weduwen of kooplieden bij elkaar te zoeken. | |
ReligiepolitiekHistorici gebruiken de resolutieregisters meestal als bron voor een bepaalde zaak of een enkele figuur en zien zo vaak maar een fractie van het daarin samengebrachte materiaal. Met de elektronische uitgave van de besluiten kan een onderzoeker evenwel ook snel een beeld krijgen van een complex van onderwerpen. Het ligt voor de hand de houding van de Staten-Generaal ten aanzien van de door Richelieu gevraagde steun tegen de hugenoten van La Rochelle als aparte zaak te bestuderen. Nieuw is nu dat met behulp van het elektronische bestand het gedrag van de vergadering in deze affaire zonder veel moeite vergeleken kan worden met alle kwesties waarin godsdienst en politiek met elkaar verweven waren in de periode 1626-1630. En dat waren er nogal wat: de verzoeken van personen die vanwege hun geloof waren verdreven; de vervolging van geloofsgenoten in onder meer Gulik en Wezel en de te nemen tegenmaatregelen in bijvoorbeeld Emmerik en Rees; de vrijgeleides die de vijand aanbood in ruil voor afzwering van de gereformeerde religie; de toelating van de ‘paapse’ religie in het neutrale Zevenbergen; de positie van de gereformeerde godsdienst in traktaten met Engeland en Frankrijk; de verlening van octrooien aan boeken van onverdachte religieuze signatuur; de bestrijding van de arminiaanse samenkomsten in Utrecht; het gevangenisregime van de arminiaanse predikanten op Loevestein; de verdachtmaking van de Friese stadhouder Ernst Casimir aan het adres van Frederik Hendrik (hij zou de arminianen in de Republiek bevoordelen); de door ingezetenen van 's-Hertogenbosch of te leggen eed van trouw na de verovering door het staatse leger in 1629. De resoluties die op deze punten zijn genomen, in totaal 219 stuks, vindt de gebruiker van het bestand door één, goedgekozen, zoekopdracht te geven: godsdienst⋆ or religie⋆ or paap⋆ or papen or rooms⋆ or ⋆katho- | |
[pagina 279]
| |
liek⋆ or gereformeerd⋆ or hervormd⋆ or luth⋆ or armini⋆ or remonstranten or remonstrants⋆.Ga naar voetnoot12 Als aan deze reeks ook nog ⋆predikant⋆ als zoekterm wordt toegevoegd, leidt dat tot meer dan een verdubbeling (475) van het aantal besluiten. Daarmee blijkt de religie, ook al was zij in de eerst plaats een gewestelijke zaak, een niet te geringschatten punt van aandacht in de besluitvorming van de Staten-Generaal. | |
BestuurscultuurNiet alleen zijn seriële of thematische gegevens met behulp van de online publicatie eenvoudig te vergaren, ook is het mogelijk de aard van de besluitvorming of de bestuurlijke processen te analyseren op manieren die met de edities in gedrukte vorm praktisch niet uitvoerbaar zijn. Zelfs een in jaren beperkt testbestand geeft wat dat aangaat al interessante resultaten. Als de onderzoeker bijvoorbeeld wil achterhalen welke argumenten een rol spelen in de omgang met rekesten en voorstellen, kan hij alle resoluties waarin relevante termen voorkomen oproepen en doornemen. Zo levert het zoeken op ‘consequent⋆’, ‘precedent⋆’ en ‘gevolgen’ in totaal 180 besluiten op die voor een groot deel vallen in door de oorlogssituatie veroorzaakte kwesties. De Republiek was in de periode van het ing-testbestand immers nog net niet bevrijd van vijandelijke legers en in de Staten-Generaal werd, met advies van de Raad van State en stadhouder Frederik Hendrik, voortdurend besloten over de te voeren oorlogspolitiek. Daarnaast werden de heren Staten bijna dagelijks geconfronteerd met de gevolgen van de oorlogshandelingen: naast de al genoemde oorlogsweduwen kwamen ook het in dienst van de Republiek verminkte krijgsvolk, de door oorlogsschade getroffen burgers en steden, officieren die vanwege de gelopen gevaren hogere traktementen wensten en vele anderen langs. In de meeste van de 180 resoluties werd een afwijzing uitgesproken vanwege de financiële consequenties, soms werd een verzoek of voorstel gehonoreerd met de nadrukkelijke toevoeging dat het besluit voor deze ene keer gold en dat anderen er zich later niet op konden beroepen. Zo verzochten Pieter Thomas Geldersman en Jacob Mathysz. van Leeuwen, twee legertimmerlieden die tijdens het beleg van 's-Hertogenbosch ernstig gewond raakten, voortzetting van hun traktement, hetgeen op respectievelijk 14 december 1629 en 22 maart 1630 werd afgewezen. De Staten-Generaal volgden in dezen de Raad van State die betreffende Van Leeuwen had gesteld het ondoenlijk te achten eenieder die in 's lands dienst wat zou overkomen met een traktement te onderhouden. Wel werd hem eenmalig honderd gulden en Geldersman vijftig gulden toegekend. Ook tegenover vergoedingen voor geleden schade stonden de Staten-Generaal afwijzend: op 27 oktober 1629 vroeg Cornelis Jansz. Vlasman uit Veen- | |
[pagina 280]
| |
endaal tevergeefs enige bijstand omdat zijn woning door de vijand op de Veluwe was platgebrand. De Duitse stadjes Herborn en Ratingen verzochten op respectievelijk 17 juli 1627 en 8 maart 1629 eveneens vruchteloos om financiële ondersteuning vanwege door brand en optreden van staatse soldaten veroorzaakte schade.Ga naar voetnoot13 Nadere analyse laat zien dat niet alleen materiële, maar ook bestuurlijke consequenties de Hoogmogende Heren tot behoedzaam optreden konden brengen. Zo accepteerde de vergadering op 10 juli 1626 weliswaar een door de Gedeputeerde Staten van Utrecht verstrekte commissie voor de afgevaardigden Johan van Renesse van der Aa, Arent van Zuylen van Nyeveld en Johan van der Nijpoort, maar liet hierbij aantekenen dat die beslissing geen verdere gevolgen mocht hebben. De commissie was namelijk niet verstrekt door de Staten van Utrecht en gezien eerdere resoluties had dat wel gemoeten. Ook in particuliere kwesties werd zorgvuldigheid betracht, bijvoorbeeld in het geval van mr. David de Ruiter. Hem werd op 14 oktober 1628 akte betreffende zijn geboorterecht verleend. Hij was door de oorlogsomstandigheden buiten Brabant, maar uit Brabantse ouders geboren en met de akte van de Staten-Generaal kon hij alle ambten in Brabant bedienen. Anderen mochten zich niet op deze beslissing van de Hoogmogenden beroepen, maar de vergadering besloot wel tot nadere bestudering en regeling van gelijksoortige gevallen. Een dergelijke resolutie stelde de suppliant tevreden, voorkwam precedentwerking en kende meestal geen vervolg waar het de uitwerking naar een algemene maatregel betrof. In veel situaties, meestal wanneer de vergadering niet eensgezind was, werd gekozen voor het uitstellen van een besluit. Deze gang van zaken, vaak niet anders dan bewuste vertragingstactiek van provincies en gedeputeerden, kan met enkele zoekacties in kaart worden gebracht. Zo levert getrunceerd en gecombineerd zoeken met termen als ‘beraad’, ‘houden’, ‘opschorten’, ‘uitstellen’, ‘wachten’ en dergelijke, inzicht op in het besluitvormingsproces. Beperken we ons voor deze bijdrage tot zoeken op combinaties van ‘beraad’ en ‘houden’, dan resulteert dat in 172 besluiten, voegen we als zoekterm ‘Holland’ toe, dan blijkt die provincie een rol te spelen in 46 van deze resoluties. Ten opzichte van de andere gewesten behaalt Holland de hoogste score: Zeeland komt zestien keer voor, de rest tien keer of minder. Tekenend is dat de Hollandse gedeputeerden ter Staten-Generaal expliciet meedelen een besluit in beraad te willen houden, van de overige vertegenwoordigers doen alleen de Zeeuwen dat ook wel eens. Met de uitkomsten van deze zoekopdracht kan de onderzoeker dan verder speuren naar het type zaken dat de gezamenlijke of afzonderlijke provincies tot opschorting deden besluiten. Zo heeft een substantieel aantal opschortende besluiten uit 1626-1630 betrekking op het wel of niet toestaan van in- en uitvoer naar de zogeheten neutralen, waaronder aan Rijn en Maas gelegen steden als Goch, Gulik, Keulen, Kleef en Luik. Op 16 oktober 1625 hadden de Staten-Ge- | |
[pagina 281]
| |
neraal uit strategische overwegingen het zogeheten plakkaat van retorsie (reactie) uitgevaardigd, als antwoord op het eerder dat jaar door de Infanta afgekondigde verbod op de handel met de opstandige provincies. De tegenmaatregel van de Hoogmogenden betekende dat alle via binnenwateren en over land gaande handel met de vijand, de neutrale gebieden en de dorpen die een oorlogsschatting moesten betalen, werd verboden.Ga naar voetnoot14 Het wel of niet verzachten of opheffen van het handelsverbod met de neutralen naast verscherping van de maatregelen tegen de overtredingen van het plakkaat, stond regelmatig op de agenda van de vergadering. Voortdurend vroegen de steden die van de rivierhandel leefden in Holland, Zeeland en het oostelijke grensgebied van de Republiek het handelsverbod te matigen. Zij zagen hun broodwinning verdwijnen omdat de goederenstroom zich verplaatste naar de zeehavens. Verzoeken het economische verkeer tussen staatse en neutrale streken te vergemakkelijken, werden tot 15 mei 1626 bijna stelselmatig afgewezen. Op die dag besloten de Staten-Generaal een commissie uit hun midden te laten onderzoeken of het niet nuttiger zou zijn de uitvoer van en naar neutraal gebied toe te staan, maar dan wel met extra rechten (drie- of vierdubbel licent) te belasten. Voortvarend werd de zaak aangepakt: rapportage over de naleving van het bestaande plakkaat vond al plaats op 22 mei 1626 en het schriftelijke verslag was nog geen week later beschikbaar. Met behulp van het elektronische bestand kan prachtig worden waargenomen en gevolgd hoe vervolgens tot in 1629, toen de intrekking van het handelsverbod door de Infanta een feit was en de Republiek nog slechts incidenteel exportverboden uitvaardigde, het besluitvormingsproces bleef hangen in een spagaat van strategische en tegenstrijdige commerciële belangen. | |
SlotopmerkingenDe onderzoeker kan individuen, groepen, politiek-bestuurlijke processen, afzonderlijke zaken en grote thema's met een elektronische editie tamelijk gemakkelijk op het spoor komen en, met inachtneming van de eerder genoemde beperkingen van de bron, analyseren. Door het tekstzoekprogramma kunnen inhoudelijke onderzoeksvragen nu in een oogwenk worden gerelateerd aan de aanwezigheid van provincies, specifieke gedeputeerden of andere personen en bepaalde instellingen. Vanuit deze gegevens kan de historicus dan op zoek gaan naar de motieven die aan de besluiten ten grondslag liggen. Wil dit type onderzoek iets meer opleveren dan de in deze bijdrage gegeven voorbeelden, bijvoorbeeld de vraag naar het in de historiografie bijna spreekwoordelijk geworden overwicht van Holland in de Staten-Generaal met grotere nauwkeurigheid beantwoorden, is vooral ‘bulk’ nodig. Dat betekent in elk geval aanvulling van het bestand 1626-1630 met een gedigitaliseerde versie van de al in druk uitgegeven jaren 1576-1625, een voornemen dat het ing heeft opgenomen in zijn onderzoeksprogram- | |
[pagina 282]
| |
ma 2006-2011. Voortzetting van de bewerking van de registers na mei 1630 is een volgende stap, maar voordat het ing daaraan kan beginnen zullen de gebruikers/onderzoekers moeten laten weten wat hun ervaringen en bevindingen zijn. Zij zijn bij dezen van harte uitgenodigd het testbestand (zie noot 9) te gebruiken en hun reacties te sturen aan ida.nijenhuis@inghist.nl. Abstract - Before long, the website of the Institute of Netherlands History (nwo) will feature the electronic edition of the resolutions of the States-General 1626-1630. Its publication hands researchers the key to the extensive archival records of this governing body. Compared to the earlier editions in the Rijks Geschiedkundige Publicatiën, the web publication offers more possibilities to conduct serial and thematic research, and facilitates the mapping of governmental processes. |
|