De Zeventiende Eeuw. Jaargang 22

[p. 217]

Personalia

Marike Hoogduin-Berkhout studeerde kunstgeschiedenis aan de Universiteit Leiden. Zij werkt momenteel aan een proefschrift over de zelfmoord van Lucretia, Dido, Cleopatra en Sophonisba in de Noord-Nederlandse schilder-, teken-, en prentkunst tussen 1500 en 1730.

Katja Kleinert studeerde kunstgeschiedenis en Nederlandse filologie aan de Freie Universität Berlin en de Vrije Universiteit Brussel. In 2003 rondde zij haar proefschrift of over het onderwerp van de ateliervoorstelling in de Nederlandse en Vlaamse zeventiende-eeuwse schilderkunst, met nadruk op de verhouding van afbeelding en realiteit van de atelierpraktijk. Sinds maart 2005 is zij als wetenschappelijk assistent verbonden aan de Staatliche Museen, Berlijn.

Christine Kooi (1965) promoveerde in 1993 in de geschiedwetenschap aan de universiteit van Yale. Zij is associate professor aan de Louisiana State Universiteit in Baton Rouge, Louisiana (USA). Ze is de auteur van Liberty and Religion: Church and State in Leiden's Reformation 1572-1620 (Brill 2000); ook schreef zij vele artikelen over de Nederlandse kerkgeschiedenis in de vroegmoderne tijd.

Dirk Jaap Noordam is universitair docent sociaal-economische geschiedenis aan de Universiteit Leiden. Hij publiceerde vele artikelen en boeken over de geschiedenis van Leiden.

Juliette Roding is universitair docent kunstgeschiedenis aan de Universiteit Leiden, met architectuurgeschiedenis als specialisatie. In haar onderzoek richt zij zich vooral op de culturele contacten tussen de Nederlanden en het Noord- en Oostzeegebied in de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw.

Paul J. Smith is hoogleraar Franse Letterkunde aan de Universiteit Leiden. Hij is auteur van Voyage et écriture. Etude sur le Quart Livre de Rabelais (Genève 1978) en van Het schouwtoneel der dieren. Embleemfabels in de Nederlanden (1567-ca. 1670) (Hilversum 2005) en is co-auteur van Francis Ponge. Lectures et méthodes (Amsterdam-New York 2004). Hij heeft vele artikelen op zijn naam staan over zestiende-, zeventiende- en twintigste-eeuwse Franse letterkunde, over de embleemfabel en over de receptie van Franse letterkunde in Nederland.

A. Agnes Sneller is emeritus hoogleraar Neerlandistiek aan de Károli Universiteit in Boedapest, Hongarije. Haar onderzoek en publicaties hebben vooral betrekking op de analyse en interpretatie van vroeg-nieuw-Nederlandse teksten in genderperspectief.

Leonore Stapel is kunsthistoricus. Zij bereidt een proefschrift voor over de visuele beeldvorming van het gewest Holland en de Hollandse steden (ca. 1580-1680) en publiceerde onder meer over zeventiende-eeuwse stadsgezichten en beeldvorming rond de stad Haarlem.

[p. 218]

Madeleine van Strien-Chardonneau is werkzaam als universitair docent bij de Opleiding Franse Taal en Cultuur in Leiden. Haar onderzoek betreft Franse reizigers in Holland (zeventiendenegentiende eeuw), Franse conversatieboeken uit de zeventiende en achttiende eeuw, en Belle van Zuylen. Zij heeft meegewerkt aan de editie van de Voyage en Hollande van Diderot (Oeuvres Complètes XXIV, Parijs 2004) en is mederedacteur van de bundel Belle de Zuylen/Isabelle de Charrière. Education, Creation, Reception (Amsterdam 2006).

Cécile Tainturier studeerde kunstgeschiedenis aan de universiteit Paris X-Nanterre en promoveert nu aan de Universiteit Leiden op een proefschrift over het tekenonderwijs aan schilders in Nederland in de zeventiende eeuw.

Boukje Thijs studeerde Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit Leiden en promoveerde aldaar in 2004 op het proefschrift De hoefslag van Pegasus. Een cultuurhistorisch onderzoek naar Den Nederduytschen Helicon (1610). Sinds 2001 is zij als onderzoeker verbonden aan het Huygens Instituut te Den Haag, waar zij een editie van de Ystroom (1671) van Johannes Antonides van der Goes voorbereidt.