De Zeventiende Eeuw. Jaargang 22
(2006)– [tijdschrift] Zeventiende Eeuw, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 185]
| |||||||||||||||||||||||||
Wandelen in de Délices de Leide (1712)Ga naar voetnoot⋆
| |||||||||||||||||||||||||
Van der Aa en het genre van de DélicesDe drie parateksten van de Délices, te weten de opdracht (‘Dédicace’) aan burgemeester Pieter van Leiden, het voorwoord (‘Préface’) en de uitgebreide fondscatalogus gedrukt aan het einde van het werk, geven onverbloemd blijk van de commerciële bedoelingen van Van der Aa. In de openingszin van zijn Dédicace - de eerste zin die men leest bij het openen van het boek - formuleert Van der Aa de voornaamste beweegreden die hem tot deze uitgave heeft gebracht: het succes van een aantal landenbeschijvingen die hij onder de serienaam Délices uitgebracht heeft. ‘Les Delices ou les Descriptions de l'Italie, de l'Espagne, du Portugal, de la Grande Bretagne & de l'Irlande’. De eerste bladzijde van de alfabetisch geordende fondscatalogus sluit hierop aan. Van der Aa geeft daar nadere informatie over deze uitgaven: het gaat om volumineuze, meerdelige Franstalige uitgaven van de landenbeschrijvingen van Juan Alavarez de Colmenar (over Spanje en Portugal, | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||||||||||||||||
Afb. 1 Titelblad van Les Délices de Leide, 1712.
1707), James Beeverell (over Groot-Britannië en Ierland, 1707), Alexandre de Rogissart en een anonieme auteur (over Italië, 1706). De uitgave van de Délices de l'Italie is, zo vermeldt de catalogus, herzien en vermeerderd door een zekere Jean de la Faye, over wie straks meer, omdat hij, zoals we zullen aantonen, de mogelijke auteur is van de Délices de Leide. Voorts kondigt Van der Aa in de catalogus aan dat er een Délices de l'Allemagne & autres Roiaumes, principautés, Villes &c. de l'Europe in druk is (deze uitgave zou overigens nooit het licht zien). Belangrijk is de mededeling dat de illustraties uit al deze Délices ook afzonderlijk verkrijgbaar zijn:Ga naar voetnoot1 dit geeft namelijk aan dat de aantrekkelijkheid van de uitgave voor een belangrijk deel gelegen is in de illustraties. Een van de kenmerken van het genre dat Van der Aa zich als het ware toe-eigent, blijkt te zijn dat de délices (‘aantrekkelijkheden’) van het beschreven object (stad of land) hun weerklank moeten vinden in de visuele (en ook talige) délices van het werk dat ze beschrijft.Ga naar voetnoot2 Een werk dat Van der Aa niet noemt, maar dat hij ongetwijfeld als voorbeeld voor ogen gehad heeft, is de zeer succesvolle Délices de la Hollande. Oeuvre panegirigue van Jean Nicolas de Parival, dat tussen 1651 en 1728 vijftien edities gekend heeft (waaronder een Nederlandse vertaling).Ga naar voetnoot3 In zeker opzicht kondigt Parival de Délices de Leide aan: hoewel Leiden niet de grootste of belangrijkste stad van Holland is, begint Parival om persoonlijke redenen met Leiden in zeer lovende (‘panegyrische’) bewoordingen: Venons à la description particulière de chasque ville, & premièrement de Leiden, qui tient le quatrième rang entre les six grandes villes de cette république, à laquelle je porte une amour & respect extrême, comme à ma mère nourricière & où j'ay passe le plus beau de mon aage. Beide Délices bevatten, zoals we zullen zien, veel tekstuele overeenkomsten - zoveel dat men de Délices de Leide wel toegeschreven heeft aan Parival. Deze toeschrijving heeft | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||||||||||||||
geen enkele grond, omdat Parival in 1669
Afb. 2 Titelpagina van Gerard Goris, Les Délices de la campagne à l'entour de la ville de Leide, 1712.
is overleden, en omdat de Délices de Leide juist veel informatie bevat over de meest actuele bezienswaardigheden. Bij vergelijking met het werk van Parival en de andere Délices springt naast alle overeenkomsten het vernieuwende karakter van de Délices de Leide in het oog. In tegenstelling tot zijn voorgangers, beperkt de Délices de Leide zich tot één stad. Een andere vernieuwing ten opzichte van zijn voorgangers is dat de Délices de Leide gedrukt is in een handig zakformaat, bestemd voor het praktisch gebruik van de toeristische wandelaar, en zich als zodanig presenteert als een reisgids. Tussen deze tekst en de Délices van Parival bestaat het belangrijke verschil dat Parival zich meer leent voor een lectuur voorafgaand aan of volgend op het bezoek (thuis of bijvoorbeeld tijdens de reis met de trekschuit of het verblijf in de herberg),Ga naar voetnoot4 terwijl de Délices de Leide, althans voor het beschrijvende deel vanaf p. 32, vooral geschreven lijkt te zijn om gelezen en geraadpleegd te worden tijdens het bezoek. | |||||||||||||||||||||||||
De illustratiesMet zijn uitgave geeft Van der Aa het aloude genre van de chorografie (stads- en landsbeschrijving) een nieuwe impuls. Wat hij vernieuwend acht, wordt door Van der Aa in zijn ‘Préface’ uit de doeken gedaan. Hierin gaat hij allereerst in op het belang van de illustraties voor het ontstaan van de Délices. Hij vermeldt hoe hij indertijd de koperplaten heeft aangekocht van de illustraties van de aan Leiden gewijde werken van Orlers en Simon van Leeuwen, en dat hem toen het idee gesuggereerd is om een geïllustreerde stadsbeschrijving te drukken. ‘Ne m'étant donc jamais proposé dans ma Profession, que le service des Honnêtes gens’, zo zegt hij, is hij op dit idee verder gegaan. Daartoe heeft hij ook nog nieuwe gravures laten maken, en, voor wat de tekst betreft, heeft hij transcripties van grafschriften en inscripties uit de Leidse kerken opgenomen in de Délices, als | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||||||||||||||||
mede de catalogi van de curiositeiten van de Leidse Hortus en van het Anatomisch Theater. Hier zal ik proberen te reconstrueren wat Van der Aa met de illustraties gedaan heeft. Op de transcripties en de catalogi zal ik in de volgende paragraaf nader ingaan. Het gaat om 32 illustraties. Ik ben nagegaan waar deze illustraties vandaan komen, en de zaken blijken heel wat ingewikkelder te liggen dan Van der Aa doet voorkomen. Van de 32 illustraties zijn er twaalf in onveranderde staat afkomstig uit Simon van Leeuwens Korte Besgryving van het Lugdunum Batavorum (1672). De gang van de elf illustraties afkomstig uit Orlers' Beschrijvinge der stad Leyden is een stuk moeilijker te traceren.Ga naar voetnoot5 Dit komt doordat de originele platen in niet-bijgewerkte staat ook gebruikt zijn voor Johannes Meursius' Athenae Batavae (1625). Bovendien wordt Orlers' Beschrijvinge in 1641 in bewerkte vorm herdrukt, waarbij van een aantal (niet alle!) illustraties een heel precieze kopie gemaakt wordt (dit impliceert dat van deze illustraties tussen 1625 en 1641 de originele platen verloren geraakt waren of onbruikbaar waren geworden). Om precies te zijn: de drie illustraties die gemaakt zijn door Willem de Haen, die wel in Orlers 1614 voorkomen, maar die vreemd genoeg ontbreken in Orlers 1641, worden in bijgewerkte vorm overgenomen in de Délices. De zeven anonieme illustraties uit Orlers 1614 (waaronder drie kopieën van de bekende illustraties van Woudanus: de Hortus, het Anatomisch Theater en de Bibliotheek in de oude staat) worden gekopieerd in Orlers 1641, en deze kopieën worden weer onveranderd opgenomen in de Délices. Tot slot is er de grondkaart van Leiden, vervaardigd door Jan Pietersz Dou, die onveranderd voorkomt in Orlers 1614, in Meursius en in Orlers 1641, maar die Van der Aa laat actualiseren voor zijn Délices. Verder heb ik van zeven afbeeldingen de bron niet kunnen achterhalen. Het gaat hier om drie afbeeldingen van de Hortus, het Anatomisch Theater en de Bibliotheek in hun nieuwe staat en vier afbeeldingen van gebouwen: de Vismarkt, de Arminiaanse schans op de Breestraat, de Lutherse Kerk en de Waalse Kerk. Dit zijn waarschijnlijk de afbeeldingen die Van der Aa zelf heeft laten maken, misschien direct naar aanleiding van de tekst, omdat de anonieme auteur aan drie van deze locaties opmerkelijk veel aandacht geeft. Ik heb de mogelijke filiatie van de illustraties, die loopt van Orlers 1614 tot de Délices, weergegeven in een schema (zie hiernaast). De twee categorieën illustraties waarin Van der Aa daadwerkelijk ingrijpt, verdienen nadere aandacht. De eerste categorie betreft drie welbekende illustraties die Willem de Haen maakte van het Beleg en het Ontzet van Leiden. Opvallend in de oorspronkelijke versie, zoals die voorkomt bij Orlers 1614 en Meursius, is de omlijsting van de scènes, die aan de illustraties iets theatraals geeft. Het is goed mogelijk dat het hier gaat om afbeeldingen van tableaux vivants (afb. 3). De theatrale kaders worden door Van der Aa weggesneden en uitgewist (afb. 4), wat niet altijd even precies gebeurt. Resten van het oorspronkelijke kader zijn nog te zien. Het tableau vivant-aspect verdwijnt: de figuren worden ‘ont-theatraliseerd’, en aldus stilzwijgend gepresenteerd; niet meer als theatrale fictie, maar als authentiek historisch materiaal. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||||||||||||||||
Schema 1: De illustraties van de Délices de Leide
De tweede categorie betreft de uitklapbare kaart in groot formaat van Leiden. Het gaat hier om de bekende grondkaart van Leiden gemaakt door Jan Pieterszoon Dou. In de Délices wordt deze kaart geactualiseerd (afb. 5), waarschijnlijk met de plattegrond van Christiaan Hagen (1675) als voorbeeld: zo wordt bijvoorbeeld de dan recentelijk gedempte Hooigracht omgewerkt van een gracht in een straat (op de kaart zijn de resten van de arcering van het oorspronkelijke kanaal nog vaag zichtbaar), conform de tekst: C'étoit il y a 45. ou 50. ans un Canal, sur lequel il y avoyt quelques Ponts: mais aujourd'hui c'est une des plus belles rues, tant à cause de sa longueur en droite ligne, & du pavé qui y est fort plat & fort uni, qu'à cause de deux belles rangées d'arbres si bien taillés & entretenues, qu'on diroit, à les considerer, sur-tout du côté des maisons de part & d'autre, qu'ils sont tout d'une piéce, ce qui fait, qu'ils forment & représentent le plus beau berceau qu'on puisse voir, où l'on est à couvert l'Eté des ardeurs du Soleil. (p. 181)Ga naar voetnoot6 Ook wordt er aan de oorspronkelijke kaart het een en ander toegevoegd, onder meer de ‘Vijfde Vergroting’, en een naamloze kerk (‘de Nieu gefondeerde Kerck’ ofwel Waardkerk) die ook rechts zonder naam op het cavalerieperspectief afgebeeld is. Deze kerk komt overeen met een andere illustratie in de Délices, afkomstig uit Van Leeuwen, waarin staat dat deze kerk nog in aanbouw is (‘Dessein d'une nouvelle Eglise dont on ne voit encore que les fondements’, tegenover p. 182). Uit alles blijkt het belang dat Van der Aa aan de illustraties hechtte. Ondanks hun heterogene afkomst, probeert hij ze zoveel mogelijk op elkaar of te stemmen. Om vergissingen van de binder te vermijden, neemt hij een gedetailleerde ‘Avis au relieur pour | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||||||||||||||
Afb. 3 Willem de Haen, De Innecomste vande Admirael Boysot, door de Vliedt, met syn victualie Schepen, 1614.
bien placer les figures’ op. De grote uitklapbare kaart van Dou is geplaatst na een kleinere, eveneens uitklapbare kaart van het ‘Oude Leiden’, afkomstig uit de Korte Besgryving van Van Leeuwen, zodat de lezer gemakkelijk het heden en het verleden met elkaar kan vergelijken. Bovendien maakt de kaart van Dou in uitgeklapte staat het mogelijk zonder te bladeren de informatie van de tekst terug te zoeken op de kaart, en deze kaart als wandelkaart te gebruiken. Toch is er op de kaart wel het een en ander aan te merken. Ook al is het idee goed en vernieuwend, in de praktijk blijkt het gebruik van de kaart in combinatie met de tekst tegen te vallen. Dit komt doordat de oorspronkelijke kaart van Dou op essentiële plaatsen onvoldoende bijgewerkt is. Zo staan enkele belangrijke, relatief recente gebouwen, de Lakenhal en het nieuwe Pesthuis, die in de tekst uitgebreid beschreven staan, niet weergegeven. En de Waalse Kerk, waarvan ook een aparte illustratie is opgenomen, staat nog op de kaart vermeld als ‘Vrouwekerk’. Het meest verwarrende voor de beoogde lezer is dat de Haarlemmerstraat die de tekst geregeld als uitgangs- en oriëntatiepunt neemt, nog genoemd staat onder de oude naam ‘Marendorp’. | |||||||||||||||||||||||||
De tekst en zijn auteurNiet alleen de illustraties, ook de tekst krijgt de nodige aandacht van Van der Aa. Zoals gezegd neemt hij bladzijden lang transcripties op van opschriften en grafstenen in de Leidse kerken. Deze antiquarische interesse voor inscripties is overigens gebruikelijk in het geleerd-humanistische genre van de land- en stadsbeschijvingen die in het begin | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||||||||||||||||
Afb. 4 Willem de Haen, Les Bateaux qui apportent des Vivres à la Ville, bijgewerkte gravure in Les Délices de Leide, 1712.
van de zeventiende eeuw soms gepubliceerd werden onder de titel Deliciae.Ga naar voetnoot7 De hoofdbron voor Van der Aa is de in Amsterdam uitgegeven Collectio monumentorum, rerumque maxime insignium, Belgii Faederati [...] (1634) van Phileleutherus Timaretes (pseudoniem van Theodoor Jansson van Almeloveen (1657-1712)), een verzameling van inscripties uit de belangrijkste Nederlandse steden. Een opvallend verschil met Timaretes is dat Van der Aa alle inscripties in het Latijn geeft (ook de inscripties die oorspronkelijk in het Nederlands of het Frans gesteld waren), terwijl Timaretes een transcriptie geeft in de taal van inscriptie. Dit is natuurlijk des te opmerkelijker omdat de rest van de tekst van de Délices in het Frans gesteld is. Het is goed mogelijk dat Van der Aa gedacht heeft aan een publicatie in het Latijn van alle Leidse inscripties en grafschriften, maar dat hij het beschikbare materiaal alvast gebruikt heeft voor de Délices. Bovendien blijken de transcripties die Timaretes in het Latijn geeft, en die door Van der Aa overgenomen worden, gecorrigeerd te zijn vanuit eigen observatie in situ. Dat de redacteur of auteur van de Délices ook uitging van eigen observatie, blijkt uit de vele opschriften van graven van recent overleden Leidenaars die getranscribeerd en in het Latijn vertaald zijn. De meest recente is die van de in 1704 overleden Paulus van der Meulen (Délices, p. 66). Een van die transcripties die niet door Timaretes gegeven wordt, heeft de Délices rui- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||||||||||||||||
Afb. 5 Jan Pietersz. Dou, De stad Leyden, bijgewerkte gravure in Les Délices de Leide, 1712.
mere bekendheid gegeven. Het gaat om de Latijnse vertaling van het oorspronkelijk in het Nederlands gestelde grafschrift van de wiskundige Ludolph van Ceulen, dat afgedrukt staat op de pagina tegenover die van Van der Meulens grafschrift (p. 67) (afb. 6). Op zijn grafsteen staat Van Ceulens berekening van het getal pi, die hij verder nergens gepubliceerd had. Omdat de grafsteen tussen 1780 en 1864 verloren is gegaan, en er verder geen transcripties van Van Ceulens grafschrift bekend waren, was de Délices jarenlang de enige bekende bron van Van Ceulens belangrijke stap in de geschiedenis van de wiskunde.Ga naar voetnoot8 De tweede tekstuele inbreng die Van der Aa noemt in zijn ‘Préface’ zijn de catalogi. Vooral de catalogus van het curiositeitenkabinet van het Anatomisch Theater neemt een substantieel deel van de tekst van de Délices in beslag, maar liefst 65 bladzijden (p. 83-149), waarin alle uitgestalde curiositeiten opgesomd worden met aanduiding van | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||||||||||||||||
Afb. 6 Les Délices de Leide, 1712.
nummer en vitrinekast. Dergelijke catalogi werden al vanaf 1669 apart gedrukt in vele talen (Nederlands, Latijn, Frans, Engels). Van de catalogi van het Leidse Anatomisch Theater heeft men 61 uitgaven geteld, die telkens weer verbeterd en geactualiseerd worden.Ga naar voetnoot9 De opname van de catalogus in een reisgids dient het gemak van de lezer, die geen aparte catalogus hoeft te kopen, en voorziet daarom in een blijvende behoefte, zoals laconiek vermeld wordt: ‘Les Curieux seront sans doute bien aises d'en voir le Catalogue qu'on leur donne ici’ (p. 83), waarna zonder verder commentaar de hele catalogus van 65 bladzijden gegeven wordt. Om inzicht te krijgen in het catalogusgedeelte van de Délices heb ik een inhoudelijke en stilistische vergelijking gemaakt met de laatste mij beschikbare Franstalige catalogus van vóór de Délices (1700) en met de eerste mij beschikbare Franstalige catalogus van ná de Délices (1731).Ga naar voetnoot10 Het blijkt nu dat de tekst van de catalogus uit 1700 integraal overgenomen is, maar dat het Frans overal grammaticaal en stilistisch wordt verbeterd. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||||||||||||||||
Schema 2
Deze verbeteringen hebben blijkbaar enig gezag, want zij worden vrijwel allemaal overgenomen in de catalogus van 1731. Ter illustratie heb ik in schema de teksten van vijf opeenvolgende beschrijvingen gegeven in de drie edities, en de veranderingen in vet afgedrukt (schema 2). In schema 2 is één inhoudelijke toevoeging te zien die niet in de catalogus van 1731 overgenomen wordt: van voorwerp 5 (het walvisbot) wordt de maat gegeven. We hebben hier te maken met een algemene tendens die op andere plaatsen in het catalogusgedeelte van de Délices buitenproportionele vormen aanneemt. Het catalogusgedeelte bevat inderdaad bladzijdenlange beschrijvingen van voorwerpen, die in de apart gedrukte catalogi alleen kort genoemd worden. Dit is bijvoorbeeld het geval met de snavel van een toekan (of neushoornvogel?) die eerst vermeld wordt zoals in de catalogus van 1700, maar die vervolgens een geleerde beschrijving toegemeten krijgt van drieëneenhalve bladzijde. Andere toegevoegde beschrijvingen betreffen curiosa als Romeinse vazen, een Egyptische urn en een adelaarssteen. Deze geleerde toevoegingen zijn overigens niet van de hand van de auteur van de Délices. Zij komen al voor in het bovenvermelde werk van het inscriptieboek van Timaretes. Hierin wordt in het hoofstuk over Leiden het transcriptiegedeelte met de grafspreuken plotseling onderbroken door de complete genummerde catalogus van het Anatomisch Theater, met daarin de uitweidingen in het Latijn die precies overeenkomen met die van de Délices. Wat de auteur van de Délices dus gedaan heeft, is als uitgangspunt de Franse catalogus uit 1700 nemen, het Frans verbeteren, en de toevoegingen die Timaretes geeft in het Latijn overnemen en vertalen in correct Frans. Hij gaat hierin consciëntieus te werk: zo corrigeert hij de door Timaretes onherkenbaar verhaspelde naam van de kosmograaf André Thevet, de eerste Europeaan die een gedetailleerde beschrijving van een toekan geeft. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||||||||||||||||
Dat de tekst van Timaretes ook hier weer gebruikt is, en wel op een vergelijkbare corrigerende manier, is een reden om te veronderstellen dat degene die het catalogusgedeelte van de Délices in correct Frans geredigeerd heeft, en degene die de transcripties van de grafschriften verzorgd heeft, en deze vanuit het Nederlands naar het Latijn vertaald heeft, een en dezelfde persoon zijn. Het ligt bovendien voor de hand dat deze persoon ook degene is die verantwoordelijk is voor de hele tekst van de Délices. Het is onwaarschijnlijk dat deze persoon Van der Aa zelf geweest is; Van der Aa's beheersing van het Frans en het Latijn was daarvoor niet goed genoeg. Bovendien zal hij voor het precieze correctiewerk, waarvan de onbekende auteur blijk geeft, geen tijd gehad hebben. Wie kan nu deze auteur geweest zijn? Uit het bovenstaande is het mogelijk een profielschets samen te stellen: het moet een Franstalige persoon zijn die in het Latijn weet te schrijven en die een uitstekende kennis heeft van het Nederlands. Gezien zijn correcties op het Frans en het Latijn van zijn bronnen, heeft de onbekende auteur een consciëntieuze, bijna filologische tekstopvatting. Dat hij zich niet noemt, zou kunnen duiden op een min of meer regulier dienstverband bij Van der Aa. De tekst van de Délices laat zien dat hij een ruime algemene belangstelling heeft, en een meer specifieke betrokkenheid bij de Waalse gemeenschap in Leiden. Zo schrijft hij over het voormalige Waalse theologiecollege op het Rapenburg: ‘que Nos Seigneurs ont jugé à propos de supprimer, & qui avoit été fondé l'An 1605 pour le même usage, & pour la même fin que le fût en 1591 le College Flamand, dont nous parlerons plus bas’ - een opmerking waarin een lichte kritiek op het stadsbestuur voelbaar is. De persoon die het best aan deze profielschets beantwoordt is Jean de la Faye.Ga naar voetnoot11 Hij is waarschijnlijk geboren omstreeks 1670 in Frankrijk. In 1687 schreef hij zich in als Leids student, met de notering ‘Frans vluchteling’. In de jaren 1690-1692 studeerde hij theologie aan het Waalse College te Leiden. In 1692 schreef hij zich opnieuw in als student aan de Leidse universiteit. Daarna werkte hij in opdracht van Van der Aa aan de uitgave van de correspondentie van Erasmus, een filologisch heel belangrijk werk dat hij goed volbracht, aldus de twintigste-eeuwse uitgever van de correspondentie P.S. Allen (‘His task was on the whole well done’). De uitgave verscheen als deel 3 van Erasmus' Opera omnia in 1706 bij Van der Aa. Van der Aa zag blijkbaar wel iets in verdere samenwerking. Hij vroeg De la Faye voor het maken van een nieuwe editie van de in 1706 verschenen Délices de l'Italie. Deze door De la Faye verzorgde en vermeerderde editie verscheen in 1707. In 1709 wordt De la Faye genoemd door de curatoren van de universiteit als de geschikte persoon die Van der Aa zou kunnen assisteren als corrector van een nieuwe catalogus van de universiteitsbibliotheek en als maker van de moeilijke index daarop.Ga naar voetnoot12 In dit verband is dat wat de Délices over de bibliotheekcatalogus vermeldt, interessant: ‘On imprime ici actuellement ce Catalogue in folio, qui doit paroitre dans | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||||||||||||||||
peu’ (p. 150), maar die in werkelijkheid pas in 1716 zou verschijnen. Deze inside-informatie wijst op De la Faye als mogelijke auteur, al kan een dergelijke opmerking natuurlijk ook gemaakt of ingegeven zijn door Van der Aa zelf. In 1721 verlaat De la Faye Leiden, en vanaf dat moment is er niets meer over hem bekend. Misschien dat Joan. de La Faye, van wie de boekerij in 1738 in Den Haag geveild werd, dezelfde persoon is. In de veilingcatalogus van deze De La Faye staan opmerkelijk veel uitgaven van Van der Aa vermeld, maar de Délices de Leide en de Délices de l'Italie onbreken.Ga naar voetnoot13 Als mijn veronderstellingen juist zijn, verdient De la Faye niet alleen een plaats tussen de geleerde uitgevers van Erasmus, maar dient hij ook genoemd te worden als stadsbeschrijver van Leiden en als transcribent en vertaler van de tekst van Van Ceulens berekening van het getal pi. | |||||||||||||||||||||||||
Inhoud en structuur van de DélicesWie de auteur van de Délices ook moge zijn, hij heeft aan de presentatie van de heterocliete inhoud veel aandacht geschonken. Hierin zette hij waarschijnlijk een trend in het genre van de Délices. Naar aanleiding van de Délices de Brabant (1757) hebben de Belgische literatuurwetenschappers Marc van Vaeck en Johan Verberckmoes enkele bladzijden gewijd aan het genre: het gaat om aantrekkelijk uitgevoerde boeken, voorzien van mooie illustraties en geschreven in een verzorgde stijl.Ga naar voetnoot14 Zo schrijft de door Verberckmoes en Van Vaeck geciteerde Philippe de Cantillon, de auteur van de Délices de Brabant, in zijn voorwoord: men heeft zorge gedragen, dat men alles gemakkelijk aaneengeschakeld kan lezen, zonder daarbij verdriet te krijgen, wegens een al te korten stijl, of omdat men er iets ingevoegd heeft, dat men had behoren weg te laten, en iets weg te laten, welk men enigszins als noodzakelijk, zoude kunnen oordelen.Ga naar voetnoot15 Het gaat hier weliswaar om latere teksten uit de achttiende eeuw, maar ik denk dat men de bevindingen van Van Vaeck en Verberckmoes terug kan projecteren op de Délices de Leide. De auteur is zich heel bewust van zijn stijl, en motiveert voortdurend de dispositio, de opbouw van de tekst. Een bevestiging hiervan is te vinden bij Gerard Goris, de auteur van een vervolg op de Délices de Leide: hij is, zoals we zullen zien, zich juist pijnlijk bewust van zijn gebrek aan stilistische vaardigheid in het Frans. Om inzicht te krijgen in de inhoud van het werk en de manier waarop deze is gepresenteerd, is het nuttig een becommentarieerde samenvatting te geven, met speciale aandacht voor de metadiscursieve opmerkingen van de auteur. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||||||||||||||||
De openingszin heeft dezelfde panegyrische begintoon als bij Parival: ‘La Ville de Leide est sans contredit une des grandes, des plus propres, & des plus agreables Villes du monde’. Daarna volgt er een lange zin die uitloopt in de anekdote van de hoogleraar Johannes Polyander, die uitlegt waarom het Rapenburg de mooiste plek is van de wereld: van alle werelddelen is Europa het mooiste werelddeel, van Europa zijn de Nederlanden het mooiste land; van de Zeventien Provinciën is Holland de mooiste, van de Hollandse steden is Leiden de mooiste, en van alle straten en grachten van Leiden is het Rapenburg de mooiste. We hebben hier te maken met een centripetische redenering, die vanuit een geheel naar het middelpunt werkt. Nu is het zo dat Parival deze anekdote ook geeft, echter niet aan het begin van zijn werk.Ga naar voetnoot16 Het feit dat deze anekdote in de Délices de Leide aan het begin geplaatst wordt, kan duiden op een literair-retorisch signaal. Vervolgens komt de auteur op een eveneens bekend citaat: een ‘connoisseur’ zou gezegd hebben over Leiden: ‘on voyoit un Bois dans une Ville, & une Ville dans un Bois.’ Ook hier is de bron waarschijnlijk Parival, die op zijn beurt weer iemand anders (overigens niet nader aangeduid) zegt te citeren.Ga naar voetnoot17 Deze beide ‘bons mots’ dienen duidelijk als opwarmertjes, want in de volgende zin wordt orde op zaken gesteld: Mais pour garder quelqu'ordre dans la Description, que nous entreprenons d'en faire, parlons de son Antiquité, de son Nom, de sa Situation, de ses divers Agrandissemens, du memorable siége qu'elle a constamment soûtenu l'An 74 [...] En suite de quoi nous descendrons à la Description particulière, tant des Edifices publics, que du Commerce qui s'y fait, & en un mot de ce qu'il y a de plus digne de la Curiosité du Lecteur’. (p. 2-3) Aangekondigd zijn hier de topoi die sinds Quintilianus in elke stedenlof aanwezig dienen te zijn: de ouderdom, naam, ligging en groei van de stad. Meer specifiek voor Leiden is natuurlijk het relaas van het Beleg en het Ontzet van Leiden. Na dit meer of min obligate gedeelte, dat in de pagina's 3 t/m 31 uitgewerkt wordt,Ga naar voetnoot18 volgt de ‘Description particulière’. Deze ‘beschrijving in het bijzonder’ is het meest interessante en vernieuwende gedeelte, omdat hier de auteur zich voor de niet geringe taak gesteld ziet het he- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||||||||||||||||
terocliete materiaal tot één geheel te smeden, en daarbij tegelijkertijd een context te bieden voor de beschikbare illustraties. Hij doet dit door de lezer als het ware mee te nemen op een stadsexcursie, waarbij de afstandelijke beschrijving in de derde persoon al gauw plaats maakt voor het meer persoonlijk gebruik van ‘je’, ‘nous’ en ‘vous’. De auteur benadrukt de bijna ronde vorm van de oorspronkelijke stad, die aan een aantal straten en grachten de vorm van een halfrond verleent: ‘la Ville étoit presque ronde: mais pourtant un peu plus longue que large’. Deze ronde vorm geeft structuur aan de beschrijving en daarmee aan de stadswandeling: ‘Nous suivrons ces canaux, pour garder de l'ordre dans cet Ouvrage, & pour conduire plus aisément le Lecteur.’ Hij voegt daar gewetensvol aan toe: ‘sans oublier pourtant ce qu'il y a de considerable dans l'espace qu'il y a entre ces Canaux à droit, & à gauche’. Deze opmerking is noodzakelijk omdat, zoals we zullen zien, de wandeling vaak afwijkt van de grachten, en soms een zigzaggend karakter krijgt. De auteur blijkt uit te gaan van een lezer/reiziger die bij de Witte Poort aankomt, waarschijnlijk met de trekschuit uit Den Haag of Delft.Ga naar voetnoot19 Dan volgt een korte beschrijving van de aankomsthaven. De lezer wandelt langs de Doelen (waarop een lange beschrijving van de Voorste en de Achterste Doelen volgt) en gaat het Rapenburg op bij de Antoniuspoort: ‘Marchant sur le Quay droit on trouve au Coin du Groene-Hasegracht la belle Bibliotheque d' Antoine (sic) Thysius, qui est ouverte au Public’ (p. 35) en vervolgens langs het voormalige Waalse Theologiecollege. Daarna voert de wandeling langs de Houtstraat en de Papegracht. In een van de huizen, zo vermeldt de gids, kan men de tafel bewonderen waaraan de beruchte wederdoper Jan van Leiden, de latere koning van Munster, gewerkt had. Dit geeft de gids de gelegenheid te verwijzen naar de bijgaande illustraties van Jan van Leiden, zijn vrouw en zijn werktafel. Vervolgens het Gravesteen, de Muskadelsteeg, de Lokhorst- en de Pieterskerk, waarvan de geschiedenis kort beschreven wordt. Daarna merkt de gids op: ‘Avant que nous nous éloignions de cette Eglise il y faut entrer pour en considerer quelques Inscriptions & Epitaphes de quelques uns de ceux qui y sont ensevelis’ (p. 38), waarna hij 30 bladzijden vult met transcripties en Latijnse vertalingen van de grafschriften en inscripties die in de kerk te vinden zijn. Vervolgens voert de wandeling verder via de Kloksteeg over de Nonnenbrug het Rapenburg over, naar het Academiegebouw. Dit geeft de auteur de gelegenheid tot een korte beschrijving van de huidige Universiteit, de inrichting van het onderwijs, en de anekdotische vermelding van de hulptroepen die de studenten in 1672 gestuurd hadden tegen de Franse inval door Lodewijk XIV. Na de beschrijving van de Hortus volgt de genummerde opsomming van 126 curiosa die te zien zijn in de bekende rondgang tegenover de kas. Daarna gaat de wandeling weer terug over de Nonnenbrug, aan de linkerkant van het Rapenburg, en komt de lezer aan bij het Anatomisch Theater, waar de rondleiding overgenomen wordt door de ‘Concierge, qui y conduit les gens’. Op dit moment (p. 83) wordt de hele bovenvermelde catalogus van de bezienswaardigheden | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||||||||||||||||
ingelast. Op p. 149 wordt de wandeling voortgezet, met de geëigende metafoor: ‘Au sortir de l'Anatomie ...’, waarna de Universiteitsbibliotheek wordt beschreven, met de vermelding van de door Van der Aa te drukken catalogus. Het zou te ver voeren het verdere verloop van de stadswandeling in detail weer te geven. Ik volsta hier ermee de route kort aan te geven, zoals die op een hedendaagse stadsplattegrond terug te vinden valt. Vanaf de bibliotheek gaat de wandeling over de Vlietbrug, de Steenschuur en de Garenmarkt. Bij de Hogewoerdsbrug wordt de wandeling plotseling onderbroken: ‘Retournons à la Witte Poort’. Het blijkt dat daar een nieuwe wandeling begint, nu met als hoofdlijn de Breestraat en de wijk van de Hooglandse Kerk. De route van deze tweede wandeling beweegt zich nogal zigzaggend, en doet de volgende locaties en straten aan: Boommarkt, Vrouwenstraat, Breestraat (Rijnlandshuis), het toenmalige St. Cathrijne Gasthuis, Aalmarkt, Waag, Visbrug en Vismarkt, Stadhuis. Vanaf de Koornbrug wordt een kort uitstapje gemaakt naar de Hogewoerdse Poort (het huidige Utrechtse Veer) om te zien waar de Rijn Leiden binnenkomt, maar het is duidelijk dat hier de lezer de gids niet hoeft te volgen: ‘Revenant par le canal du Nouveau Rhin au Koorn-Brugge, d'où nous nous sommes écartés, pour voir le cours du Rhin, jusqu'à son entrée dans la ville [...]’ (p. 164). De wandeling wordt voortgezet via de Burcht, de Hooglandse Kerk, het toenmalige Weeshuis, de Lutherse Kerk en de Vestbrug. Hier houdt de tweede wandeling op, en wordt de lezer geacht weer terug te gaan naar zijn uitgangspunt: de Witte Poort, alwaar de derde wandeling begint. De derde wandeling maakt een rondje Haarlemmerstraat, Zijlpoort, Oude Vest, Beestenmarkt en eindigt bij het nieuwe Pesthuis. Behalve het Pesthuis, krijgen hier de Waalse kerk (de auteur geeft de transcripties van de grafschriften van zijn landgenoten Scaliger en Clusius), de Marekerk (de architectonische aspecten), het Meermanshof (bestuur en inrichting), de Lakenhal (beschouwingen over de lakenindustrie) alle aandacht. De drie wandelingen dienen niet alleen om een plausibele en elegante context te bieden aan de illustraties en aan de catalogi en transcripties, zij maken het ook mogelijk om op natuurlijke wijze (alsof het om de uitleg van een rondleiding gaat) informatie te geven over de meest belangrijke en interessante zaken van de stad. De belangrijkste uitweidingen betreffen (in chronologische volgorde): de inrichting van de Universiteit (naar aanleiding van het Academiegbouw), het geuzengedicht op de Vlietbrug (waarvan een becommentarieerde vertaling gegeven wordt), de vishandel (naar aanleiding van de Vismarkt en de Visbrug), het stadbestuur (naar aanleiding van het Stadhuis), middeleeuwse stadsgeschiedenis (naar aanleiding van de Burcht), de gang van zaken in de Lutherse Kerk,Ga naar voetnoot20 de lakenindustrie (naar aanleiding van de Lakenhal). Vooral de gebouwen die tijdens de derde wandeling bezocht worden, geven aanleiding tot beschouwingen over de armen- en ziekenzorg, sociale instellingen waarvoor Franse reizigers zeer veel interesse hadden.Ga naar voetnoot21 Ter illustratie van deze belangstelling volgt hier de beschrijving van de Armenbakkerij: | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||||||||||||||||
[...] Il est surprenant & presque incroyable, si l'on n'en étoit pas témoin oculaire, de voir la prodigieuse quantité de pauvres, qui vont une fois la semaine querir du pain à cette Boulengerie de la Ville: sans compter l'argent qu'on donne, on y distribue à présent toutes les semaines environ 3000. pains blancs d'une livre & demie, & environ 7000. pains bis de trois livres. Ils n'en peubvent avoir, qu'ils ne portent avec eux une marque, qui justifie qu'ils sont sur le rolle des pauvres. (p. 190) De heilzame bemoeienis van de stadsoverheid geldt, aldus de auteur, ook voor de artsen, apothekers en chirurgijnen: ‘Troutes ces Personnes sont gagées par la Magistrature’. Een ander opvallend aspect van de Délices is de lyrische beschrijving van het uitzicht vanaf de Burcht, dat het wijdere perspectief van het einde van de Délices aankondigt: & voir à la grande satisfaction des Curieux, non seulement toute la Ville, qui est au dessous, mais les Maisons de plaisance des environs, & le belles & vastes Prairies couvertes de Chevaux, de Boeufs, de Vaches, & de Brebis, les Dunes, la Mer même & le Lac de Harlem avec les canaux qui y conduident, & les bateaux, qui y vont & qui en reviennent à voiles deployées, par un seul & même vent. (p. 169) Het is juist naar aanleiding van de Burcht dat de auteur melding maakt van eigen historisch onderzoek en zich waagt aan een persoonlijke hypothese over het ontstaan van het bouwwerk: ‘Voici ce que j'en pense après avoir tout examiné, suivant même les Annales du païs’. De auteur voert de oorsprong van de Burcht terug naar de Romeinse tijd, en verleent op deze manier aan de stad Leiden de eerbiedwaardige ouderdom (antiquitas) die een topos is van elke stadslof.Ga naar voetnoot22 De auteur heeft echter ook aandacht voor details, zoals te zien is in zijn observaties van kunsthistorische aard. Naast de min of meer obligate opmerkingen over het Laatste Oordeel van Lucas van Leiden en de architectonische constructie van de Marekerk, houdt hij ook stil bij een schildering op het portaal van het PesthuisGa naar voetnoot23 en is hij geïntrigeerd door een van de inscripties die het Stadhuis sieren, [...] dans laquelle, ce qu'il y a de plus curieux, on voit que les lettres numerales marquent l'Année du Siege, & qu'il y a justement autant de lettres, que de jours qu'a duré le Siege, qui furent 132. (p. 159) Na de derde wandeling vermeldt de auteur nog enkele resterende zaken die van praktisch nut zijn, waarin Leiden uitblinkt, en die belangrijk zijn voor de beeldvorming van | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 201]
| |||||||||||||||||||||||||
Leiden bij buitenlandse reizigers. In deze restcategorie hoort de vermelding van enkele herbergen thuis, en een overzicht van de belangrijkste jaarmarkten (onder andere die van de Doelen), en speciaal voor de Franstalige toerist deelt de auteur mee dat de Gazette Française hier tweewekelijks verkrijgbaar is. Dit opsommende gedeelte bevat een onverwacht element, namelijk de lofprijzing van het Leidse bier, al is hier voor de slechtdenkende lezer enige ironie merkbaar: Les Brasseries de Leide sont fort renommées; outre qu'on y brasse de la meilleure Biere de toute la Hollande, & qu'on en envoye même dans tous les Lieux voisins, c'est qu'on y imite aussi fort bien les Bieres des Provinces & des Villes du voisinage, qui sont les plus estimées, comme celles de Liege, de Dordrecht, de Breda, &c. en sorte que ceux de ces Lieux-là qui viennent ici n'y trouvent presque aucune difference. (p. 203) Zoals te verwachten is, eindigt de auteur dit gedeelte met een lofprijzing op de geleerdheid in Leiden. ‘C'est avec raison qu'on a appellé Leide, l'Athenes de la Hollande’ (p. 205). De situatie voor de wetenschap is ideaal: het is er stil en rustig; er zijn uitstekende hoogleraren, ‘docteurs’ (die rechten, wiskunde, oude en exotische talen doceren) en ‘maitres’ (die de levende talen doceren). Het is de stad waar men tegen de minste kosten zelf een bibliotheek kan samenstellen, omdat er bijna wekelijks een boekveiling gehouden wordt. Verder zijn er twee openbaar toegankelijke bibliotheken (waarschijnlijk worden hier de Universiteitsbibliotheek en de Bibliotheca Thysiana bedoeld), en vele privé-bibliotheken en curiositeitencabinetten. Direct daarop volgend (‘Les Arts ne fleurissent pas moins ici que les Sciences’) wordt nog actuele informatie gegeven over de volgende bij name genoemde kunstenaars: Carel de Moor (portretkunst), (Willem?) van Mieris (historiestukken), Arend Smeltzing (medaillons), Petrus van Musschenbroek (thermometers, microscopen e.d.), Vemey: bustes en plâtre. De tekst nodigt uit tot een bezoekje aan deze personen, en bij hen een bestelling te doen. Vervolgens stapt de auteur over naar de omgeving van Leiden. Hij doet dit in de volgende bewoordingen: J'ai suffisamment décrit jusques ici la ville de leide & tout ce qu'elle renferme dans son enceinte de plus considerable. Il faut présentement aller voir ses Environs [...] Pour le faire avec ordre je suivrai celui des Portes de la Ville par où l'on sort pour aller aux Lieux où l'on a dessein d'aller se promener [...]. (p. 207) Het gaat hier om de acht poorten, die toegang bieden tot de ommelanden, en tot andere steden: Wittepoort (Den Haag en Delft), Koepoort (Zoetermeer), Hoogewoerdse Poort (Leiderdorp; tarieven van de boot naar Utrecht), Zijlpoort (Haarlem en Amsterdam), Heerenpoort (die als enige poort geen toegang geeft tot een uitvalsweg), Marepoort (Haarlem, Amsterdam, Noordwijk), Rijnsburgse Poort (Oegstgeest), Morspoort (Rijnsburg en Valkenburg). In de zestien pagina's die de auteur tot zijn beschikking heeft, kan hij natuurlijk de Leidse ommelanden niet uitgebreid beschrijven. Hij laat daarmee ruimte voor een vervolg, dat geschreven zou worden door Gerard Goris. Gezien het beperkte aantal beschikbare pagina's, is de tekst nogal opsommend. Een enkele keer geeft de auteur wat meer informatie. Zo vertelt hij met duidelijk plezier hoe de | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 202]
| |||||||||||||||||||||||||
houten Spaanse Brug bij de Zijlpoort aan zijn naam komt.Ga naar voetnoot24 Het is interessant te zien wat hij van de omgeving van Leiden toeristisch het meest interessant vindt: de lommerrijke weg naar Leiderdorp, het vertrekrooster en de tarieven van de trekschuit naar Haarlem en Amsterdam, het natuurschoon op de weg naar Noordwijk (‘une multitude prodigieuse de lapins sautillans sur les Dunes’, p. 218). Een relatief uitvoerige beschrijving is gewijd aan Endegeest. Hierin geeft hij een indruk van het prachtige panorama vanaf de toren van het gebouw (dat een echo vormt van het uitzicht vanaf de Burcht), herhaalt het aforisme over het groene Leiden (de enige herhaling in het boek die mij is opgevallen) en eindigt met een lofprijzing van de beroemdste bewoner, zijn landgenoot Descartes: Quand on est au haut, on a une admirable vue de quelque côté qu'on jette les yeux: on en decouvre à plein toute la Ville de Leide, qui ressemble de là à une forêt à cause de la grande quantité d'arbres dont ses canaux & ses places publiques sont ornées; ce qui justifie, pour le dire en passant, la remarque de celui qui disoit, que Leide est un bois dans une vine, & une ville dans un bois. On en voit aussi fort distinctement les Dunes, la mer & les vaisseaux qui passent & repassent sur les côtes de Catwyk, Noortwyk, &c. Cette maison & tous ses environs étant si solitaires, comme je viens de le dire, & par cela même fort propres à la meditation, engagerent le celebre Descartes à s'y retirer & à en faire son sejour ordinaire. C'est là que ce grand homme, à qui la Philosophie est redevable de tant de belles découvertes, a composé & publié son prémier Ouvrage: c'est pourquoi on appelle encore aujourd'hui ce lieu-là het Cartesiaanse Huys, ou la Maison de Descartes. (p. 222) Het boek wordt afgesloten met een samenvattend beeld waarin een beeld opgeroepen wordt van de Leidse bevolking die massaal de stad uittrekt op zoek naar vertier in de ommelanden: Je remarquerai pour la fin, qu'il y a durant tout l'Eté des Kermissen, c'est-à-dire, des foires, dans tous les Villages autour de Leide, qui durent pour la plûpart huit jours entiers, & qui font le principal divertissement non seulement des Paysans, mais même du menu peuple de leide, qui y va en foule à pié, en bateau, ou en chariot. Laten we recapituleren en expliciteren op welke manier de auteur zijn tekst aan de lezer presenteert. De lezer wordt de stad binnengevoerd, en op het eind verlaat hij of zij de stad via de beschrijving van de acht stadspoorten. De stad wordt gepresenteerd in de vorm van een stadswandeling. Opvallend is hoe de circulaire structuur van de stad benadrukt wordt: de in het begin van de beschrijving aangegeven cirkelvormige of ovaalvormige structuur van de stad komt impliciet weer terug op het einde, waarin de acht stadspoorten van Leiden beschreven worden. Het is mogelijk dat de auteur hier denkt aan de structuur van de ideale stad, die - aldus de theoretici uit de Renaissance - cirkelvormig zou moeten zijn. Dit is bijvoorbeeld te zien in een serie stadsplattegronden van Rome, gepubliceerd in de Antiquae urbis Romae cum regionibus Simalchrum (1527) van Fabio Calvo, die toont hoe het Roma quadrata (ten tijde van Romulus) veranderde in | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 203]
| |||||||||||||||||||||||||
een Rome met een achthoekige vorm (zesde eeuw voor Christus), en vandaar naar een ronde vorm ten tijde van de bloeiperiode onder Augustus.Ga naar voetnoot25 Vanuit de geschiedenis van de topografie, vooral die van Rome, is ook bekend dat de topografen vanaf de Middeleeuwen worstelden met de vraag hoe het oude Rome het beste in kaart gebracht kon worden. Men stelde de bevindingen van Vitruvius bij door uit te gaan van een cirkelvormig stadsplan, verdeeld in vier secties, gebaseerd op de windroos. Daarna volgden tot in de Renaissance verfijningen, die leidden tot een circulaire vorm in acht, daarna zestien secties.Ga naar voetnoot26 Bij deze idealiserende topografie sluit mogelijkerwijze de nadruk aan die de auteur van de Délices legt op de acht poorten van Leiden. De stadswandeling, en daarmee de structuur van de tekst, is (althans in opzet) eveneens circulair, want zij is gebaseerd op de structuur van de stad. Ook de ommelanden worden circulair, vanuit het Leidse middelpunt beschreven, omdat zij stuk voor stuk per poort tegen de klokrichting in gepresenteerd worden. De middelpuntvliedende beweging van het slotbeeld (de Leidse bevolking die de stad verlaat) vormt een mooie tegenhanger van de middelpuntzoekende redenering die aan de basis ligt van de in het begin geciteerde bon mot van Polyander. Ook de beweging van de wandeling is letterlijk en figuurlijk centripetisch. Letterlijk, want zij leidt naar de cirkelvormige Burcht, het letterlijke middelpunt en hoog(s)tepunt (‘le lieu [...] le plus relevé’, p. 164), van waaruit een panoramisch uitzicht over de ommelanden beschreven wordt, dat weer het centrifugale einde van het boek aankondigt. Figuurlijk, want de Burcht is Leidens oudste locatie, waarvan de oorsprong duister is, maar waaruit Leiden is voortgekomen, en waarover, zoals we gezien hebben, de auteur zijn mening durft te geven. Het is verleidelijk vanuit dit standpunt de symboliek van de drie objecten in de Burcht te interpreteren die van de auteur alle aandacht krijgen: de waterput ‘d'une profondeur extraordinaire, que le Vulgaire dit aller jusqu' à Catwijck, qui est assez loin de là’, ‘un fort bel Arbre au milieu’ en een doolhof: ‘tout autour de cet Arbre on a construit avec des arbrisseaux un Labyrinthe, dans les contours duquel les jeunes personnes de l'un & de l'autre sexe courent d'ordinaire les uns après les autres à qui s'attrapera, & sortira le plutôt de ce Labyrinthe’. De traditionele levenssymboliek van bron, boom en doolhof ligt hier voor handen, maar het getuigt van de nuchterheid van de auteur dat hij hier niet op ingaat. Er is ook nog een ander middelpunt aan te wijzen: de catalogus van het Anatomisch Theater vormt, als men de bladzijden telt, het materiële middelpunt van het boek. De bijgevoegde illustraties herinneren nog eens aan de cirkel- of ovaalvormige opbouw van het theater, en aan het middelpunt zoekend karakter daarvan: alles draait natuurlijk om de in het midden afgebeelde anatomische sectie. Het is opmerkelijk dat in dit middelpunt van de Leidse geleerdheid, de meeste aandacht uitgaat naar de voorwer- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 204]
| |||||||||||||||||||||||||
Afb. 7 Anonieme frontispice van Gerard Goris, Les Délices de la campagne à l'entour de la ville de Leide, 1712
pen die niets met Leiden van doen hebben, maar die naar verre landen (de toekan) of verre tijden (de mummie) verwijzen. Ook hier weer levert Leiden vanuit zijn binnenste een blik op de wereld. Het bevestigt het beeld dat de Fransen vanaf de achttiende eeuw van Holland hebben: een klein, schoon, goed georganiseerd land, dat een doorkijk geeft op een exotische wereld. Zoals gezegd blijft de literair-esthetische kant van de tekststructuur zo impliciet, dat deze al gauw voor de anachronistische constructie van een moderne lezer kan doorgaan. Het blijkt echter dat de Leidse medicus Gerard Goris voor zijn vervolg op de Délices de Leide uitging van een vergelijkbare concentrische, middelpuntzoekende structuur. Hoewel zijn uitgangspunt geheel in lijn is met dat van de Délices de Leide, is zijn uitwerking bijzonder onhandig. In tegenstelling tot de Délices de Leide, zal ik hier dus Goris' werk niet bespreken vanwege diens artistieke kwaliteiten, maar als bevestiging van het al besprokene. | |||||||||||||||||||||||||
De Delices de la campagne à l'entour de LeideHet onhandige karakter van het werk blijkt onmiddellijk al uit het frontispice (afb. 7). Het afgedrukte portret beeldt waarschijnlijk Karel V uit, maar het is onduidelijk wat hij met de inhoud van het boek te maken heeft. De illustrator blijkt bovendien het onderwerp niet helemaal begrepen te hebben. In plaats van de titel, Les Delices de la campagne à l'entour de Leide, geeft hij Les Delices de la campagne. A Leyde. chez Theodoire (sic) Haak, waarbij hij dus in de war was met het genre van de Délices de la campagne, over de genoeglijkheden van het leven op het platteland, vooral het tuinieren. Het voorwoord zegt iets over de wordingsgeschiedenis van het boek. Die is vergelijkbaar met die van de de Délices de Leide: de uitgever had de illustraties van de belangrijkste kastelen van de omgeving in handen gekregen en heeft Goris gevraagd hier een beschrijving bij te maken. Het verschil ligt in de kwaliteit van de illustraties, die van de hand van een zekere Lamsveldt zijn. Men hoeft geen kenner te zijn om te constateren dat deze technisch onvolmaakt zijn, en dat er gerommeld wordt met het perspectief. Ook ontbreekt er een overzichtskaart van de omgeving van Leiden, die de lezer, een- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||||||||||||||||
maal gewend aan de Délices de Leide, node ontbeert. Goris hoopt dat het boek evenveel succes zal hebben als de Délices de la Hollande en de Délices de Leide, maar dekt zich van te voren in tegen kritiek op zijn Frans: Les fautes, qui se sont glissées dans ce Traité seront, comme j'espère, d'autant plus excusables que j'ai été moins curieux dans la recherch[e] de bons mots, que dans celle de la verité & de l'arrangement des faits pour alleindre le veritable but que je me suis proposé. De openingszin van het werk maakt gebruik van het beeld van Leiden als middelpunt, en sluit daarbij aan op de Délices: Comme la ville de leide, entourée par les plaizants Villages de Souterwoude, Stompvic, Wilsveen, tedingerbroek, Ougstgeest, Leiderdorp & Vennep, est le Centre & la Delice de toute la Hollande, ainsi la Campagne à l'entour de cette celêbre Ville, est comme un autre Eden ou Jardin de plaisance, qui auec ses beaux atraits tellement transporte l'atention du Spectateur, qu'il se trouve contraint, comme par un ravissement d'esprit, de confesser, qu'il n'a jamais veu païs au monde, où l'art & la nature si bien ont pris leurs mesures pour aportér & entremêler tout ce qui peut servir à l'aise, à la recreation, & au profit. In dit zware, moeizame Frans gaat het vervolgens verder over de schoonheid van Leiden, dat lieflijker en vruchtbaarder is dan Rome, Madrid en Lissabon. Daarna volgt er een hoofdstuk over de oude Batavieren, met uitgebreide citaten van Martialis, Tacitus en Plinius. Pas op pagina 20 blijkt dat dit alles dient om een drietal Romeinse inscripties te bespreken die gevonden zijn in de omgeving van Leiden. Vervolgens wordt de lezer getrakteerd op informatie over het middeleeuwse Holland, de koningen tot Karel de Grote, het Franse koningshuis, de Hertogen van Bourgondië, de Opstand (p. 85), Erasmus (p. 95), en pas op p. 108 gaat het weer over Leiden, namelijk zijn naamgeving. Hierna waaiert de inhoud uit over de Hoekse en Kabeljauwse twisten. Op p. 121 komt Goris over de Burcht te spreken (wat natuurlijk niet direct iets met de Leidse ommelanden te maken heeft), ‘sans toucher quelques autres batiments de la ville, à fin de ne pas faire tort, ou donner le moindre ombrage à l'Auteur Des Delices de Leide’.Ga naar voetnoot27 Ook de rest van de tekst geeft de indruk van een omgevallen boekenkast: beschrijvingen van kastelen in Nederland worden gevolgd door (in de volgorde van het boek) die van kastelen in de Leidse omgeving, een lijst met tuinen (waarvan alleen de namen gegeven worden, opgesierd met uitroepen als ‘Quelle multitude admirable ...’, ‘Quelle commodité ...’, ‘Regardez’, ‘Voyez’, ‘Allez voir ...’), een beschrijving van de Leidse Academie (p. 160), van de kloosters in de buurt, korte opmerkingen over de geografische ligging van Katwijk, Wassenaar, Warmond, Oegstgeest, een lijst met dijkgraven van 1300 tot 1707, informatie over hoe men moet reizen in Holland, en daarna in Groningen, Friesland, Nijmegen, een loflied op Den Haag en op Amsterdam, informatie over toernooien in de Middeleeuwen, en, vele bladzijden lang, over de adellijke families rondom Leiden: | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||||||||||||||||
Wassenaar, Van Polanen, Duivenvoorde, Van Arkel, Van der Does.Ga naar voetnoot28 Het boek eindigt met enkele filosofische beschouwingen over het belang van de ervaring tegenover ‘la foible raison’. Misschien dat dit einde als antwoord bedoeld is op de lofprijzing van Descartes waarmee de eerste Délices wordt afgesloten. Het is, kortom, een hopeloos, wanordelijk boek, geschreven in lelijk Frans, in alle opzichten inferieur aan de eerste Délices. Maar als vervolg daarop is het wel interessant; niet alleen getuigt het van het succes en de gezaghebbende werking hiervan,Ga naar voetnoot29 Goris blijkt ook ontvankelijk te zijn geweest voor de circulaire en middelpuntzoekende compositie en thematiek van het boek van zijn voorganger. Precies in het midden van zijn boek, van bladzijde 149 tot 151 op een totaal van 297 bladzijden (inclusief de inhoudsopgave), citeert Goris in extenso vier beroemde sonnetten van de Franse Pléiade-dichter Joachim du Bellay over de grootheid en het verval van het oude Rome, het centrum van de antieke wereld. Het gaat hier om de sonnetten 3, 4, 5 en 27 van de bundel Les Antiquitez de Rome (1558). In sonnet 4 wordt de grootheid van het oude Rome, die de ‘rondheid van de aarde en de hemel omvatte’ (‘De la terre, & du ciel la rondeur compassoit’) bezongen, met variaties op het bekende paradoxale beeld van het middelpunt van de cirkel dat tegelijkertijd diens omtrek is. De openingsregels van sonnet 3, gericht tot de vreemdeling die Rome bezoekt (‘Nouveau venu, qui cherche[s] Rome en Rome, / Et rien de Rome en Rome n'apercois’), sluiten aan bij de manier waarop Goris zijn lezer toespreekt en aanmaant niet naar Rome maar naar Leiden te komen: Venez, venez plutôt en Hollande [,] Industrieux Etranger! & vous y verrez tout ce que l'art et la nature ont fourni pour former & comme pour tirer une puissante Republique hors des Eaux: Voyez la Cour à la Haye [...] Donnez la visite aux Villes maritimes & fort marchandes d'Amsterdam & Rotterdam: alléz voir la Ville Episcopale d'Utrec, mais sur tout approchez vous de la savante, & vous y trouverées [sic] à satisfaire vos desirs honestes. (p. 151-152) De laatste opmerking grijpt Goris aan om weer naar Du Bellay terug te keren, nu naar diens Regrets (1558), een bundel met vele vlijmscherpe satirische sonnetten over het zedelijk verval van het moderne Rome (p. 152-157). Geciteerd worden de sonnetten 82, 84, 86, 120, 121, 127 en de twee terzetten van sonnet 131, waarbij opvalt dat hier en elders elke verwijzing naar Du Bellay en zijn bundels ontbreekt: zelfs de namen van de personen tot wie Du Bellay zich richt (‘Duthier’, ‘Morel’) worden vervangen door het onpersoonlijke ‘Amis’. Goris kan er blijkbaar geen genoeg van krijgen: na een Frans en een Latijns gedicht, die ik niet heb kunnen thuisbrengen, sluit Goris dit middengedeelte van zijn werk af met een sonnet van Du Bellay over het zedelijk verval van Venetië (Regrets, sonnet 133). Ondanks alle tekortkomingen van de tweede Délices (ongestructureerdheid, wijdlopigheid, stijlgebrek, bladvulling, plagiaat), zegt dit werk direct en indirect veel over diens anonieme voorganger, zijn bedoelingen en zijn kwaliteiten. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||||||||||||||||
Epiloog: de twee oplagen van de DélicesDe Leidse universiteitsbibliotheek bezit twee exemplaren van de Délices de Leide, die, hoewel zij onder dezelfde titel vermeld staan in de catalogus, enige significante verschillen vertonen. Deze verschillen zijn niet alleen boekhistorisch maar ook vanuit imagologisch oogpunt interessant. De beide exemplaren, met de signaturen 1008 H 23 en 403 G 15, wijken op twee hoofdpunten van elkaar af: ten eerste ontbreekt in het exemplaar 403 G 15 de opdracht (met de bijbehorende geïllustreerde dedicatie) aan Pieter van Leiden. Het tweede verschilpunt geeft aan dat het exemplaar 403 G 15 recenter is dan het andere: er is hierin namelijk een twaalftal bladzijden (recto en verso) vervangen door even zovele nieuw gedrukte bladzijden met gewijzigde tekst. Deze wijzigingen blijken dusdanig van aard te zijn dat we van twee verschillende oplagen kunnen spreken. De wijzigingen zijn vooral ingegeven door Van der Aa's behoefte de informatie die de tekst geeft te actualiseren. Zo wordt de lofprijzing op Leiden, diens vruchtbaarheid en centrale ligging, vervangen door een beschrijving van de nieuw gebouwde windmolens (p. 6-7). Ook de informatie over de Leidse universiteit (p. 67-78), het stadsbestuur (p. 159-160) en het lakengilde (p. 197-198) wordt up-to-date gebracht. Een enkele keer heeft de neiging tot precisering een onbedoeld komisch effect. Zo wordt het boven geciteerde aantal broden dat de Armenbakkerij wekelijks bakte (‘environ 3000. pains blancs d'une livre & demie, & environ 7000. pains bis de trois livres’) gepreciseerd tot respectievelijk 2696 wittebroden en 6986 bruine broden). Er is voorts één ingrijpende wijziging, namelijk in de bovengeciteerde lofprijzing op de Hooigracht, waarvoor ik geen verklaring heb: [...] mais aujourd'hui l'on peut dire que c'est sans contredit la plus belle & la plus charmante rue de Leide, & si elle n'étoit pas aussi éloignée qu'elle l'est du Rapenbourg, je ne doute pas que ceux, qui aiment à se promener le soir après souper, ne quitassent volontiers le Rapenbourg pour le Hoy-graft, tant à cause de sa longueur en droite ligne [...]. (p. 181) Waarom deze lofprijzing nog eens wordt aangedikt ten koste van het Rapenburg is onduidelijk. De volgende wijziging laat aan duidelijkheid niets te wensen over. De eveneens bovengeciteerde passage, waarin de publicatie van de catalogus van de Leidse bibliotheek wordt aangekondigd, maakt in de tweede oplage plaats voor een stukje onvervalste reclame, waarin Van der Aa zichzelf met naam en toenaam noemt (of laat noemen):Ga naar voetnoot30 P. van der Aa, Marchant Libraire de cette Ville, a tout nouvellement imprimé ce Catalogue in folio, que les Savans trouveront chez lui, comme aussi les autres livres rares qu'on ne trouve pas facilement (p. 150). | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||||||||||||||||
Deze laatste passage maakt het mogelijk de tweede oplage enigszins to dateren: de trotse mededeling dat hij stadsdrukker is, impliceert dat deze oplage van na 1716 is. Ook deze wijziging illustreert nog eens hoezeer Van der Aa, op het hoogtepunt van zijn carrière, bezig blijft met het opkloppen en in stand houden van zijn imago en dat van zijn stad. |
|