De Zeventiende Eeuw. Jaargang 21
(2005)– [tijdschrift] Zeventiende Eeuw, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 375]
| |
Het vertrouwen geschonden
| |
[pagina 376]
| |
kersatelier annex lettergieterij en winkeltje, en bestreek ze een ruim internationaal boekhandelsnetwerk.Ga naar voetnoot4 Van deze onderneming bleven omvangrijke archieven bewaard die niet alleen inzicht verlenen in louter zakelijke gegevens, maar ook bijzondere mentaliteitshistorische sporen opleveren. Ook de handelscorrespondentie van de Antwerpse uitgever Hieronymus III Verdussen - één van Moretus' tijdgenoten - laat een dergelijke benadering toe. Dit unieke bronnenmateriaal maakt het mogelijk om een wending te maken van de sterk antropologische interpretatie van eer en reputatie, in relatie met lichamelijkheid, familie en een ongelijke behandeling van man/vrouw,Ga naar voetnoot5 naar een zakelijke, sociaal-economische invulling van deze begrippen. Aanzien en renommee - zo suggereren recente studies - speelden immers ook een belangrijke rol in het verkrijgen van kredieten, de opbouw van een handelsnetwerk of de prijs die men voor zijn product kon eisen, en bepaalden dus in zekere zin het welslagen van de firma.Ga naar voetnoot6 Met deze bijdrage wil ik aantonen dat mentale factoren, zoals ideeën over eer, reputatie, officieuze regels, vertrouwen en rechtvaardigheid, kortom de ondernemerscultuur, in hoge mate doorslaggevend waren voor het functioneren van de grote, internationaal georiënteerde uitgeverijen van Moretus en Verdussen. ‘Waardevol’ ondernemen schiep een economische meerwaarde.Ga naar voetnoot7 | |
Morele integriteit en economisch verval - Tegengestelde grootheden?Van meet af aan liepen economische belangen en de morele aspiraties gelijk op in de Officina Plantiniana. Toen Plantijn in 1589 overleed, zetten zijn Antwerpse en Leidse opvolgers alles op alles om de kwaliteit van het drukwerk op peil te houden, een beslissing die op het eerste gezicht door gevoelens van plicht, verwantschap en een flinke dosis idealisme werd ingegeven.Ga naar voetnoot8 Aanvankelijk bracht dit sentimentele besluit immers grote financiële risico's met zich mee omdat er voor deze kostbare boeken slechts een smalle afzetmarkt voorhanden was.Ga naar voetnoot9 Achter het morele motief school echter evengoed | |
[pagina 377]
| |
een economische argumentatie. Plantijn had met zijn superieure drukwerk ook internationale roem geoogst. Door zich deze reputatie toe te eigenen, hoopte Moretus de illusie van continuïteit te versterken en de winst te bestendigen. Diverse edities die Plantijn had ingezet, ontwikkelden zich onder Jan I Moretus inderdaad tot ware bestsellers.Ga naar voetnoot10 Ook op andere vlakken meenden de meesters van de Officina Plantiniana dat economisch welslagen hand in hand liep met trouw aan hun morele beroepsprincipes. Vanuit dit duale perspectief hield Christoffel Plantijn zich reeds ver van roofdrukken.Ga naar voetnoot11 Tijdens de eerste decennia van de zeventiende eeuw bouwden de meesters van de Officina Plantiniana met dit integer beleid een onbesproken reputatie op. Omstreeks het midden van de zeventiende eeuw leek de meester, Balthasar II Moretus (1641-1671), van deze rechtzinnige koers af te wijken. Terwijl zijn voorouders de hoge kwaliteit van het drukwerk uit moreel en economisch principe steeds hoog in hun vaandel voerden, werd deze typografische eis onder zijn leiding verwaarloosd. Voortaan liet de familie, zo suggereert de historiografie, zich eerder leiden door een aristocratische erecode dan door de strikte ondernemerscultuur van de drukkerij. Waar het eergevoel van de familie vroeger met de productie van oerdegelijke luxefolianten en integere handelspraktijken samenhing, leken trots en reputatie nu steeds vaker verbonden met het bemachtigen van een adellijke titel, een exclusief landhuis of een deelname aan de elitaire Grand Tour.Ga naar voetnoot12 Als reden voor deze plotse ommezwaai wordt vaak naar de economische en politieke crisis verwezen die de Zuidelijke Nederlanden omstreeks het midden van de zeventiende eeuw trof.Ga naar voetnoot13 Met het oog op de verslechterende economische omstandigheden zou Balthasar een harder beleid zijn gaan voeren waarin morele principes nauwelijks aan bod kwamen. Om te overleven moest het integer management wijken. Ook in het immorele gedrag van Hieronymus III en Jan-Baptiste Verdussen schijnt deze hypothese bevestiging te vinden. Onderzoekers schetsten hun beleid over de Antwerpse uitgeverij de Gulden Leeuw in de late zeventiende eeuw als geheel vrij van normbesef, rechtvaardigheid of eergevoel. Volgens Maurits Sabbe waren de broers volslagen onbetrouwbaar.Ga naar voetnoot14 Toch zaaien sommige gegevens twijfel. | |
[pagina 378]
| |
Afb. 1. Erasmus II Quellin (1607-1678), Labore et Constantia, uitgevoerd in opdracht van Balthasar I Moretus in 1640 (Antwerpen, Museum Plantin Moretus, V. IV. 37bis).
Omstreeks het midden van de zeventiende eeuw vervaardigde de Antwerpse schilder Quellin in opdracht van de familie Moretus een allegorisch tafereel, dat een heel ander licht werpt op de vermeende morele degradatie. Centraal in de voorstelling staat de Gulden Passer, het onbetwistbare embleem van de firma. Dit blazoen van de Officina Plantiniana was omnipresent in Moretus' huis - op wandtapijten, schoorstenen, op dakgebinten en in glasramen. Bovenal prijkte het logo op de drukken van de Plantijnse uitgeverij. Anders dan het adellijke wapenschild, voerde de familie een embleem dat rechtstreeks verwees naar haar beroepsactiviteit.Ga naar voetnoot15 Op Quellins tableau hanteren Minerva (wijsheid & drukkunst) en Hercules (arbeid) de passer. Met hun passieve dan wel actieve houding verbeelden ze het firmadevies Labore et Constantia. Ook Mercurius, de god van de handel is prominent aanwezig, naast de grote gebonden folianten - het voorwerp van trots en prestige van de drukkerij. Uiterst links in beeld verschijnt Honor, het zinnebeeld van eer.Ga naar voetnoot16 Het schilderij vormt een belangrijke aanwijzing dat Moretus | |
[pagina 379]
| |
Afb. 2. Het firmadevies van de Officina Plantiniana ‘Labore et Constantia’.
nog steeds eer vond in zijn ambacht en vakmanschap. Vraag blijft of die ondernemerscultuur door de recessie verder werd uitgehold en de familie Moretus eerdere ideeën over kwaliteit, roofdruk en financiële betrouwbaarheid, waaraan morele implicaties verbonden waren, links liet liggen. Valt hun gedrag te vergelijken met de als infaam gebrandmerkte handelswijze van Verdussen of zijn er duidelijk normvariaties tussen beide ondernemingen? Was integer beleid werkelijk onverenigbaar met de economische overlevingsstrategie van deze firma's?Ga naar voetnoot17 Drie thema's komen in deze bijdrage aan de orde: de opinies die Moretus en Verdussen er over kwaliteit, roofdruk en financiële betrouwbaarheid op na hielden. Onderwerpen als deze lokten immers de meest verhitte discussies uit in hun correspondentie, waren aanleiding tot beledigingen en vergeldingen. Omdat men steevast met economische en ethische motieven schermde, vormen deze typografische schermutselingen een aardige ingang voor het achterhalen van de meer algemene denkbeelden van deze Antwerpse drukkers over (im)moreel ondernemersgedrag. Normen werden op de proef gesteld door de economische situatie of de sociale mobiliteit - een dynamisch element dat in dit artikel nadere aandacht opeist.Ga naar voetnoot18 Tenslotte laat het systeem van informele regulering - als het gedrag dat men in groep als infaam dan wel correct bestempelt - zich het best analyseren wanneer men deze ongeschreven code spiegelt aan de wettelijke reglementering die acties criminaliseert. Van officiële bescherming was in de internationale boekhandel nog zo weinig sprake, dat uitgevers zoals Moretus en Verdussen weinig of geen keuze hadden dan te vertrouwen op de informele regels, reputatie of eerbegrip. | |
[pagina 380]
| |
Van hagelwit tot muisgrijs - de kwaliteitsvereisteAntwerpse drukkers zoals Moretus en Verdussen beschouwden de kwaliteit van hun drukwerk als één van de meest fundamentele bouwstenen in hun ondernemerscultuur en identiteit. Over dit gevoelige punt barstte er in 1670 een hevig conflict los tussen de Luikse uitgever Mathias Hovius en de Officina Plantiniana. Centraal in de vete stonden de hoge prijzen van Moretus' folianten. In de ogen van Hovius, die de lage Parijse en Lyonese tarieven als maatstaf nam, waren ze buitensporig hoog. Woedend merkte Moretus op dat zijn Luikse collega appels met citroenen vergeleek: ‘Als geen ander weet ik dat dit soort liturgische edities te Lyon goedkoper zijn dan de mijne, maar ik gebruik dan ook duurdere papiersoorten die witter, mooier en duurzamer zijn.’Ga naar voetnoot19 Met zijn hardnekkige voorkeur voor dure en exquise grondstoffen volgde Balthasar II Moretus een opmerkelijke koers, want het segment van goedkope boeken groeide vanaf 1650 razendsnel. Omdat de recessie de koopkracht van het lezerspubliek uitholde en lager geprijsde publicaties stilaan ook à la mode werden, sneden Europese boekverkopers in hun stijgende post voor grondstoffen en arbeid.Ga naar voetnoot20 Om edities goedkoper te maken begon men minderwaardige, grauwere papiersoorten te gebruiken.Ga naar voetnoot21 Balthasar II bleef echter vaste klant bij de duurste papierfabrikanten in Frankrijk.Ga naar voetnoot22 Om de productiekosten radicaal te beperken lieten uitgevers hun drukproeven ook steeds minder nauwkeurig nalezen en corrigeren. In extreme gevallen bleef de tekstcontrole zelfs geheel achterwege.Ga naar voetnoot23 Moretus maakte er echter zaak van om de reputatie van zijn zorgvuldige drukwerk te handhaven. Als opdrachtgever van de Gestis et Virtutibus Archaducus Leopoldi klaagde raadsheer Van Holland in 1665 over de fouten in Moretus' drukproef. Onvergeeflijk was dat de titel van een adellijke prins ontbrak! Gegriefd schreef Moretus dat de vergissing niet aan achteloosheid of onkunde van zijn staf te wijten was, maar aan een blunder in de originele kopij: ‘Pater Hesius sal connen ghetuijghen dat in het Autographum voor den naem Edmundus Bavo de Bouchouts gheenen tijtel van illustrimus geschreven staet.’Ga naar voetnoot24 Kennelijk beschouwde Balthasar II de klacht als een dermate ernstige bedreiging voor zijn reputatie, dat hij een openlijk conflict met een regeringsbeambte riskeerde ten behoeve van zijn eerherstel. Ook aan de afwerking van haar folianten besteedde de Officina Plantiniana in de late zeventiende eeuw uiterste zorg. On- | |
[pagina 381]
| |
gebonden boeken waren - vooral tijdens de recessie - een stuk goedkoper te transporteren en begonnen dan ook de internationale boekdistributie te domineren. Op regelmatige tijdstippen bezorgde de Antwerpse uitgeverij echter luxueuze folianten, gebonden in kostbaar perkament en met rijk goudbeslag aan diverse Franse en Spaanse klanten.Ga naar voetnoot25 Omdat Moretus hardnekkig vasthield aan een ondernemerscultuur waarin kwaliteit en vakbekwaamheid centraal stonden, groeide het prijs- en niveauverschil tussen zijn peperdure publicaties en de goedkope, à la mode lectuur die rivalen op de markt brachten. Tal van gegevens wijzen erop dat Balthasar II dit onderscheid fel beklemtoonde door de eigen reputatie op te poetsen en het vakmanschap van concurrenten te belasteren. In diverse brieven kenmerkte de Antwerpse uitgever zijn Franse en Duitse collega's als knoeiers die het niet al te nauw met kwaliteit en correctie namen. Met deze strategie won de Officina Plantiniana aan krediet.Ga naar voetnoot26 Toen de Keulse karmelieten in 1667 aarzelden om de exquise missalen van Moretus in te ruilen voor een goedkoper alternatief van Belgrand uit Lyon, reageerde Balthasar II met spottende arrogantie: ‘als bij de heren van de ordre den Plantijnschen druck niet meer werdt en soude wesen als dien van Belgrand soo sal mij vrindtschap geschiden, dat den selve continueren in hun Rubricata te drucken.’Ga naar voetnoot27 Moretus zette het waardeverschil tussen Belgrands boeken en de Antwerpse folianten, die hij veelzeggend als zuivere epigonen van de oerdegelijke Plantijnse traditie voorstelde, dermate in de verf, dat elke twijfel ongegrond leek. Sterker nog: eenieder die blind bleef voor dit evidente onderscheid, beschouwde Moretus als onwaardig om zijn boeken te bezitten en moest genoegen nemen met inferieure werkjes. Met dit soort retoriek vervaagde het belang van prijsverschillen in functie van de ‘juiste smaak’. Ook Parijse missalen waren volgens Moretus een absolute miskoop: ‘want al ist dat mynen wel Costelycker sal wesen, voorsekere dat ieder exemplaar van de myne wel eens so langhen tyt sal dueren als de Parysche, bovendien dat inde schoonte soo van figuren als van druck wel het dobbel weerdt syn als die van Parys.’Ga naar voetnoot28 Morele aspiraties en plichtsgevoel vormden zonder meer belangrijke motieven om het kwaliteitswaarmerk van de Gulden Passer te handhaven, maar pasten bovendien perfect in de economische real-politiek die Balthasar II Moretus voerde. Ook in de late zeventiende eeuw kon een onberispelijke reputatie immers grote voordelen opleveren. Magazijncatalogi uit deze periode vermeldden zelden de uitgever van edities, tenzij het om boeken van de Imprimerie Royal in Parijs of de Antwerpse Officina Plantiniana ging. Tijdgenoten erkenden met andere woorden het vakmanschap en drukten hun vertrouwen uit in de exceptionele kwaliteit van hun uitgaven, waardoor beide ateliers ver boven ordinaire drukkers verheven werden.Ga naar voetnoot29 Drukwerk dat hun merk droeg, veran- | |
[pagina 382]
| |
derde stilaan in een erg gewild bibliofiel verzamelobject, waarvoor kopers grof geld overhadden.Ga naar voetnoot30 Ook in dagelijkse handelsbetrekkingen versterkten renommee en reputatie de gevoelens van sociaal onderscheid en hiërarchie. Onder laat zeventiende-eeuwse boekhandelaars was ruilhandel nog steeds de meest verspreide techniek. Moeizaam wisselde men boeken vel per vel uit.Ga naar voetnoot31 Steeds vaker verplichtte Moretus zijn partners tot contante betaling die de Officina Plantiniana tot voordeel strekte. Kapitaal dat vroeger jarenlang passief in kredieten sluimerde, kon nu meteen weer geïnvesteerd worden. Een doorslaggevend argument om de tradities te doorbreken en de efficiëntere werkwijze te introduceren, was precies de idee dat Moretus' luxefolianten veel te waardevol bleken om tegen dit soort, minderwaardige edities in te ruilen.Ga naar voetnoot32 Algauw ontwikkelde de reputatie van Moretus' onderneming zich zelfs tot een instrument van sociale repressie, dat nuttig was om de groei van rivalen en de algemene mobiliteit in de sector af te remmen. Omstreeks 1630 berichtte Moretus aan de Raad van Brabant dat zijn Antwerpse rivaal Verdussen naam maakte als een beroerd drukker die massaal, slecht verzorgde edities op de markt wierp. Voor de Brusselse autoriteiten was deze mening van een meester, die als eerlijk en vakbekwaam gold, doorslaggevend om een primair privilege van de infame Verdussen te schrappen. Met het lucratieve recht dat Hieronymus II op de editie van Vlaamse en Brabantse almanakken had verworven, dreigde hij zich tot een machtig rivaal van de Officina te ontwikkelen. Via reputatie en overheidsinterventie wist Moretus deze dreiging voorlopig af te wenden.Ga naar voetnoot33 Toen de leerling van de kleine boekverkoper Godtgaf Verhulst in 1670 een request voorlegde aan de Staten van Brabant om zelf te mogen handelen, probeerde Moretus opnieuw stokken in de wielen te steken en verstrekte het advies: ‘in zijn Octroy te limiteren de soorten van boecken die hij alsoo soude mogen vercopen om te verhoeden de abusen [...] verscheijde quade en pernicieuse boecken onder de ghemeijnte gestrooijt te worden.’Ga naar voetnoot34 Moretus' malafide karakterschets van kleinere drukkers versterkte het wantrouwen van de autoriteiten.Ga naar voetnoot35 Noch de regering noch het St.-Lucasgilde mengden zich vergaand in de vormgeving van boeken. Waar ambachten in andere sectoren als collectieve controleorganen fungeerden die kwaliteit en vakmanschap nauwlettend in de gaten hielden, ontbrak dit groepstoezicht in de typografie.Ga naar voetnoot36 Derhalve verbonden uitgevers | |
[pagina 383]
| |
Afb. 3. Jacob van Reesbroeck (1620-1704), Portret van Balthasar II Moretus, uitgevoerd in 1659 (Antwerpen, Museum Plantin Moretus, V. IV. 43).
kwaliteit eerder aan een individuele reputatie of renommee. Via een goede naam kreeg men toegang tot netwerken van serieuze boekhandelaren waarmee in vertrouwen gehandeld kon worden. Collega's die een loopje namen met de professionele code vielen op minder gunstige posities in de rangorde terug of werden uit de kring geweerd.Ga naar voetnoot37 Gildenbroeders werkten - zo toonde Farr reeds aan - lang niet altijd vreedzaam samen, maar trachtten competitieve bedrijven via laster, roddel en belediging de wind uit de zeilen te halen.Ga naar voetnoot38 Ook uitgevers maakten van dit proces van vuilverklaring gebruik om economische voordelen in de wacht te slepen.
Omdat de Antwerpse drukker Hieronymus III Verdussen grauwe papieren gebruikte en zijn drukproef minder nauwgezet nalas, brandmerkte Moretus hem als een beroerd uitgever. Niettemin week deze infame werkwijze in de praktijk niet zo sterk af van Moretus' ondernemerscultuur als men op basis van zijn discours of dat van latere historici mag aannemen.Ga naar voetnoot39 Op pragmatische wijze trachtte Verdussen morele principes met de slechte | |
[pagina 384]
| |
economische realiteit te verzoenen. Als het op papier aankwam, dan verkoos hij zelden de duurste soorten maar meed hij ook te goedkope, inferieure balen die zijn reputatie zouden ondermijnen. Vanuit die optiek bestelde de Antwerpse uitgever in 1670 bij zijn Amsterdamse invoerder de Haes: ‘commune ruijter ende een ander soorte wat beeter. Niet van het fijnste en beste soorte [...] maar wit en van wat beter stoffe dan de ordinarisen ruijter, maar niet van den besten slach.’Ga naar voetnoot40 Verdussen trachtte redelijke kwaliteit voor een zacht prijsje op de kop te tikken - een uiterst geschikte strategie om zich in het segment van de modieuze, goedkope literatuur te handhaven.Ga naar voetnoot41 Verzorgde maar relatief laaggeprijsde edities van Verdussen bereikten dan ook een internationale afzetmarkt.Ga naar voetnoot42 Nauwlettend zag de meester erop toe dat de kwaliteit echter niet onder een mentaal aanvaardbaar niveau daalde. Opdat zijn renommee onaangetast bleef, voerde Verdussen op grote schaal goedkope boeken uit Duitsland en Zwitserland in die daar zonder veel eerbied voor de code van het metier vervaardigd werden, in plaats van ze zelf te produceren.Ga naar voetnoot43 Met deze massale troc versterkte hij zijn concurrentiepositie zonder de eigen reputatie te besmeuren. Als klanten immers klaagden over de miserabele kwaliteit van het drukwerk, schoof Verdussen de verantwoordelijkheid eenvoudig door naar de jobbing printer die het stigma van incorrecten drucker opgekleefd kreeg en schortte de orders op.Ga naar voetnoot44 Ook Verdussen trachtte het onderscheid tussen de kwaliteit van de eigen edities en de miserabele boekjes van anderen dik in de verf te zetten. Meermaals werd de Keulse uitgever Friessen het slachtoffer, die naar de mening van Verdussen maar wat kloddende en broddende was en louter vodden en slechte boeken op de markt bracht.Ga naar voetnoot45 Vermoedelijk had Hieronymus met deze retoriek hetzelfde doel voor ogen als de Officina Plantiniana. Het in vraag stellen van de integriteit ging samen met economische eisen - zoals fikse prijsverminderingen - die de onderneming van Verdussen tot voordeel strekten. Om die reden beschimpte Verdussen de Frankfurtse en Keulse uitgevers die ‘op soo vuijle miserabele en slechte papieren drukken datse hunnen boecken a 20 a 25 p cent minder dan de onse behoorden te taxeren’.Ga naar voetnoot46 Laster en beledigingen bewezen dus niet alleen dienst om buurtbewoners in diskrediet te brengen of de eigen renommee in de stadswijk op te poetsen, zoals eerder onderzoek uitwees, maar waren ook nuttig voor ondernemers om sociaal onderscheid te markeren en gunstige voorwaarden af te dwingen.Ga naar voetnoot47 Ook van de Parijse uitgever S. Catharine eiste Verdussen eerlijke, lage prijzen - à prix honneste - voor zijn vuile en slechte boeken.Ga naar voetnoot48 In extre- | |
[pagina 385]
| |
mis verplichtte hij Duitse confraters er zelfs toe om publicaties uit Lyon aan te kopen omdat Hieronymus III hun interne fonds onwaardig voor ruilhandel vond.Ga naar voetnoot49 Verdussen kreeg op die wijze goedkope boeken in handen die hij op de groeiende markt van laaggeprijsde edities kon verhandelen. Opmerkelijk is wel, dat Verdussen in dit soort conflicten meteen koos voor taalgebruik dat de actie als oneervol bestempelde, terwijl Moretus in gelijkaardige gevallen de voorkeur gaf aan moreel, neutralere vermaningen die het woord eer meden.Ga naar voetnoot50 Verdussens terminologie lijkt dus meer waardegeladen. | |
Tussen legitieme wraak en regelrechte piraterij - de roofdrukWat in 1670 begonnen was als een eenvoudig meningsverschil over de boekenprijs van de Officina Plantiniana mondde algauw uit in een regelrecht conflict. Uiteindelijk raakte Hovius zo buiten zich zelve van Moretus' halsstarrigheid dat hij een ernstige bedreiging uitte. Als de Antwerpse meester zijn eisen niet onmiddellijk matigde, zou Mathias de kostbare missalen nadrukken. Woedend schortte Balthasar de handelscontacten met de Luikse uitgever op.Ga naar voetnoot51 Omstreeks 1672 intimideerde Hovius opnieuw, dit keer was Hieronymus III Verdussen het slachtoffer. Ook in dit geval vormden de hoge prijzen van gebedenboeken de aanleiding voor een dreigement met roofdruk. Verdussen wees op de morele implicaties van dit infame voornemen en raadde aan om het plan te wijzigen: ‘omdat ik u ken als een te wijs man, met een te goede reputatie om ons een dergelijk onrecht aan te doen’.Ga naar voetnoot52 Verdussen verwees naar het geschonden vertrouwen maar kon verder bitter weinig ondernemen: ‘helaas kunnen we u daar niet van weerhouden met ons privilege omdat u daar niet aan onderworpen bent.’Ga naar voetnoot53 Privileges verleenden drukkers wel een exclusief monopolie op de uitgave van bepaalde boeken maar hadden enkel rechtskracht in het territorium waar ze uitgevaardigd waren - in dit geval Vlaanderen en Brabant. Omdat Hovius in het autonome Prinsbisdom Luik woonde, was er geen enkel wettelijk middel voorhanden om hem te hinderen of te straffen.Ga naar voetnoot54 Vanzelfsprekend wierp dit gebrek aan strikte overheidsinterventie enorme problemen op voor internationale boekhandelaars zoals Moretus en Verdussen, wier] uitgaven, eens de grens over, vogelvrij werden.Ga naar voetnoot55 Vroegmoderne uitgevers waren zich bewust van de hiaten in de wetgeving en trachtten er ook munt uit te slaan. De contrefaçon maakte opgang als een zeer populaire stra- | |
[pagina 386]
| |
tegie om goedkoop drukwerk op de markt te gooien dat ver onder de prijs van originele edities bleef. Roofdrukkers spaarden immers auteurs- en correctiekosten uit.Ga naar voetnoot56 Omstreeks het midden van de zeventiende eeuw veroverden de Amsterdamse Elseviers met hun goedkope en verzorgde nadrukken van Parijse bestsellers een aanzienlijk deel van het Franse lezerspubliek. Ook in Lyon verschenen er vanaf 1650 steeds vaker illegale kopieën van Parijse uitgaven, wat leidde tot een regelrecht economisch conflict. Uiteindelijk kostte deze concurrentie van ateliers die massaal valse edities tegen bodemprijzen op de markt gooiden, uitgevers zoals Bertier de kop.Ga naar voetnoot57 Deze techniek werd echter beschouwd als een vorm van immoreel ondernemersgedrag.Ga naar voetnoot58 Drukkers die zich aan fondsen van anderen vergrepen, liepen het risico om openbaar als onderkruiper, napoetser, landloper, snode broddelaar, kladder of uitzuiper versleten te worden.Ga naar voetnoot59 Derhalve wees Verdussen in 1672 op de kwalijke gevolgen van Hovius' intentie om te roofdrukken. Dat deze morele sommatie nu net van Hieronymus III afkomstig was, mag opmerkelijk heten daar hij in de literatuur vaak als een sluw karakter geschetst is dat de beroepsprincipes allerminst ernstig nam.Ga naar voetnoot60 Mogelijk verbonden deze uitgevers niet alle vormen van contrefaçon met infaam of immoreel gedrag en bestond er een grijze schemerzone tussen volledig correct en totaal verwerpelijk handelen. Als meester van de Officina Plantiniana voerde Balthasar II Moretus de traditionele principes van de ondernemerscultuur nog steeds hoog in het vaandel. Vandaar dat er ook in de late zeventiende eeuw, toen de recessie het bestaan van het atelier bedreigde, geen nadrukken van de persen rolden. Dat doet vermoeden dat Moretus de techniek zo verwerpelijk vond dat hij er zich in geen enkel geval wilde mee afgeven. Toch was Moretus' denken vol van nuances en werden niet alle vormen van contrefaçon als infaam gebrandmerkt. Enkele incidenten brengen meer kleur en reliëf in de mentaliteit van de Antwerpse meester Op een zomerdag in 1668 ontving Balthasar II een brief van de Brusselse uitgever Velpius die ziedde van woede daar Moretus zonder permissie en in strijd met de wettelijke privileges de tekst van het Vredesverdrag van Aken illegaal op zijn persen had gelegd. Omdat Moretus aanstoot nam aan de titel van roofdrukker die hij hier ongewild opgekleefd kreeg, trachtte hij Velpius van de rechtvaardigheid van zijn zaak te overtuigen. Moretus wees erop dat hij officiële orders had ontvangen van de Antwerpse magistraat waaraan hij als beëdigd stadsdrukker onmogelijk kon verzaken - de actie kwam dus niet uit winstbejag of kwaad opzet voort.Ga naar voetnoot61 Vervolgens argumenteerde hij dat Velpius wettelijk verplicht was om 26 exemplaren van nieuw overheidsdrukwerk aan het Antwerpse schepencollege over te maken terwijl er in de praktijk slechts twee drukjes geleverd waren. Met andere woorden - nood breekt wet in schaarste! Of Velpi- | |
[pagina 387]
| |
us overtuigd raakte van de oprechtheid van Moretus' motieven of slechts terugschrok voor de macht van de Officina Plantiniana - reeds decennia de grootste drukkerij van de Zuidelijke NederlandenGa naar voetnoot62 - blijft onduidelijk, maar hij zag van elke wraakactie af. Ook in de vete met de Luikse uitgever Mathias Hovius, die zich in 1670 opmaakte om de gebedenboeken van de Officina Plantiniana te roofdrukken, bleek schaarste een beslissend argument, maar dit maal in negatieve zin. Woedend wees Moretus erop dat er van een tekort geen sprake was - zowel de dure Antwerpse versie als de goedkope Franse uitgaven waren immers nog in overvloed, à prix raissonable te verkrijgen - waardoor de actie van Hovius een agressief en onrechtvaardig stempel kreeg.Ga naar voetnoot63 Onmiddellijk schrapte de meester de kredieten van zijn Luikse confrater en eiste restitutie. Omdat Hovius voor honderden guldens in het krijt stond bij de Officina Plantiniana en hij het bedrag onmogelijk snel kon opbrengen, leek deze techniek efficiënt om hem op andere gedachten te brengen, ware het niet dat een terugbetaling internationaal moeilijk af te dwingen bleef. Effectiever bleek Moretus' dreigement om Hovius uit zijn netwerk te wippen - een vreeswekkende represaille, daar de Officina Plantiniana het segment van katholieke gebedsliteratuur, en daarmee het contact met internationale klanten en het grensoverschrijdend transportsysteem, beheerste.Ga naar voetnoot64 Hovius dreigde met andere woorden geïsoleerd te raken en zag daarom van zijn plan af.Ga naar voetnoot65 Omvangrijke ondernemingen zoals de Officina waren dus in staat om roofdrukken van kleine handelspartners te verijdelen. Aanzienlijke ondernemers zoals Elzevier (Leiden) of Cramoisy (Parijs) waren een stuk moeilijker te intimideren omdat hun kapitaalreserve, productievermogen en handelsnetwerk in vele gevallen even groot als die van de Officina Plantiniana waren. Aan het begin van de zeventiende eeuw trachtte Joan Blaeu met roofdrukken van Officia B. Maria - een populair gebedenboek - in te breken op de Spaanse markten, waar de familie Moretus vanouds het een monopolie had.Ga naar voetnoot66 Onder het bewind van Balthasar II Moretus verspreidde de Amsterdamse uitgever opnieuw nagedrukte missalen met een vals merk van de Officina Plantiniana. Behalve het versturen van lasterlijke en woedende brieven kon Moretus weinig anders doen dan blind vertrouwen op aperte kwaliteitsverschillen, die vals van echt zouden onderscheiden. Vakmanschap en luxe-uitvoering spraken voor zich. Ook Verdussen meende dat boekhandelaars en klanten zonder meer in staat waren om pseudo-Plantijnse en originele drukken uit elkaar te houden. Vandaar dat hij zijn Lyonese confraters Arnaud en Borde raadde om Anissons roofedities links te laten liggen: | |
[pagina 388]
| |
Met zekerheid kan ik zeggen dat de druk van de Officina Plantiniana correct, op mooi papier en met fraaie letters uitgevoerd zal zijn, kortom een pronkstuk voor elke bibliotheek. Anissons editie zal daarentegen vol met fouten staan en op miserabele vellen en met kleine, onelegante lettertjes gedrukt zijn.Ga naar voetnoot67 Omdat Spaanse kopers de smaakvolle gebedenboeken van de Officina Plantiniana boven de erbarmelijke piratenedities bleven verkiezen, bedreigden dit soort illegale acties Moretus' monopolies zelden ingrijpend.Ga naar voetnoot68 Voor de Officina Plantiniana bleek het hardnekkig vasthouden aan een oude ondernemerscultuur, waarin vakbekwaamheid en kwaliteit primeerden, dus een efficiënte strategie om zich te wapenen tegen de gevaren van de recessie - zoals het verhoogde risico op roofdruk. Moretus' beroemde drukkersmerk - de Gulden Passer - vervulde een opmerkelijke rol in de polemiek rond roofdrukken. Het blazoen vormde een garantie voor vakmanschap en verbeeldde de rechtschapen renommee van de firma. Vandaar dat Moretus heviger reageerde als roofdrukkers ook dit valse drukkersmerk op hun editie plaatsten en zich naast de tekst ook de bijhorende reputatie en faam van de Officina Plantiniana trachtten toe te eigenen. Met hun onzorgvuldige werkwijze dreigden ze het prestige van de Antwerpse uitgeverij immers te schaden. Toen Laurent Anisson (Lyon) in 1668 een vurig pleidooi hield om het drukkersmerk van de Gulden Passer te gebruiken, weigerde Moretus dan ook: ‘nooit zal ik toestaan dat de naam van mijn drukkerij opduikt op boeken die elders verschenen zijn, omdat ik dan de goede renommee zal verkwanselen die mijn uitgeverij steeds gehad heeft. Mijn faam, dat ik beter druk en corrigeer dan die van Lyon, zal ik trachten te handhaven.’Ga naar voetnoot69 Naar eigen zeggen had Anisson zijn verzoek juist gedaan om de roofdrukkers uit te schakelen waarmee hijzelf te kampen had, waaronder de Antwerpse uitgever Lucas de Potter. De Lyonese drukker meende kennelijk dat Moretus' merk de kansen van de roofedities zou doen kelderen. Toen de meester van de Officina Plantiniana weigerde, informeerde Laurent Anisson tenslotte naar wettelijke middelen om De Potter van zijn infaam plan af te houden. Dat maakt duidelijk dat de uitgever meer vertrouwen stelde in een stilzwijgende oplossing dan in een interventie van de overheid. Dat een officieuze uitweg te verkiezen was, bleek ook in dit geval - Moretus meende namelijk dat Anisson weinig of geen steun van de Raad van Brabant te verwachten had om de roofeditie alsnog af te blokken.Ga naar voetnoot70
Onder de dreigende represailles van de Officina Plantiniana liet de Luikse uitgever Mathias Hovius uiteindelijk zijn voornemen varen om Moretus' gebedenboeken na te drukken. Men mag betwijfelen of het Hovius trouwens ernst was met dat plan. Onder kleine uitgevers was dreigen met roofdruk immers een veelvoorkomende strategie om lagere prijzen te bedingen wanneer andere argumenten - zoals laster over de kwaliteit van het drukwerk - faalden.Ga naar voetnoot71 Ook Verdussen wendde zich meermaals tot deze techniek om goedkope | |
[pagina 389]
| |
Afb. 4. Peter Paul Rubens, Plantijns drukkersmerk. Sedert 1630 vormde deze tekening het uitgangspunt voor alle drukkersmerken van de Moretussen (Antwerpen, Museum Plantin Moretus, Tekeningenverzameling, TK. 391).
fondsen te verwerven, hoewel zijn dreigementen in zijn geval vaak erg vaag waren. Tijdens de winter van 1670 raadde Hieronymus III zijn handelspartners Barbier en Huguetan uit Lyon aan om hem terstond tientallen laaggeprijsde edities van de Operis Moralis (Lyon 1669) van de Jezuïet Fernando de Castro Palao toe te zenden. Op indirecte wijze zette hij hen onder druk: ‘U zou er goed aan doen om een flink aantal exemplaren van uw Castro Palao naar onze regio te sturen, want deze editie ontbreekt hier volledig en loopt daardoor een groot risico om nagedrukt te worden in Antwerpen, Keulen of Frankfurt.’Ga naar voetnoot72 Als de Franse uitgevers deze ramp wilden voorkomen, moesten ze onmiddellijk de schaarste oplossen - ook hier leek het tekort dus een primair argument om roofdruk te verantwoorden. Ook om tegen een zacht prijsje aan de nieuwste editie van de Theologia van J.-B. Gonet te komen, wendde Verdussen zich tot dit soort zijdelingse dreigementen. Toen Willem de la Court (Rouen) niet van plan leek om zijn roofdruk van de Theologia goedkoop van de hand te doen, ‘waarschuwde’ Hieronymus dat vele Antwerpse uitgevers ‘voor de dure, Franse edities passen en op een andere Duitse editie wachten, die tegen een gunstige prijs en binnen afzienbare tijd het licht zal zien’.Ga naar voetnoot73 Uit de omfloerste stijl die Verdussen hanteerde om zijn handelspartners te intimideren, wordt alvast duidelijk dat hij ervoor oplette dat men zijn persoonlijk renommee nooit met | |
[pagina 390]
| |
contrefaçon associeerde - het plan was immers steeds van anderen afkomstig. Onder uitgevers vormden dit soort dreigementen, evengoed als laster en beledigingen, aanmaningen om onredelijke gedrag te corrigeren, alvorens men bij verdere onbuigzaamheid tot wraak of geweld overging. Ook in andere ambachten gold de techniek als waarschuwing die moest verhinderen dat vetes verder escaleerden.Ga naar voetnoot74 Dreigen met roofdruk was een aanvaard middel om al te excessieve eisen te beteugelen - zelfs de meester van de Officina Plantiniana achtte de techniek in bepaalde gevallen opportuun. Persoonlijk intimideerde Balthasar II zijn handelspartners nooit met een roofdruk, maar in 1668 nam hij zijn kleine, Antwerpse collega De Potter in bescherming toen die de fondsen van Anisson dreigde na te drukken. Volgens Moretus had de onredelijke boekprijs die Anisson aanrekende, De Potter geen keuze gelaten.Ga naar voetnoot75 Voor kleine drukkers vormde dit soort intimidatie een belangrijk instrument om de machtige economische positie van hun grote confraters - die in theorie de prijs en handelsvoorwaarden volledig naar hun hand konden zetten - te beteugelen. Anisson vreesde werkelijk dat De Potter zijn plan ten uitvoer zou brengen.Ga naar voetnoot76 Vermoedelijk werd de techniek ook niet als onethisch beschouwd zolang het dreigement niet in daden werd omgezet. Vandaar dat Verdussen zelf zo weinig mogelijk roofdrukte. Lucratieve opdrachten zoals de nadruk van de Theologia van Gonet speelde hij door aan Duitse drukkers zodat zijn reputatie zuiver bleef, maar hij tegelijk van de verspreiding van dit goedkoop drukwerk profiteerde.Ga naar voetnoot77 Vroegmoderne drukkers beschouwden hun drukkersmerk als de verwerkelijking van hun individuele reputatie en renommee. Roofdrukkers die er niet voor terugschrokken om een vervalst merk te gebruiken, beschouwde men dan ook als ultiem oneervol, omdat ze de faam van anderen stalen. Dat verklaart waarom Verdussen, wiens teksten regelmatig op de persen in Lyon verschenen, pas heftig reageerde toen Boissat de populaire editie van de Don Quixote roofdrukte en daarbij een vals merk van de Gulden Leeuw aanwendde: We horen dat u niet alleen bezig bent om ons boek na te drukken, maar dat u dit ook nog eens onder onze naam doet, met het doel om de klanten te misleiden met uw miserabele editie. Daardoor menen de mensen dat ze een Don Quixote van ons impressum kopen, die correct en goed is, maar ze worden voor de gek gehouden. Deze werkwijze is een eervol boekhandelaar onwaardig.Ga naar voetnoot78 Opvallend is dat Verdussen noch de eigenlijke roofdruk, noch de inbreuk op zijn markten als immoreel beschouwde, maar hevig protesteerde tegen het gebruik van een gefingeerd merk: ‘als u onze boeken wilt kopiëren, kunnen we u dat niet verbieden zoals u ook niet kan verhinderen dat we de uwe kopiëren.’Ga naar voetnoot79 Verdussens terminologie was ook in dit geval sterk moreel bepaald. | |
[pagina 391]
| |
Als represaille drukte de Antwerpse uitgever op zijn beurt een topwerk van Boissat en Remeus na - de Iacobus, seu commentaria litteralia & moralis in epistolam catholicam S. Iacobi apostoli (Lyon 1668) van de Jezuïet Ignace de Zuleta (1628-1685). Verdussen plaatste wel geen vals drukkersmerk op het boek zodat zijn actie als een legitime revenc[h]e aanzien kon worden.Ga naar voetnoot80 Weerwraak bracht in de meeste gevallen zo'n aanzienlijke schade toe aan de roofdrukker dat hij zich de volgende keer wel tweemaal zou bezinnen voor hij de zeis weer in andermans koren sloeg.Ga naar voetnoot81 Om de eigen renommee niet te schenden mocht een vergeldende roofdruk echter niet onder een vals adres verschijnen. Anderzijds hoopte Verdussen er, net als Moretus, op dat het verschil in kwaliteit tussen zijn Vida y hechos del ingonioso cavallero Don Quixote de la Mancha en de uitgave uit Lyon voor klanten dermate duidelijk was dat ze blindelings origineel van kopie onderscheidden. Was de Antwerpse edities immers niet ‘goed en correct gedrukt op fraaie, blanke papiersoorten’?Ga naar voetnoot82 Vermoedelijk volstonden technieken als weerwraak en kwaliteitsdifferentiatie niet om alle potentiële nadrukken te beletten. Aanvullend maakte Verdussen dan ook gebruik van de schaarse wettelijke middelen - zoals notarisakten en privileges - om zichzelf beter te beschermen. Tijdens de zomer van 1680 ondertekenden de uitgeverij Verdussen (Antwerpen) en Anisson & Possuel (Lyon) een akte bij de notaris waarin ze verzekerden onderling geen fondsen meer na te drukken.Ga naar voetnoot83 Ook in andere landen ontstonden dergelijke groepen die door officiële of informele contracten wederzijdse roofdruk probeerden te bannen.Ga naar voetnoot84 | |
Goudeerlijke lieden of armzalige duitendieven - financiële betrouwbaarheidVertrouwen, reputatie en eer waren aspecten die nauw verbonden waren met krediet.Ga naar voetnoot85 Omdat de overheid onvoldoende wettelijke middelen bood om terugbetaling van leningen aan binnen- maar vooral buitenlandse handelspartners af te dwingen moest men ook in dit geval rekenen op reputatie en goede wil.Ga naar voetnoot86 Wanbetaling bleef immers zo goed als altijd onbestraft. Omstreeks 1664 dreigde Moretus de autoriteiten erbij te halen als zijn Gentse collega Sersanders niet onmiddellijk zijn schulden betaalde. Overigens met weinig succes, want Moretus' bode kreeg ‘quade en onbehoorlycke aantwoorden’ naar het hoofd geslingerd.Ga naar voetnoot87 Tegen buitenlandse handelspartners die hun rekeningen weiger- | |
[pagina 392]
| |
den te voldoen, stond de onderneming zo goed als machteloos. Toen Balthasars zoon in 1671 de kredieten van Hollandse uitgevers trachtte terug te vorderen, liep hij van de ene mislukking in de andere. Wanbetalers zoals Van Eijck ontvluchtten Amsterdam terwijl de familie de crediteur met een kluitje in het riet probeerde te sturen. Mismoedig schreef Balthasar III in zijn journaal: ‘ze hebben me vaak gezegd dat ik maar moet terugkomen als de meester er is. Van Eijck verlaat onmiddellijk de drukkerij als ik er aanklop en laat dan via zijn zoon weten dat hij het verschuldigde bedrag wel naar onze firma zal sturen.’Ga naar voetnoot88 Moretus' onvermogen om buitenlandse partners tot restitutie te dwingen, bleek ook uit de grootboeken van de Officina Plantiniana, waarin leveringen vaak decennialang onbetaald bleven.Ga naar voetnoot89 Aanzienlijke kapitalen zaten in deze onvrijwillige leningen geblokkeerd. Vanaf 1650 kampte de Antwerpse onderneming steeds vaker met klanten die - mede onder invloed van de recessie - niet meer in staat bleken om hun schulden in afzienbare tijd terug te betalen. Vandaar dat Moretus voortaan contante betaling afdwong.Ga naar voetnoot90 Daarmee scheen een economisch rationele techniek de oudere, morele werkwijze die op vertrouwen steunde te vervangen. Niettemin verschafte de Officina Plantiniana ook tijdens de recessie nog aanzienlijke kredieten aan handelspartners met een vlekkeloze reputatie. Kredieten kreeg men pas als men jarenlang de orders stipt op tijd had betaald en daarmee de renommee van financieel betrouwbare associé had opgebouwd. Toen Nicolaas Everardi - uitgever in Amsterdam - als nieuwe klant al na zijn eerste grote bestelling in 1665 om uitstel van betaling verzocht, merkte Moretus dan ook gegriefd op dat deze eis niet strookte met de ondernemingspolitiek: ‘met verwonderinghe verstaen dat Ul. versoeckt tot drij maenden tijt tot de betaelinge’.Ga naar voetnoot91 Nieuwe, onbetrouwbare relaties kregen dus geen kredieten meer in de late zeventiende eeuw. Maar ook met eerbare lieden waaraan Moretus enorme kredieten verleende, liep de Officina Plantiniana bepaalde risico's. Circa 1670 overleed de Parijse uitgever Sébastien Cramoisy, de grootste distribiteur van de boeken van de Officina Plantiniana in de Franse hoofdstad. Een kleinzoon van Cramoisy nam de zaak van de beroemde libraire over, maar weigerde om de aanzienlijke schulden aan zijn Antwerpse leverancier te vereffenen. Om Marbre tot betaling van de ca. f 2000 te bewegen, trachtte Moretus Cramoisy van de onrechtvaardigheid van zijn gedrag te overtuigen. Ongehoord was dat Marbre wel het drukkersmerk, het fonds en de renommee van zijn grootvader overnam, maar de bijhorende schulden weigerde te voldoen.Ga naar voetnoot92 Het werd Moretus snel duidelijk dat Marbre Cramoisy nooit zou betalen. Omwille van het geschonden vertrouwen schortte de Officina Plantiniana de contacten met haar primaire Parijse importeur op. Voortaan kreeg Fredericq Leonard, een andere, aanzienlijke Pa- | |
[pagina 393]
| |
rijse boekverkoper, de lucratieve status van hoofdcorrespondent van de Antwerpse uitgeverij toebedeeld.Ga naar voetnoot93
Aanzien, eer en vertrouwen bepaalden de mate waarin ondernemers in het rood mochten gaan. Uitgevers beschouwden botte weigeringen om krediet toe te staan dan ook als een provocatie - een malicieus ter discussie stellen van de integriteit of rechtschapenheid. In de winter van 1670 voer Verdussen vanuit die optiek grimmig uit tegen de Lyonese drukkers Huguetan en Barbier, die geen krediet meer verstrekten: We staan werkelijk versteld van uw werkwijze! Toen u vorige zomer hier was, ontving u van ons vele geschenken, waardoor we meenden dat we toch enig krediet bij u hadden. U kent ons toch als eerbare lieden die over voldoende goede boeken beschikken om uw zendingen mee te betalen...Ga naar voetnoot94 Verdussen laakte het gebrek aan vertrouwen in zijn kredietwaardigheid en maakte er meteen een dispuut over reputatie en renommee van. Wederkerigheid speelde zichtbaar een belangrijke rol in deze kredietrelaties. Daar Verdussen zijn handelspartners tijdens de zomer met diverse attenties verheugd had, verwachtte hij dat ze grif leningen zouden toestaan.Ga naar voetnoot95 Ook in de Officina Plantiniana functioneerden dit soort geschenken als symbolische bevestiging van het vertrouwen dat men elkaar schonk. Met Busens in Keulen, die voor duizenden guldens per jaar boeken afnam, wisselde Moretus regelmatig verse oesters, kabeljauwen en tonnetjes Rijnwijn uit.Ga naar voetnoot96 Op zijn beurt verkoos de Keulenaar Balthasar II tot peter van zijn zoontje.Ga naar voetnoot97 Beide families brachten gezamenlijk de vakantie door op het buitenhof van Moretus te Berchem.Ga naar voetnoot98 Ook in andere ambachten versterkten dit soort attenties, geschenken en peterschap het vertrouwen tussen ondernemers.Ga naar voetnoot99 Maar in het geval van Verdussen misten de cadeaus aan zijn Lyonese handelspartners Huguetan en Barbier hun uitwerking. Tot in 1672 bleven de Franse drukkers weigeren om krediet te verlenen, waardoor Verdussen tot een agressievere politiek gedwongen werd. Zijn brieven kregen een dreigende toon: ‘We meenden dat u ons beschouwde als eerbare lieden die in staat zijn om goede boeken voor de uwe in ruil te geven. Vanuit de verwachting dat u ons probleemloos krediet zou verstrekken, hebt u onze boeken vroeger op krediet gekregen...’Ga naar voetnoot100 Als de Lyonese uitgevers hardleers bleven - zo impliceerde Verdussens schrijven - dan zou de | |
[pagina 394]
| |
wederkerigheid vervallen en zou hij zich genoodzaakt zien om hun in de toekomst ook geen krediet meer toe te staan. | |
Ondernemen in ere - ConclusiesAls we er de Histoire de l'édition française op na lezen, was de late zeventiende eeuw een siècle de malheur voor de West-Europese boekhandel: het failliet van talloze beroemde Officinae, de vernietiging van de markt voor erudiete en wetenschappelijke teksten, het snelle verval van de kwaliteit van het drukwerk, dat in luttele jaren van kostbare edities tot miserabel leesvoer verwerd dat krioelde van drukfouten. Ogenschijnlijk verdween met de economisch degradatie ook de traditionele ondernemerscultuur. Men trad oude normen en waarden met de voeten, winst en economisch belang kregen voorrang op reputatie en renommee. Vanouds als immoreel beschouwde acties zoals roofdrukken, het schenden van de kwaliteitsstandaard, het uitstellen van betalingen raakten verspreid. Om de recessie te overleven, was het verzaken aan de oude beroepsprincipes kennelijk broodnodig. Toch strookt dit beeld niet met de gegevens die over het management van Moretus en Verdussen bewaard bleven. Moretus en Verdussen spanden zich in om de kwaliteit van het eigen drukwerk op peil te houden. Beide ondernemers begrepen dat de groeiende kloof tussen hun edities en die van anderen hun tot voordeel strekte. Door nauwelijks aan de standaard voor papier en letterwerk te raken en de correctie te handhaven, kreeg hun drukwerk de status van exquise, verzorgde uitgaven buitencategorie die een groeiende markt van bibliofielen aansprak. Daarnaast was het handhaven van de kwaliteit ook van nut om handelsrelaties onder druk te zetten, gunstige ruilvoorwaarden of prijzen af te dwingen. Omdat de hoge kwaliteit vervalsen bemoeilijkte, werkte de strategie ook als een verdediging tegen roofdruk. Om hun reputatie en renommee niet te schenden, zagen beide ondernemers af van roofdrukken. Daarbij valt op dat beide uitgevers noch indirect dreigen met contrefaçon, noch het kopiëren van andermans drukwerk onder de eigen naam als immoreel beschouwden. Pas als men uitgaven onder het valse drukkersmerk van de oorspronkelijke uitgever publiceerde, was er sprake van infaam gedrag. Tenslotte onderkenden beide ondernemers het verschil tussen eerlijke lieden die hun schulden tijdig afbetaalden en immorele boekhandelaars die restitutie op de lange baan schoven. Ondanks het historiografisch beeld, dat Moretus tot een aristocraat en Verdussen tot een sluw, gewetenloos figuur maakt, hielden beiden in de praktijk vast aan hun ondernemerscultuur en aan hun reputatie van eerlijke, integere lieden. Op het eerste zicht staan de Antwerpse uitgevers met deze politiek alleen in een wereld die steeds grimmiger en malafide werd. Toch zou het niet juist zijn om beide ondernemers in hun segment, met name de internationale boekhandel, als witte raven te beschouwen. Overheidsbescherming bestond nauwelijks in de grensoverschrijdende handel. Vermoedelijk hebben reputatie, eer, renommee en vertrouwen, kortom de ondernemerscultuur, een informeel regulerende functie vervuld die agressief en deviant gedrag ontmoedigde en beperkte. Waar de overheid niet in staat was om de internatio- | |
[pagina 395]
| |
naleboekhandel te beschermen, bleken culturele, ongeschreven gedragsregels en de al even informele controle op de naleving ervan, te functioneren als een noodzakelijk Ersatz. Deze informele regelgeving werd waar mogelijk aangevuld met officiële, juridische middelen. Grote uitgevers aarzelden niet om naast de meer informele middelen zoals laster of belediging, ook privileges, notariële akten of andere wettelijke middelen in te schakelen om hun dominante positie te behouden. Centraal in deze bijdrage stond de ondernemerscultuur van twee grote, internationale uitgevers. Uiteraard mogen die niet als representatief worden beschouwd voor de hele sector. Om meer inzicht in de algemene beroepscode te krijgen, moeten ook de kleine boekverkopers in het onderzoek betrokken worden. Een dergelijke studie zou diverse nuances aan het licht kunnen brengen. Sociale verschillen bepalen immers in grote mate de ethische code en ondernemerscultuur: wegens de kleinere schaal van zijn firma werd Verdussen er eerder dan de Officina Plantiniana toe gedwongen om zijn principes aan de economische realiteit aan te passen. Vermoedelijk verklaart de sociaal-economische kloof tussen beide ondernemers ook het onderscheid in taalgebruik - terwijl Verdussen steeds verwees naar eer (honneste) als de norm overtreden werd, sprak Moretus eerder in termen van reputatie (renommee). Ook uit het onderzoek naar het evoluerend normbesef, dat aan de consumptie van boeken gebonden was, mogen boeiende resultaten verwacht worden. Om slechts één voorbeeld te noemen: deze bijdrage mag dan al aangetoond hebben dat bepaalde uitgevers het beneden hun waardigheid achtten om te roofdrukken - maar dat roept eerder vragen op naar de reactie van klanten. Welke lezersgroepen beschouwden het als oneervol om nagedrukte literatuur te lezen? Veranderde deze houding toen de contrefaçon in de late zeventiende eeuw de markten overspoelde? Was er dus naast ethisch ondernemen in de vroegmoderne periode ook al sprake van ethisch consumptie? Abstract - In spite of the severe economic and political crises that the Southern Netherlands endured in the late seventeenth century, Antwerp publishers like Moretus and Verdussen remained loyal to their professional code of honour, norms and values. This business culture generated a regulative and protective effect in international book trade, where state intervention was weak. Structural principles were the quality of the product, the rejection of pirated editions, and financial reliability. Nevertheless the specific specialization of both firms required a differentiated application of these basic rules. Whereas Moretus directed his company gradually towards the highest segment of the market where high quality was still in demand, Verdussen responded to the growing desire for cheaper books. |
|