De Zeventiende Eeuw. Jaargang 21
(2005)– [tijdschrift] Zeventiende Eeuw, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
No hay más Flandes en o tempo dos flamengos in koloniaal Amerika
| |
[pagina 4]
| |
kunst valoriseren, brengen ze daarin graag de Vlaamse invloed op de voorgrond.Ga naar voetnoot4 Op zijn minst lijkt die wisselwerking niet alleen op het economisch profijt maar ook op de imaginaire en interrelationele rijkdom een eerste verkenning waard. | |
Hoge bomen vangen veel windDe zegwijze No hay más Flandes staat volgens het Diccionario de la lengua espãnola van de Spaanse Academie voor iets uitzonderlijk moois, terwijl o tempo dos flamengos in het Braziliaans spraakgebruik meestal een positieve appreciatie inhoudt omtrent de Hollandse bezetting van Noordoost-Brazilië (1630-1654), zeker in het gelijknamige boek van de Pernambucaanse historicus José Antonio Gonsalves de Mello.Ga naar voetnoot5 Vindt de jezuïet Manuel da Nóbrega Brazilië nog mooier dan een Vlaams tapijt, dan bestempelt de Braziliaanse dichter Gregório de Matos (1623-1696) zijn vaderland als ‘esta nova Flandes’. Zo zijn er honderden referenties naar de Lage Landen te vinden in de letteren van koloniaal Amerika.Ga naar voetnoot6 Dit Flandes staat er gecrediteerd voor wonderlijke luxe, zoals wandtapijten, damast voor tafellakens, fijne linnen hemden en kant, Doornikse kousen, glazen parels, schilderijen, prenten en geïllusteerde boeken. In de globale import overtreft hun marktaandeel meestal de 10% en zelfs de Franse schepen, die circa 1700-1710 doorbreken tot op de kusten van Peru, overspoelen de winkels van Mexico en Lima met anascotes de Brujas, puntas de Flandes, encajes de Bruselas, olandillas en láminas de Flandes.Ga naar voetnoot7 Vlaamse tapijten steken al in de bagages van Hernán Cortés, die er volgens de soldaatkroniekschrijver Bernal Díaz del Castillo een Bourgondische hofhouding op na houdt, en ze mogen voortaan niet ontbreken bij de intredes van de vice-koningen of in rijke instellingen zoals het Colegio de Niñas van de stad Mexico, dat circa 1572 zes grote tapijten bezit met de Triomfen van Petrarcus.Ga naar voetnoot8 Niet iedereen kan zich dergelijke kosten | |
[pagina 5]
| |
veroorloven en zo moet in 1583 het beeld van Nuestra Señora bij zijn intrede in het pelgrimsoord Copacabana aan het Titicaca-meer het stellen met de eenvoudige devotieblijken van de arme Indianen en enkele Spanjaarden, ‘ya que para la grandeza de la fiesta no le prestó Flandes sus ricas tapicerias’, vermits voor de luister van het feest Vlaanderen zijn rijke tapijten niet leende.Ga naar voetnoot9 Daarentegen schittert de zilverrijkdom van Potosi volgens zijn kroniekschrijver Bartolomé Arzáns uit de import van Vlaamse ‘tapiceria, espejos, láminas, ricos escritorios, cambrayes, puntas, encajes e indecibles generos de mercerias’, tapijten, spiegels, gravures, mooie schrijfkastjes, Kamerijks lijnwaad, kanten en allerlei soorten linten, terwijl ook Holland er roem krijgt met ‘lienzos y paños’, laken en doek bekend als olandas.Ga naar voetnoot10 Een van de vijf voornaamste mijnaders draagt er dan ook de naam van ‘Veta Rica y Flamencos’, zoals aan de westrand van de stad de beste bron ‘Flamencos’, waarvan een kruik water ooit acht realen kostte. In de hele Iberische wereld worden Flamencos, - in feite vaak herkomstig uit het Maas- of Rijnland -, gezocht voor hun bedrevenheid in de raffinage van ertsen.Ga naar voetnoot11 Het eerste plan voor een doorsteek van de landengte van Panamá, maar dan ietwat noordelijker ter hoogte van Nicaragua, zou van een Luikenaar, Diego Mercado stammen, terwijl de drooglegging van de stad Mexico in de lagune van Texcoco wordt toevertrouwd aan de Hollandse ingenieur Adriaan Boot.Ga naar voetnoot12 Sterk als ‘diques flamencos’ zijn volgens de reiziger Diego de Ocaña de oevers van de La Plata-stromen.Ga naar voetnoot13 Dit technologisch genie blijkt nog uit hun koffertjes met vernuftige sloten, sterke wijnflessen, scherpe messen, schaartjes, optische instrumenten en uurwerken. ‘Cuantos relojes inventó Flandes’, hoeveel horloges heeft Vlaanderen niet uitgevonden, verzucht Bernardo de Balbuena in Grandeza Mexicana (1604), de eerste Europese lofzang op Nieuw-Spanje.Ga naar voetnoot14 Een Vlaams zeeman kan al in 1595 in Mexico ontschepen met een woordenboek en siete lenguas, in zeven talen.Ga naar voetnoot15 In de Chileense havens bouwt men versterkingen met platte schuiten naar het model van de ‘pontones de Flandes’.Ga naar voetnoot16 Het is dan niet verwonderlijk dat voor het bevolken van het Argentijnse binnenland circa 1775, een eeuw vóór de massa-emigratie aanbreekt, de Spaanse reiziger Concolorcorvo een ‘extraordinario servicio si pudiera conducir colonos de la Flandes y cantones catholicos’ aanbeveelt, een buitengewone dienst om er zo mogelijk kolonisten uit Vlaanderen en katholieke gewesten heen te voeren.Ga naar voetnoot17 In die koloniale kleurlingen- | |
[pagina 6]
| |
maatschappij heerst blijkbaar enige bewondering voor flamencos, herkenbaar aan hun grote gestalte, blanke huid en blonde haar, weliswaar verworven ten prijze van een streng koud klimaat. In Peru treft men Indianen aan, die ‘tan rubio y blanco como el Inglés o Flamenco’ zich uitgeven voor kinderen van de zonnegod.Ga naar voetnoot18 Voor de misprezen zwarten ziet Pedro Cubero Sebastián een oplossing in hun deportatie naar Flandes, waar ze door het klimaat en door rasvermenging blank zouden worden.Ga naar voetnoot19 Daar valt immers best te leven, want Juan Cárdenas, een Spanjaard, die te Mexico medecijnen studeerde, weet van ‘otras tierras muy más frias que lo es Flandes por tiempo de hivierno’, andere landen, nog kouder dan Vlaanderen in wintertijd.Ga naar voetnoot20 In dit ‘Flandes helado’ moet de zuivel dankzij de ijskoude wel een fijnere smaak bewaren. Zo wordt de queso de Flandes of Hollandse kaas een gegeerd proviand op de Spaanse en Portugese vloten naar overzee, samen overigens met tociño de Flandes, het Vlaamse spek. ‘Lekkerder dan Vlaamse boter’ smaken de gebraden grote mieren in Brazilië, die gouverneur Pedro de Almeida e Portugal op weg naar zijn standplaats als versnapering aangeboden krijgt.Ga naar voetnoot21 Men koestere zich echter niet teveel illusies over de vaste waarde van deze vleiende appreciaties, die vaak ook het tegendeel oproepen. Voor hun vele zeventiende-eeuwse tijdgenoten wordt o tempo dos framengos, in een omgekeerde zwarte legende, geassocieerd met brutale roof, vernieling en brandstichting tot in de eerste archieven toe. Reeds in de carta ânua, het jaarlijks rapport van 1626 aan zijn generaal zet de jezuïet Antônio Vieira de furor diabólico van de Hollanders bij de bezetting van Salvador da Bahia dik in de verf.Ga naar voetnoot22 Ze roven er goud en zilver, vernielen of verbranden wat ze niet kunnen wegslepen, hakken heiligenbeelden de handen en voeten af, doorsteken ze met messen en profaneren de kelken voor de cultus van Bacchus. Onuitwisbaar blijft hun valse wreedheid in de herinnering van vele kroniekschrijvers zoals de Luxemburgse jezuïet João Bettendorf, actief in Maranhão en Pará op het einde van de zeventiende eeuw.Ga naar voetnoot23 Lijken ze in Maranhão vreedzaam hun intrede te doen, onverhoeds overmeesteren ze de oude goedzakkige gouverneur, die bij zijn gevankelijke overbrengst naar Pernambuco onderweg bezwijkt. Ook een ooggetuige zoals de kroniekschrijver Manuel Callado schildert de Hollanders af als ‘feras setentrionais’, noordelijke roofdieren, en listige duivels, meesters in de manipulatie van de Indianen. Ze bederven deze met geschenken van hoeden en zwaarden om ze op te hitsen in de strijd tegen de Portugese meesters, terwijl ze met de verspreiding van hun calvinistische geloofsopvattingen voor langere tijd de katholieke missionering ondermijnen. Zelfs in de dagelijkse omgang zijn de flamengos erop gebrand te profiteren van de vriendelijke en naïeve Portugezen om ze bijvoorbeeld voor een ogenschijnlijke gulle uitnodiging in de herberg | |
[pagina 7]
| |
daar het gelag te laten betalen. Ze gelden in elk geval als onverbeterlijke drinkebroers. In het gedicht O Engenho está pejado spendeert de satiricus Gregório de Matos meerdere strofen aan de verheerlijking en bespotting van ene Balthezar Vanique.Ga naar voetnoot24 Als bahiano kijkt Matos ook neer op ‘Recife povoação mestiça / Que o Belga edificou, ímpio tirano’, Recife, een menggebroeisel van een dorp, gebouwd door de Belg, die goddeloze tiran. Dan toch wordt o tempo das guerras dos Hollandezes erkend als instrument van de Goddelijke Voorzienigheid, die met toorn en barmhartigheid zijn Portugees uitverkoren volk zoals weleer Israël beproeft en slaat maar ook zalft en verbetert. Onder het Hollandse juk leren de Portugezen niet alleen weerstaan aan het slechte voorbeeld van drankmisbruik, maar kweken ze ook de heldenmoed van een kleine David tegen een zo reuzachtige vijand. Zo verheerlijkt Bettendorf de jonge novice Ignacio de Azevedo als een van de vier Portugezen, die in Pernambuco een Hollands schip overvielen en zoveel vijanden doodden dat de resterende veertien bemanningsleden het rijkgeladen bevoorradingsschip moesten overgeven. Wanneer in Maranhão de nieuwe Hollandse commandant alle Portugese kolonisten trouw aan de republiek doet zweren, wordt de enige weigeraar toch op het nippertje van de galg gered door ‘de smeekbeden van de jezuïeten en de tranen van zijn vrouw’. Van die goddelijke grootmoedigheid door handen van de vijand profiteert ook de grote jezuïet Vieira, anders wel een bewonderaar van de Hollandse Compagniehandel en zelf betrokken in onderhandelingen in Den Haag in 1647.Ga naar voetnoot25 Een twintigtal jaren later op een zeetocht van Maranhão naar Lissabon stuurt de goede God bij een schipbreuk in een helse storm een Hollands schip om hem op te pikken en op de Azoren aan land te zetten. Bovendien duiken er bij de Hollanders ook berouwvolle overlopers op, die zoals in Maranhão de Portugezen helpen hun fort terug in te nemen. Op zijn minst verdient de uiteindelijke overwining in 1654 op een dergelijke prestigieuze vijand te worden verheerlijkt in de heropbouw van vernielde kerken en kloosters maar vooral met nieuwe monumenten zoals op het slagveld zelf op de Montes Guararapes bij Recife.Ga naar voetnoot26 Daar verrijst al in 1656 de kerk van Nossa Senhora dos Prazeres als ex-voto van de overwinnaar Francisco Barreto Menezes met een eerste uitbreiding in 1674 en nog een in 1756. Een bescheidener kapel, Nossa Senhora das Batalhas, herdenkt een treffen op 17 november 1636 te Santa Rita, nu bekend als Lucena in Paraíba. Te Trincheira in Pernambuco bewaart men de barranco, een aarden wal, en richt er later een obelisk op ter viering van de aftocht van de Hollanders op 24 april 1646 onder de slagen van de inwoners, vooral vrouwen gewapend met verhitte pannen. Aan die onverschrokkenheid danken wellicht vandaag nog de vrouwen van Paraíba een geduchte faam van Paraiba, mulher macha, sim Senhor, weerbare man-vrouwen. Nu is er nog een aantal Hollandse bouwwerken bewaard zoals op het eiland Itamaracá het Fort Orange, weliswaar herdoopt en gedeeltelijk herbouwd als Fortaleza de Santa Cruz. | |
[pagina 8]
| |
Bij die commemoratie horen schilderijen zoals nog in 1729 voor de kerk van Santos Cosme e Damião te Igarassú over de plundering van 1632, toen de roofzuchtige Hollanders zelfs de dakpannen niet spaarden, maar bij die klimpartij op het kerkdak verblind werden of dood neerstortten. In voornoemde kerk van Guararapes, in de Senado e Câmara, zowat de gemeenteraad te Olinda, en in de kerk van Nossa Senhora da Conceição dos Militares te Recife worden tussen 1701 en 1781 metersbrede panelen opgehangen met de uitbeelding van die twee slagvelden.Ga naar voetnoot27 Volgens het onderschrift was het met de hulp van Indiaanse krijgers en Henriques, zwarte soldaten, dat de Portugezen het kapiteinschap konden bevrijden van de ‘tirania dos barbaros hollandezes’. Daarbij versmaden ze echter niet de Hollandse strijdkrachten, hun tamboers en fluitspelers, en vermelden enkele grote aanvoerders bij naam, kwestie van de grootmoedigheid van de overwinnaar met de niet meer naamloze overwonnenen te benadrukken. Die overwinning op een zo prestigieuze vijand, die precies de moderniteit incarneert en nog in volle achttiende eeuw in geheel Europa en blijkbaar ook overzee de Hollandomanie verwekt, wordt overigens als eigen opgeëist door enkele families van de plaatselijke aristocratie.Ga naar voetnoot28 Meteen legitimeren deze nieuwe machthebbers hun zeggingskracht zowel tegenover het lagere volk in Pernambuco zelf als tegenover de Portugezen uit het moederland. Dat nativismo valoriseert bovendien Pernambuco tegenover de andere zuidelijke kapiteinschappen, die in volle opkomst dankzij de goldrush en vervolgens de koffieplantages de rijkdom van de suikerplanters overvleugelen. Na de onafhankelijkheid van Brazilië in 1822 zet zich de nostalgie naar dat Hollandse verleden door en neemt mythische proporties aan. Sommigen gaan zover zich op afstamming van Hollanders te beroemen, dankzij familienamen zoals de Holanda of Wanderley of blauwe ogen en blondere haren, al komen die ook in Portugal voor. Tot in de volle twintigste eeuw en zelfs in de armere gebieden van het binnenland, de agreste, zoekt een familie van regionale oligarchen zoals de Heráclio do Rêgo politieke munt te slaan uit hun vermeende Hollandse voorouders en daarbij nog uit de verkoop te Recife van kwaliteitsvolle melk herkomstig van hun Hollandse koeien.Ga naar voetnoot29 Die mystificatie bevordert echter ook een meer culturele opbloei zoals de zoektocht in Europese archieven naar documentos holandeses, die de nationale geschiedschrijving kunnen spijzen.Ga naar voetnoot30 Keizer Pedro II zelf laat zich meeslepen en tijdens een bezoek aan Nederland geeft hij de opdracht tot het kopiëren van de grote doeken van Albert Eckhout over Braziliaanse mensentypes. Daaraan spiegelt zich duidelijk een der eerste grote nationale schilders, Victor Meirelles (1832-1903) in het doek Primeira Missa no Brasil (1861), terwijl ook zijn latere Batalha dos Guararapes (1879) getuigt van fascinatie voor de schil- | |
[pagina 9]
| |
derkunst van de Hollandse Gouden Eeuw, in het bijzonder de portretten van Frans Hals.Ga naar voetnoot31 De inspiratie van de landschappen van Ruysdael of Jan van Goyen is dan weer duidelijk herkenbaar in het oeuvre van Jerônimo José Telles Júnior (1851 -1914). Met dit alles blijft de kijk op o tempo dos flamengos niettemin vrij dubbelzinnig. De verzuchting als zou Brazilië met een langer durende Hollandse kolonisatie er veel beter hebben voorgestaan dan nu het geval is, lokt ook de repliek uit dat het dan een groot Suriname zou zijn geworden. Ook in koloniaal Spaans-Amerika speelt de gewapende confrontatie met de Hollanders een rol in het ontstaan van een creools bewustzijn, zij het minder uitgesproken. Daar groeit een tweesnijdend gevoel zowel van vaak de kop van Jut te zijn voor de Spaanse zucht naar wereldheerschappij als van fierheid over eigen verweer en krijgsglorie. In de Spaanse taal levert de Tachtigjarige Oorlog of las guerras de Flandes uitdrukkingen op zoals poner una pica en Flandes, iets verkrijgen met moeite, of nog saltar por las picas de Flandes, alle moeilijke hindernissen nemen. De Spaanse komedies van Lope de Vega tot het anonieme El negro valiente en Flandes verspreiden die krijgsroem in Spaans-Amerika, des te meer dat heel wat militairen voor hun overkomst een diensttijd in de Nederlanden achter de rug hebben of eventueel daarheen vertrekken.Ga naar voetnoot32 Fier kent de mesties Inca Garcilaso de la Vega zich een oom toe, Alonso de Vargas, die ooit Filips II naar Vlaanderen begeleidde. In 1581 ontscheept in Chili een troep versterking van zeshonderd veteranen uit Flandes. In de straten van Potosi stallen Spaanse militairen ‘braveza y arrogancia’ uit, arrogantie en strijdlust opgedaan in ‘Flandes, donde los rebeldes lloraron su valor’, waar hun moed de rebellen tranen deed storten.Ga naar voetnoot33 Chili wordt in de kroniek van Diego de Rosales vanwege het hardnekkig Indiaans verzet tegen de Spanjaarden verheven tot een Flandes indiano, dat overigens tegen de aanvallen van Hollandse piraten met een hele reeks forten wordt uitgerust.Ga naar voetnoot34 Het inspireert allerlei literair werk zoals de tweespraak van Melchor Jufré del Aguila. Reeds de Peruaanse augustijn Antonio de la Calancha verzucht in de kroniek van zijn orde ‘Oh, lo que han trabajado nuestros españoles en aquel Flandes segundo!’, welke moeite heeft het onze Spanjaarden gekost in dit tweede Vlaanderen.Ga naar voetnoot35 Niet altijd echter staan Flandes of flamengo duidelijk voor vriend of vijand en de betekenis kan erg vaag worden. Estar en Flandes banaliseert zich in de komedies van de in Mexico geboren Juan Ruiz de Alarcón en van Pedro Calderón de la Barca tot zomaar ergens ver weg zijn.Ga naar voetnoot36 Zeker in de nieuwe tijd, en vaak nu nog, schuilt onder het begrip Flandes in het Spaans of Flandres in het Portugees het geheel van de Lage Landen met inbegrip van Holland en andere noordelijke provincies, maar ook nog Noord-Frankrijk van Kamerijk tot Duinkerken of zelfs een deel van het Rijnland. Zowel olandés als | |
[pagina 10]
| |
belga worden er mee vereenzelvigd. Flamenco wordt dan weer synoniem voor een gemeen zigeunerachtig type en meteen ook voor een Andalusische zang- en dansvorm. Het naamwoord kan nog een vogel aanwijzen, zoals reeds circa 1500 op de West-Afrikaanse kusten de Portugees Duarte Pacheco Barbosa het gebruikt in zijn ontdekkingskroniek.Ga naar voetnoot37 Zo is te Rio de Janeiro de Praia do Flamengo, waaraan ook de beroemde volkse voetbalclub zijn naam dankt, even goed te relateren aan de aanwezigheid op dat strand van de guará, een felrode steltloper, als aan de ontscheping van Hollandse zeelieden in de baai van Guanabara. Folha-de-Flandres is dan weer niet meer dan metalen blik en dankt zijn naam aan het gegeerd latoen, waaruit bekkens sinds de vijftiende eeuw in Portugal en overzee uit Flandres werden ingevoerd. Voor vele Brazilianen bestempelt o tempo dos flamengos niet zozeer een prestigieuze periode van grote bouwwerken in een achterlijk Portugees-Brazilië, maar eerder een ongewoon archeologisch overblijfsel uit o tempo da onça of de aartsvaderlijke tijd, toen de tijgerkatten wild rondliepen en iedereen schrik aanjoegen. | |
Een oceaan zonder muren of grenzenOndermijnen zovele tegenstrijdige referenties, begripsverwarringen of verschuivingen rond Flandes of Holanda een stevig gefundeerd beeld van de Nederlanden in koloniaal Amerika, dan verwijzen ze eerder naar de grote verscheidenheid en continuïteit in hun relaties met dat continent. Wel is er een beslissend keerpunt herkenbaar vanaf het einde van de zestiende eeuw met de afsluiting van de Schelde, de embargo's op Hollandse schepen in de Iberische havens en de strengere controle op vreemdelingen in de overzeese gebieden. Desondanks slagen honderden Hollandse en Zeeuwse schepen erin bij Punta Araya op de kusten van Venezuela zout te laden of in de Amazone-monding binnen te dringen voor ruilhandel met de Indianen, terwijl zich naar Engels en Frans voorbeeld ook een Hollandse en vooral Zeeuwse piraterij inburgert met als koplopers de gevreesde pichelingües uit Vlissingen.Ga naar voetnoot38 De vijandelijkheden ontplooien zich verder met het opdagen van kleine Hollandse vloten onder Olivier van Noort, Paulus van Caerden, Joris van Spilbergen en Jacob L'Hermite in de baaien van Salvador, Rio de Janeiro en Santos, in de monding van La Plata, op de kusten van Chili en vóór Callao, de voorhaven van Lima. Ze bereiken een dramatische piek met de oprichting van de West-Indische Compagnie in 1621 en de opeenvolgende aanvallen op Salvador in 1624, op de Spaanse zilvervloot bij het Cubaanse Matanzas in 1628 en op Pernambuco in 1630. De Hollandse bezetting van Noordoost-Brazilië gedurende een kwarteeuw wordt een uniek gebeuren in de globale context van de Iberische koloniale overheersing van Amerika en moet wel diepe sporen nalaten onder de plaatselijke bevolking. Zo verbreekt de Tachtigjarige Oorlog de haast ideale complementariteit tussen de Iberi- | |
[pagina 11]
| |
sche wereld en de Lage Landen en beëindigt een samenwerking, die sinds de late middeleeuwen behoorlijk functioneerde. Een sterk persoonlijk onbegrip tussen Filips II en Willem de Zwijger speelt de overheersing van de wereldzeeën heel snel in handen van de Engelse en Franse grootmachten. Nochtans verwekt deze langdurige bloedige confrontatie geen volledige afgrendeling en blijvende breuk in de onderlinge relaties. Deze hernemen na de vrede van Munster in 1648.Ga naar voetnoot39 Bij hun verdrijving uit Brazilië blijven er Hollanders achter en komen anderen daar terug, vooral na het vredesverdrag met Portugal in 1661. Zo vermeldt de reeds geciteerde Bettendorf te Pará een dokter Francisco Potfliz, blijkbaar Potvlies, en een koopman Jacob Egres. Schepen van de voc leggen meer dan eens noodgedwongen aan in Braziliaanse havens, op zijn minst 25 in de periode 1667-1707, ietwat later gevolgd door schepen van de Oostendse Compagnie.Ga naar voetnoot40 Anderzijds zijn er frequente contacten door inzijpeling vanuit Suriname en de volumineuze smokkel met Venezuela en andere Spaanse bezittingen in de Caribische Zee vanuit de Hollandse Antillen, maar ook in de La Plata-monding en vooral met Brazilië via de Hollandse posten in West-Afrika.Ga naar voetnoot41 Kon de staat van oorlog reeds voordien een bloeiende handel op de vijand niet beletten, tijdens de hele zeventiende eeuw blijven talrijke Vlaamse en zelfs Hollandse kooplieden handel drijven met de havens in Amerika vanuit hun thuisbasis te Lissabon, Porto, Sevilla en Cádiz, waar hun naties, broederschappen en consulaten prestige uitstralen.Ga naar voetnoot42 Soms schepen ze zelf daarheen in, vooral de jongeren voor het innen van uitstaande schulden of als leurders met een lading koopwaren. De gelukkigsten zijn in het bezit van een carta de naturaleza, een naturalisatiebrief, of krijgen een licencia, een bijzondere toelating, als gunst of tegen betaling. Sommige families zoals Sirman, Clut, de Neve, Corbet, van der Bequen, Maelcamp reizen zelfs meerdere malen op en neer, onderscheiden zich te Mexico als cargadores, geziene kooplieden, die zilver mogen laden, en burgeren zich in aan weerszijden van de Atlantische Oceaan. Zo telt de familie de Neve de priester don Justino de Neve, stichter van het Sevillaans Hospital de Venerables Sacerdotes, die zich in 1665 laat portretteren door Murillo (National Gallery, Londen), en don José de Neve y Romero, lid van de creoolse elite te Mexico in 1777 en bestuurder van het kerkhof van het Hospital real de naturales.Ga naar voetnoot43 Te Lima laat de zoon van Roberto Corbet zich opnemen in de militaire orde van Santiago.Ga naar voetnoot44 Te Caracas verwerft de schilder-officier José Peregrino Malcampo (1808-1870) aanzien met zijn | |
[pagina 12]
| |
portretten van Simón Bolivar maar ook als de schepper van de Virgen de Valbanera. Ook vanuit de Canarische eilanden vertakken Vlaams-Spaanse families zich naar Venezuela en Nueva Granada zoals de Brugse Bendoval of Vande Walle's en Blanco's of de Witte en de Antwerpse Van Quesel of Van Kessel, Van Gemert of Bangüemert en de Leygraeve's. Minder goed vergaat het ondertussen de Vlaamse ambachtslieden, waarvan een vrij talrijke kolonie in de mijnsteden van Nieuw-Spanje circa 1600 wordt uitgedund in veroordelingen door de Inquisitie te Mexico.Ga naar voetnoot45 Ook te Lima lijken de zilversmeden, die er met Juan de Bruselas, Elvin de Amberes, Pedro Rudolf de Dunkerque zowat het heft van dat kunstambacht in handen hielden, het veld te ruimen voor plaatselijke vaklieden, mestizos en indios, die hun eigen oude technieken verzoenen met de nieuwe.Ga naar voetnoot46 Uit hun handen komt een schotel, die in het bezit raakt van gouverneur Johan Maurits van Nassau - en later in de lutherse kerk te Siegen -, wellicht als betaling voor zijn slavenhandel. Toch slagen nog altijd gegadigden erin als bemanningslid of klandestien onder een valse naam in te schepen en bij aankomst te Vera Cruz, Cartagena of Buenos Aires te deserteren en hun weg te gaan. In 1625 verontrust zich de inquisiteur Mañozca van het tribunaal te Lima dat vijftien Hollandse zeelieden te Pisco de vloot van Jacques L'hermite zijn ontvlucht en te Quito worden opgevangen door de voorzitter en rechters van de Audiencia, die ‘con una piedad impía’, met goddeloze barmhartigheid weigeren hen in een klooster te laten opsluiten.Ga naar voetnoot47 Onder de nieuwkomers bevinden zich enkele schilders, al komen er relatief weinig kunstenaars van Europese herkomst en gedegen klassieke vorming zich overzee vestigen. Voor Mexico zijn, naast Simon Pereyns en Diego Borggraf, van wie ook enig werk bewaard is, slechts enkele namen bekend zoals de beeldhouwer Adriaan Suster en de schilders Melchior de Molina en Juan de Cuébar.Ga naar voetnoot48 Molina komt na een bezoek vanuit Spanje aan Vlaanderen in 1584 te Vera Cruz aan met een kas schilderijen, maar stelt de inquisiteurs gerust dat hij daar nooit met ketters omging.Ga naar voetnoot49 De Antwerpenaar Samuel Stradanus zou op bestelling van de aartsbischop van Mexico circa 1613-1622 de eerste kopergravure snijden voor de cultus van de Virgen de Guadalupe, voorgesteld meer als een Rubensiaanse ‘buxom Antwerp housewive’ dan als de tengere Indiaanse maagd op de oudst bekende schilderij.Ga naar voetnoot50 Zuidelijker in de Rio de la Plata te Córdoba duikt circa 1600 een Vlaamse schilder op, Rodrigo de Sas, die vervolgens zijn werkzaamheden ver- | |
[pagina 13]
| |
legt naar Tucumán en uiteindelijk tussen 1621 en 1623 naar Potosí.Ga naar voetnoot51 Waarschijnlijk is hij de ‘artífice flamenco’, die daar samen met een Duitser de straatversiering opbouwt voor de grote feestelijkheden in 1624 ter gelegenheid van de canonisatie van Ignatius van Loyola.Ga naar voetnoot52 Naar Antwerps voorbeeld zijn er in de met bomen beplante en met bloemenslingers versierde straten vele theaters te zien met de Vier Elementen, de Vier Continenten, de Twaalf Sibylles, de grote watergoden en natuurlijk de Cerro Rico de Potosí, de rijke zilverberg zelf. De bron Flamencos laten ze reukwater spuiten. Voor Peru kent men nog Virén Nury en vooral de jezuïet Diego de la Puente, alias Jacob vanden Broecke uit Mechelen.Ga naar voetnoot53 Omtrent de activiteit van een andere jezuïet Inácio Lagott, alias Remade Le Gott uit Marche-en-Famenne, bestaan vermoedens over werk in de jezuïetenkerk van Salvador circa 1630.Ga naar voetnoot54 Heel weinig is bekend over een schilder in de benedictijnerabdij van Rio de Janeiro, frei Ricardo do Pilar, vermeld in de kloosterkroniek als geboortig uit ‘Colônia nos estados de Flandres’, een verwarring, die wellicht te maken had met zijn vorming in Antwerpse ateliers.Ga naar voetnoot55 Van een ander kaliber is het Braziliaans werk van Albert Eckhout en Frans Post, die hun werken uitsluitend bestemmen voor gouverneur Johan Maurits of opdrachtgevers in Europa en pas realiseren of afwerken eenmaal terug in de Verenigde Provincies.Ga naar voetnoot56 Meteen mag hier worden aangestipt dat in tegenstelling tot de overvloed aan Vlaams schilderwerk in de Iberische wereld er daar in diezelfde periode geen spoor is van doeken van Hollandse meesters. Anderzijds verlieze men niet uit het oog dat andere Europese schilders Vlaamse invloeden kunnen verspreiden. Daar waar de Italiaanse jezuïet Bernardo Bitti, werkzaam in Peru vanaf 1575, voor kunsthistorici zoals Martin Soria, José de Mesa en Teresa Gisbert doorgaat voor een volslagen Italiaans maniërist en tegenhanger van de Vlaamse invloed, ziet Damián Bayón zijn ‘raphaélisme’ als ‘tempéré par une certaine saveur flamande et archaïsante’ met mogelijke invloeden van Van Orley.Ga naar voetnoot57 De Deen Juan Bautista Daniel, die circa 1610-1615 te Córdoba voor de jezuïeten schildert, zou zijn eerste vorming aan Antwerpse ateliers danken. Italiaans en Vlaams maniërisme vermengen zich duidelijk bij Mexicaanse schilders van Spaanse herkomst zoals de miniaturist Luis de Lagarto en de schilders Alonso López de Herrera en Baltasar de Echave Ibía.Ga naar voetnoot58 Hoewel het koninlijk verbod op inscheping naar Amerika ook van kracht is voor religeuzen van vreemde herkomst, slagen enkele ordes en vooral de jezuïeten erin af en toe toelating te krijgen voor een kleine karavaan paters en broeders uit de provincias gallo-belgica en flandro-belgica. Het best bekend zijn diegenen die zoals de koopliedenzoon | |
[pagina 14]
| |
Justo Van Suerck aan de slag gaan in de reducties van Paraguay.Ga naar voetnoot59 Enkelen, Luis de la Cruz, Luis Berger en Felipe Lemer wagen er zich ook aan artistieke creaties. Er trekken echter ook meerdere Vlaamse of Waalse jezuïeten naar de missies in het Noordwesten van Mexico, in Chili, in Hoog-Peru en in Amazonië. Actief betrokken in de conflicten met de Portugese kolonisten in Maranhão en Pará omtrent de inzet van Indianen als slaven zijn de Luxemburgers Gaspar Misch en de bovenvernoemde João Bettendorf (1627-1698). Deze laatste vermeldt in zijn kroniek nog een flamengo coadjutor Balthazar de Campos en de Holllander Ricardo Caxeu. Terloops stipt hij aan dat er zich voor de missies alleszins meer kandidaten aanbieden dan de oversten lief is.Ga naar voetnoot60 Bij vertrek maakt de Vlaamse provinciaal hem een zure opmerking dat hij die enthousiaste jongelingen liever ziet in de missie in Holland, zoals ook Jan Ackerboom bij zijn opleiding meekrijgt dat ‘de stad Antwerpen en het omliggende platteland voor jou Indië is, en werk er tot uitputting’.Ga naar voetnoot61 Nog andere Hollanders raken via hun intrede in het Zuid-Nederlandse noviciaat in de Amerikaanse missies.Ga naar voetnoot62 Als uitgesproken non-conformist en dwarsligger geldt Jacob Roelandsz (º 1663 Amsterdam-† São Tomé). Deze enige zoon van een predikant uit de omgeving van 's-Hertogenbosch wordt in geestdrift gebracht door katholieke vrienden en lectuur, en vlucht in 1654 naar Antwerpen, waar hij na een mislukte poging bij de kapucijnen door de jezuïeten wordt aanvaard.Ga naar voetnoot63 Via Amsterdam en Lissabon belandt hij begin 1664 in Bahia en is er samen met de Vlaming Jacob Cocle werkzaam in een nederzetting van Tapuias, voor hun wildheid geduchte Indianen. Uit die ervaringen neemt hij het in een Apologia pro Paulistis op voor de kolonisten van São Paulo, die precies omwille van hun jacht op Indiaanse slaven en vrouwen in conflict komen met de jezuïetenoversten. Vanwege zijn heterodoxe zienswijze wordt Rolando naar het eiland São Tomé verbannen. Zijn correspondentie met patria wordt circa 1673 bemiddeld door de Hollandse koopman Simon Granaet te Lissabon. De ijver voor ‘Vlaanderen's grootste zonen’ doet vaak uit het oog verliezen dat ook geboren Spanjaarden of Portugezen nog een rol spelen in die missionering en daarbij soms nillens willens contact krijgen met de Nederlanden. Zo valt de jezuïet Fernão Cardim, actief in Brazilië, in 1601 in Engelse handen, terwijl zijn manuscript met een bijzonder goede beschrijving van dat land in de collectie van Samuel Purchase terechtkomt.Ga naar voetnoot64 Wat later in 1624 te Salvador wordt er een achttal jezuïeten door de Hollanders gevangen naar Amsterdam overgebracht, opgesloten in het Rasphuis en daar in een | |
[pagina 15]
| |
Steyger-Praetjen met gravure te kijk gezet.Ga naar voetnoot65 In beide gevallen verloopt dan de vrijkoping via bemiddeling van de Antwerpse ordebroeders en hun Hollandse vrienden. Een ongewone figuur is zeker Manuel de Morais, die eerst in Brazilië met zijn Indiaanse parochianen de Hollandse invallers bestrijdt, maar eenmaal gevangen en naar Holland overgebracht daar calvinist wordt en er tot tweemaal toe een Hollandse huwt. Zijn manuscript over de geschiedenis van Brazilië is zoekgeraakt.Ga naar voetnoot66 Terug in Brazilië wordt hij nu door de Portugezen gevat en belandt zo in handen van de Inquisitie. Hoger werd reeds verwezen naar de niet minder actieve Portugese jezuïet Antônio Vieira, die tussen missiewerk in Brazilië en zijn invloedrijke sermoenen enige tijd in Den Haag verblijft. Uit een heel ander hout gesneden lijkt de in Peru geboren jezuïet Juan Perlín, die na te Lima, Cuzco en Quito gedoceerd te hebben naar Keulen overkomt maar in 1638 te Duinkerken overlijdt. Naast de jezuïeten functioneren ook minder bestudeerde connecties van ordes zoals de augustijnen, dominicanen, franciscanen en karmelieten. De kapucijnen betrekken haast voortdurend Brazilië in hun pogingen om Afrikaanse missieposten te ontwikkelen.Ga naar voetnoot67 Verder zijn er nog seculiere geestelijken zoals Marcos Lucius, vicaris te Lima, die te Brugge in de Potterie een stichting nalaat. Ook hier spelen weer niet-Nederlanders mee, die vóór of na hun verblijf in koloniaal Amerika de Nederlanden aandoen en er contacten onderhouden. Zo is de Spanjaard Juan de Palafox y Mendoza (1600-1659) voor zijn benoeming tot bisschop van de Mexicaanse diocees Puebla op reis in West-Europa en zijn observatie van de politieke situatie in de Nederlanden in 1630 beïnvloedt later zijn denkwerk en houding in Mexico.Ga naar voetnoot68 Als onvoorwaardelijk pleitbezorger van de ene grote Spaanse katholieke monarchie vraagt hij daarbinnen toch beter bestuur, meer zeggingskracht voor de plaatselijke elites, aristocraten en creolen, goede vorming voor de seculiere parochiegeestelijkheid en daadwerkelijke aanwezigheid van de bisschoppen. Met een dergelijke zienswijze komt hij in Nieuw-Spanje, waar hij korte tijd als vice-koning fungeert, in conflict zowel met de bedelorden als met de jezuïeten. Wellicht niet toevallig wordt zijn portret voor de kathedraal van Puebla geschilderd door Diego Borggraf. Zijn relaties in de Spaanse Nederlanden en de invloed opgedaan in het milieu van de jansenisten verdienen nader onderzoek. Naast die religieuzen doen ook vele Spaanse en Portugese militairen of koninklijke ambtenaren ervaring op in de Lage Landen vooraleer ze de oceaan oversteken. Sommigen snoeven met krijgservaring tegen de Hollandse rebellen, terwijl anderen verdacht staan van ketterse besmetting. Zo krijgt don Luis Briseño de Anaya, gouverneur van Veragua, last met de Inquisitie vanwege lofwoorden over het luthers geloof in Flan- | |
[pagina 16]
| |
des, waar hij verbleef en was gehuwd.Ga naar voetnoot69 Sommige nieuw-christenen pochen dat ze ooit in de Nederlanden nauwgezetter de wet van Mozes konden opvolgen.Ga naar voetnoot70 Die ophemeling van de religieuze vrijheid komt hen echter duur te staan in de grote processen van de Inquisitie te Mexico en Lima of tijdens haar visitaties in Bahia en Pernambuco. Daaropvolgend worden ze in Brazilië verdacht van spionage en van infiltratie als een vijfde colonne, die de Hollandse inval voorbereidt. Ze circuleren alleszins meer dan andere kooplieden zowel tussen de continenten als tussen Noord en Zuid. Op hun route figureert nog Antwerpen omwille van zowel haar geografische ligging en edelstenenhandel als gedoogbeleid voor klandestiene joden.Ga naar voetnoot71 | |
Beelden en boeken gaan scheep bij de vleetIetwat vlotter dan het personenverkeer verloopt de import van Zuid-Nederlandse beelden en boeken, die evenzeer als textiel en metaalwaren in koloniaal Amerika een aanzienlijke afzetmarkt ontwikkelen en lange tijd behouden. Kan de censuur zeker als spelbreker fungeren, ze mist vaak nauwgezette doelmatigheid naarmate de vraag voor kunst aanzwelt niet alleen vanwege de vele kerken en kloosters maar ook voor openbare feestelijkheden zoals inhuldigingen van vice-koningen en nog voor de opsiering van de betere particuliere residenties. Mexico, na de vernielingen van de Indiaanse tempels, staat als hoofdstad van Nieuw-Spanje permanent in de steigers en groeit snel tot een der grootste steden van het Spaanse rijk.Ga naar voetnoot72 In Peru ziet de koloniale rivaal, Lima het aantal inwoners verdubbelen van 25.000 in 1614 tot 40.000 in 1640, waaronder allicht een tiende religieuzen in een veertigtal kerken en kloosters.Ga naar voetnoot73 Ook middelgrote steden met een tiental duizend inwoners zoas Puebla, Quito, Recife-Olinda of Salvador tellen meerdere kerken en kloosters. Buiten de grotere steden ontstaan allerlei bedevaartsoorden en kalvariebergen zoals de Contra-Reformatie deze ook in de katholieke contreien van Europa inplant.Ga naar voetnoot74 Ze vertonen gelijkenissen met de religieuze totaalmonumenten in de Spaanse Nederlanden zoals het Mariaal bedevaartsoord te Scherpenheuvel, de karmelietenwoestijn van Marlagne (1619) bij Namen van de Spaanse fray Tomé de Jesús of later de beeldentuin naast de Antwerpse Sint-Pauluskerk. Reële beïnvloeding uit de Nederlanden is best mogelijk in het bedevaartsoord van Copacabana bij het Titicacameer of later in de tweede helft van de achttiende eeuw in de kalvarieberg met kerk, | |
[pagina 17]
| |
bijbelse profeten en kruiswegkapellen te Congonhas do Campo in het goudrijke Minas Gerais.Ga naar voetnoot75 Inspiratie voor het architecturaal concept bieden blijkbaar de gravures over Jerusalem en andere christelijke bouwwerken zoals de stadszichten van Georges Braun en Frans Hogenberg of zelfs het pelgrimsrelaas van de Delftse priester Christiaan van Adrichem.Ga naar voetnoot76 Geïllustreerde boeken over architectuur zoals het werk van Vredeman de Vries steken in de bibliotheken van de jezuïeten en oriënteren de bouwplannen in de reducties van Paraguay en van Moxos en Chiquitos in Bolivië.Ga naar voetnoot77 Deze reusachtige nieuwbouw biedt meteen een gemakkelijke markt voor beelden en schilderijen, die in verbluffende hoeveelheden zowel te Sevilla als in de Zuidelijke Nederlanden worden geproduceerd. Alleen de export tijdens de tweede helft van de zeventiende eeuw wordt op 24.000 doeken geraamd en een groot deel daarvan komt uit Antwerpen.Ga naar voetnoot78 Overigens worden reeds vanaf het prille begin van de evangelisatie van Amerika verrassend veel Vlaamse beelden en schilderijen verscheept.Ga naar voetnoot79 Een deel daarvan is ter plekke in Sevilla of Cádiz gemaakt door Vlaamse kunstenaars zoals Roque de Balduque, van wie te Lima twee madonna's, de Virgen de la Asunción in de kathedraal en de Virgen del Rosario in het dominikanerklooster grote volkse verering opwekken. Andere beelden of vooral doeken worden in Vlaanderen zelf gekocht of besteld, en meerdere Vlaamse kooplieden te Sevilla en ook te Lissabon doen occasioneel aan kunsthandel hetzij als dienstverlening aan de kroon of aan religieuzen, hetzij als dekmantel voor minder fraaie handelspraktijken of ook uit persoonlijke liefhebberij. In de loop van de zeventiende eeuw raakt die kunsthandel dan toch in handen van gespecialiseerde kooplieden zoals de firma Forchoudt. Gold fray Pedro de Gante als de pionier in de catechese met beelden, dan begon de kerkelijke overheid zich reeds vanaf de eerste provinciale concilies in Mexico en nog vóór de Tridentijnse voorschriften grote zorgen te maken over het gevaar van verkeerde uitbeelding van religieuze thema's bij de Indianen. Vooral de Inquisitie heeft het daar vanaf 1575 gezien op ‘lienzos o pinturas de Flandes’ in wat Serge Gruzinski als een | |
[pagina 18]
| |
‘guerre des images’ bestempelt.Ga naar voetnoot80 Zo licht de commissaris in 1586 uit een vracht te Vera Cruz vier doeken a lo humano, die Jacob, Jozef en Daniel voorstellen in ongewoon volkse kledij en een retabel over de Verzoeking van Christus, die te dicht benaderd door een onbehoorlijk gekleed meisje wordt uitgebeeld. Kort tevoren beoordeelt hij een aantal Lievevrouwebeelden, meegebracht door Melchor de Molina, als ‘de mala mano y muy poca devoción’, slecht gemaakt en met weinig eerbied, terwijl een Christus aan de zuil gebonden hem ronduit belachelijk voorkomt. Een Ecce Homo- prent weerhoudt hij al in 1580 vanwege tekst op de achterkant ‘la relación de todo lo sucedido en Flandes, en lengua extranjera’, het verhaal van alles wat in Vlaanderen gebeurd is, dan nog gesteld in een vreemde taal. Het is wel de vraag of de inquisitie ook in de zeventiende eeuw zo waakzaam en korzelig blijft. Onder de meeste Antwerpse kunsthistorici en historici is het bon ton om ietwat misprijzend neer te zien op die export naar het Zuiden als secundair minderwaardig werk. In de regel lijkt dat inderdaad het geval voor wat vandaag nog bewaard is in de Latijns-Amerikaanse musea, kerkschatten en privé-colecties, alhoewel daar toch enkele betere doeken van onder meer Maarten de Vos opduiken.Ga naar voetnoot81 Anderzijds vergete men niet dat heel wat werk vernield werd door Engelse en Hollandse piraten en later al sinds de uitdrijving van de jezuïeten betere doeken in handen kwamen van Amerikaanse of Europese verzamelaars. Opvallend is dan wel de omvang van collecties in het bezit van kooplieden. Deze van Fernando Díaz de Estremós te Cartagena de Indias telt in 1620 twintig ‘lienzos de pintura de boscaje de Flandes’, Vlaamse landschappen.Ga naar voetnoot82 Te Lima bezit een andere nieuw-christen, de slavenhandelaar Manuel Bautista Pérez zelfs 125 schilderijen naast 135 boeken, waaronder heel wat van Vlaamse oorsprong.Ga naar voetnoot83 Daar ook bezit de Sevillaanse bankier Juan de la Cueva blijkens zijn inventaris uit 1635 wel bij de honderd schilderijen, waaronder naast devotiewerken ook meer kalenderthema's, landschappen en gravures, die gezien de waarde van zijn overig bezit aan kostbare meubels, bedden met zijdebehang, Chinees porselein en juwelen niet per se kladwerk waren.Ga naar voetnoot84 In elk geval betrof de uitvoer naar Portugal, Spanje en de Atlantische eilanden tijdens de zestiende eeuw werk van betere kwaliteit, dat daar eeuwenlang gewaardeerd blijft.Ga naar voetnoot85 Nog op het einde van de zeventiende eeuw getuigt de collectie van 228 doeken en prenten van de Vlaamse koopman te Sevilla Nicolas Omazur van meer dan goede smaak met werk van Maarten de Vos, Jan Breugel I, Rubens, Adriaan Brouwer naast 31 doeken van Bartolomé Murillo.Ga naar voetnoot86 | |
[pagina 19]
| |
Een kunstvolle import-substitutie.Een ietwat hooghartig eurocentrisme doet deze Vlaamse specialisten uit het oog verliezen dat ook het minderwaardig werk zich ontpopt als een stimulans en rijke bron van inspiratie voor de plaatselijke kunstenaars. Reeds Bartolomé de las Casas meende dat de Indianen even goed konden schilderen als de beste Vlaamse schilders en lange tijd beschouwde men de auteur van de voortreffelijke frescos van Tecamachalco, Juan Gersón als een Vlaams schilder, terwijl nu vaststaat dat hij een Indiaan was.Ga naar voetnoot87 Andere kunsthistorici in Spanje en vooral in Mexico, Bolivië, Peru en Argentinië hebben de laatste jaren de originaliteit van dit creools en vooral gemestisseerd kunstbedrijf in het licht gesteld.Ga naar voetnoot88 Zo bieden thema's uit de Rubensiaanse iconografie rond de verheerlijking van de Eucharistie, verre van slaafse navolging, eerder een welkom voorwendsel om in de stoet de eigen curacas of Inca-hoofden indringend op het voorplan te brengen en te rehabiliteren met eigen gelaat en kledij.Ga naar voetnoot89 Dat durft overigens de Vlaming Diego de la Puente, waar hij in een Aanbidding van de drie koningen te Juli de traditionele figuur van de Aziatische heerser vervangt door een Indiaanse. Die afstammelingen van de inca's krijgen zelfs staatsieportretten naar het model van wat Antonio Moro realiseerde aan het Portugese en Spaanse hof. Reeds vice-koning Francisco de Toledo liet in 1572 voor Filips II doeken schilderen over de genealogie van de inca's, die ‘se podrían mandar hacer más en forma en Flandes en alguna tapicería que con más perpetuidad quedase la verdad que en ellos va’, een meer blijvende en waarachtigere vorm moesten krijgen in een tapisserie in Vlaanderen. Dat dit project daar ook uitgevoerd werd is niet onmogelijk, vermits een ander wandtapijt teruggevonden is over de ontmoeting van Moctezuma met Cortés. Sommige schilders zoals de Mexicanen Juan Correa en Cristóbal de Villalpando, Diego Quispe Tito en de school van Cuzco, Melchor Pérez Holguín en die van Potosí, Miguel de Santiago te Quito of Gregório Vasquez de Arce y Ceballos te Bogotá ontwikkelen zowel een sterk professionalisme als een eigen expressieve kracht.Ga naar voetnoot90 Blijkbaar gefascineerd door het pittoreske en het anecdotische in de Vlaamse landschappen maken ze zich dit thema eigen tot het parodische toe zoals de winterijspret op schaatsen | |
[pagina 20]
| |
op de kasteelvijvers voor de Casa del Deán te Puebla of de Noordzeehavens in de reeks schilderijen over de dierenriem van Diego Quispe Tito voor de kathedraal van Cuzco.Ga naar voetnoot91 Ook de Breugheliaanse hellezichten en verzoekingen van sint-Antonius jagen hun fantasie op hol zoals nog op het einde van de achttiende eeuw bij Tadeo Escalante in de kerk van Huari. Tegelijkertijd ontwikkelen ze het Vlaamse genre-tafereel tot de bijzonder creatieve en bloeiende school van de Mexicaanse pintura de castas.Ga naar voetnoot92 Daarin lichten meerdere anonieme schilders en vooral José de Ibarra, José de Páez, Miguel Cabrera, José Joaquín Magón de hele koloniale maatschappij door in haar grote verscheidenheid van rasvermengingen en beroepen, sociale rangen en gebruiken. Hun werk kan best de vergelijking doorstaan met de modellen in de Nederlanden van Pieter Aertsens of Pieter de Hooch tot Abraham Bosse en Jan Luyken in Het menselijk bedrijf. Het stroomt bovendien verder door in het negentiende-eeuwse costumbrismo en in de stillevens van Agustín Arrieta of nog later in het muralismo van Diego Rivera.Ga naar voetnoot93 Die snelle ontwikkeling van plaatselijke schildersambachten en -scholen, vooral dan in Mexico en Peru, vormt, evenzeer als de simultane heropbloei van de inlandse pottenbakkerij, weef-, zilversmids-, meubel- en bouwkunst, een vroegtijdige importsubstitutie in een koloniale maatschappij. Zo vervangt de piedra de Huamanga het Mechels albast. Dit merkwaardig en sterk fenomeen is door de eerste tenoren van de dependentie- of centrum-periferietheorie toch helemaal over het hoofd gezien. Eigen productie dringt er zich op vanwege de grote afstand van de Europese ateliers, de breekbaarheid, de beschadiging onderweg en zeker de hogere prijzen, maar wordt blijkbaar ook gestuurd door een bevrijdende heropleving van de eigen verbeelding. Precies daarin heeft zelfs die minderwaardige Vlaamse kunst een helpende hand. De overvloed aan prenten en de tekenpraktijk van de Europese kolonisten zelf sporen de mesties Felipe Guaman Poma de Ayala om zijn scherpe kritiek op de kolonisatie in Nueva corónica i buen gobierno met honderden veelzeggende tekeningen te verluchten, waarbij Vlaamse hellezichten en andere hekelprenten hem in het hoofd spelen.Ga naar voetnoot94 Onschuldiger en speelser komen de vernieuwende bewerkingen aan bod in de meer decoratieve frescoschilderkunst zoals de paradijselijke fantasie van vogels, vruchten en bloemenslingers op de muren van de Sacramentskapel in de jezuïetenkerk te Arequipa of de vele ruikers met vogels in het kloosterpand van Santa Catalina, een soort begijnhof, in diezelfde stad, of nog naïever in de schamele kerken van vele Boliviaanse dorpen zoals Curahuara de Carangas, Rosapata of Copacabana de Andamarca.Ga naar voetnoot95 Ook in de aanmaak van glazuurtegels nemen de plaatselijke tegelbakkers meer vrijheid voor de | |
[pagina 21]
| |
uitbeelding van kariatiden, monsters, florale motieven of heiligenbeelden zoals te Lima rondom de kloostertuin van Santo Domingo of in de sacristie van de jezuïetenkerk San Pedro. Erkent men daarin de sterke invloed van de ateliers uit Sevilla, die inderdaad de eerste ambachtslieden sturen, dan is ook de invloed van de Antwerpse faience merkbaar. Enkele meesters van de Italo-Antwerpse majolica zijn overigens enige tijd werkzaam te Lissabon en te Sevilla en zo maakt hun Floris-stijl, zelf sterk door Italië geïnspireerd, al een ommetje via de Spaanse of Portugese plateresco vooraleer zich met de plaatselijke Indiaanse iconografie te vermengen.Ga naar voetnoot96 Uiteindelijk ontstaan hybriede creaties, die niet meer te traceren zijn en een nieuwe churrigueresco-stijl inburgeren in de koloniale architectuur en sculptuur. Een soortgelijke fusie speelt zich duidelijk af in de statige residenties van de notabelen te Tunja, in het huidige Colombië, zoals de Casa del Fundador en de Casa del Escribano, waar de frescos, aangebracht circa 1600 eeuw door een onwettige zoon des huizes of door Italiaanse schilders, op basis van prenten van Dürer, Collaert, Galle en Stradanus een wonderlijke wereld oproepen van planten, bizarre wezens en vreemde dieren, inclusief de neushoorn.Ga naar voetnoot97 Daarnaast duikt ook een veel trouwere weergave van de Vlaamse iconografie op in de taferelen op blauwwitte glazuurtegels, die eerst door Hollandse tegelbakkers zoals Jan van Oort en Willem van der Kloet en vervolgens uit Portugal zelf worden geleverd. Zo is in São Francisco te Salvador circa 1737 het hele kloosterpand bekleed met tegels van Baltasar Antunes op patroon van de Amoris Divini Emblemata van Otto Vaenius, terwijl te Olinda in het Convento de Nossa Senhora das Neves de azulejos een trouwe bewerking brengen door F. Harrewyn te Lissabon van de gravures van Filips Galle uit het boek D. Seraphici Francisci totius evangelicie perfectionis exemplaris admiranda historia.Ga naar voetnoot98 Dergelijke importluxe en grotere afhankelijkheid van Europese modellen laten zich misschien verklaren door de bloei van de suikereconomie in het Noord-Oosten van Brazilië, waar de planters de minder talrijke kloosters rijkelijker kunnen doteren, maar ook door de zwakte van de eigen Indiaanse iconografie buiten de pluimkunst en de geringere beschikbaarheid van inlandse ambachtslieden. Komt de eigen schilderkunst in koloniaal Brazilië trager en later uit de verf dan in Spaans-Amerika, dan ontstaat er toch uit de bewerking van de Italo-Vlaamse grotesken van Frans Floris, Cornelis Bos, Vredeman de Vries, Gerard de Jode of Hiëronymus Cock een meer afwijkende en originele ‘brutesco nacional’.Ga naar voetnoot99 Die stijl laat zich eerst zien bij de beeldhouwers in het pand van het Mosteiro dos Jerónimos te Belém bij Lissabon en bij schilders in het Palácio dos Condes de Basto van de hand van de Vlaming Francisco de Campos of in de Sala dos Capelos in de universiteit te Coïmbra door de Portugees Ja- | |
[pagina 22]
| |
cinto Pereira da Costa. Hij zet zijn weg verder overzee, welig tierend in de beschildering van de jezuïetenkerken zowel te Salvador als in bescheiden missieposten en verder op tot in de reducties van Moxos en Chiquitos.Ga naar voetnoot100 Zelfs boekenkastjes worden ermee beschilderd.Ga naar voetnoot101 Varianten van deze iconografie met meer tropische florale elementen stromen door in omgekeerde richting naar het Iberisch Schiereiland of zelfs de Spaanse Nederlanden toe, waar de catechese met beelden in Paraguay tot voorbeeld wordt gesteld. Ze vindt verder ruimte en navolging in de connecties met de Spaanse en Portugese vestigingen in Azië, in Goa en de Indische factorijen, in het Chinese Macao en op de Filippijnen. Zo verspreidt er zich een vormentaal, die de ietwat illusorische eenheid van de monarquia universal onder de Spaanse Habsburgers ondersteunt, des te meer dat ze zich ook doorzet in kleinkunsten zoals de kalligrafie, de opsiering van kaarsen, de borduurkunst voor kazuifels, de aankleding van de santos-de-roca. Vooral kloosterzusters doen inspiratie op uit de import van Vlaamse retabels en kant voor kerststalletjes en andere poppen.Ga naar voetnoot102 Mettertijd is uit dat snij- en knutselwerk met papier-maché, maïsbrij, klei en gips een bloeiende volkskunst ontstaan met onder meer de macabere Mexicaanse squeletten en monsters, die het eigen Indiaanse imaginaire versmelten met de prenten van dodendansen en hellezichten uit de Nederlanden.Ga naar voetnoot103 Desbetreffend kan men nauwelijks het belang overschatten van de prenten uit de Antwerpse drukpersen als doeltreffend medium en goedkope geheugensteun in die onophoudelijke passage culturel tussen de quatre parties du monde volgens het concept van Serge Gruzinski.Ga naar voetnoot104 Bovendien behoren vele van die tienduizenden gravures, meer dan de schilderijen, tot de beste kwaliteit van wat de Antwerpse ateliers met de familie Wiericx en Galle, Lucas Vosterman, Abraham Diepenbeeck en Scheltema a Bolswert uit het werk van Maarten de Vos, Rubens en Jordaens te bieden hebben. De reeds geciteerde Balbuena wil het geweten hebben waar hij de Scheldestad op het tapijt roept voor de niet aflatende en kleurrijke hersenschimmen, waarmee Mexico opgezadeld zit ‘cuantas quimeras, briareos, giges, Ambers en bronce y láminas retrata / de mil colores, hábitos y embijes’. Papieren prenten circuleren gemakkelijker, maar zijn los moeilijker te bewaren en lopen sneller schade op. Ze worden daarom ook overgeschilderd op koperplaten. Er zijn er nog te vinden in de kerk van San Francisco te Bogotá, toegeschreven aan de Vlaming Gérard de Lavallée.Ga naar voetnoot105 De grootste verspreiding vinden deze pren- | |
[pagina 23]
| |
ten echter als illustratie van boeken, die niet alleen veiliger worden rondgestuurd maar ook langer bewaard en gebruikt. Blijvende inspiratie bieden de Evangelicae Historiae Imagines van de Spaanse jezuïet Jeronimo Nadal, uitgegeven door Plantin-Moretus te Antwerpen in 1598 met gravures door de Wierickx op tekeningen van Maarten de Vos en de Italiaan Fiammeri. De omvang van deze Antwerpse boekenexport naar Latijns-Amerika wordt vaak nog onderschat in de mate dat hij wordt gereduceerd tot de Plantin-Moretus-missalen. Hij verdient alleszins systematisch onderzoek ter plekke, ook al omdat een aantal Vlaamse drukwerken alleen daar nog wordt bewaard of te identificeren is. De conquistadores dragen al boeken mee, veel ridderromans maar ook werken van Erasmus, zelfs Franciscus Titelman of later Justus Lipsius.Ga naar voetnoot106 Vooral kloosters en universiteiten leggen grote bibliotheken aan, maar ook privépersonen, zowel seculiere geestelijken als leken, beschikken soms over honderden boeken.Ga naar voetnoot107 Francisco de Avila, een Peruaanse kanunnik, bekend als bestrijder van de Indiaanse idolatrie, laat bij overlijden in 1648 te Lima 3.108 boeken na, waaronder werk van Clenardus, Ortelius, Lessius, Beyerlinck, Scribani en ook van Grotius en Van Forreest.Ga naar voetnoot108 In de eigen bibliotheek van circa 5.000 volumes, die Palafox aan het door hem gestichte seminarie te Puebla schenkt, steken veel werken uit de Nederlanden zoals de atlas van Ortelius.Ga naar voetnoot109 Bij hun uitwijzing circa 1760 laten de jezuïeten in hun colleges bibliotheken met duizenden boeken achter, zelfs vijftienduizend in het college van Bahia.Ga naar voetnoot110 Dat een groot deel daarvan herkomstig kan zijn uit de Zuidelijke Nederlanden blijkt uit de bibliotheek van de oratorianen te Pernambuco met op zijn minst een vijftigtal boeken gedrukt te Antwerpen en ook te Brussel, Leuven, Douai en Luik.Ga naar voetnoot111 Gaat het overwegend om zeventiende-eeuwse theologische werken, er zijn ook historische en juridische titels bij en zelfs Raymundus Lulius, Arbol de la sciencia (Brussel 1667) en Theatro Moral de la vida humana, een vertaling van Vaenius (Brussel 1667). Daarenboven vergete men niet dat in Spaans-Amerika zelf snel meerdere drukpersen worden opgesteld met een vrij grote productie en in hun uitgaves spelen naast de eigen Spaanse stijl ook Antwerpse druktechnieken mee.Ga naar voetnoot112 De Hollandse drukker Cornelio Adrian Cesar, die in 1598 te Mexico door de Inquisitie wordt veroordeeld, weigert zijn | |
[pagina 24]
| |
kunst aan te leren aan de Indiaanse kwekelingen van de paters in het klooster van Tlatelolco, waar hij zijn straf uitzit.Ga naar voetnoot113 Naar eigen onverbloemd zeggen wil hij zijn boterham niet prijs geven. Ook Vlaamse gravures worden nagemaakt zoals uit Juan Eusebio Nierembergs werk De la diferencia entre lo temporal y lo eterno (Antwerpen 1684) de gravures van Bouttats, minutieus nagetekend door Indianen in de reducties van Paraguay.Ga naar voetnoot114 De ruil speelt echter ook in omgekeerde richting en meerdere auteurs proberen vanuit koloniaal Amerika hun werk op de betere persen in de Nederlanden gedrukt te krijgen. Dat lukt blijkbaar via de netwerken van missionerende ordes zoals bij de dominicanen met de Historia de la fundación... de la provincia de Santiago de Mexico van Agustín Dávila Padilla (Brussel, 1625). Zo wordt ook de kroniek over de augustijnen in Peru van Antonio de la Calancha door zijn confrater Joachim Brulius in het Latijn vertaald en onder zijn eigen naam uitgegeven als Historiae Peruanae ordinis eremitarum S.P. Augustini libri octodecim (Antwerpen 1652). Er zou zelfs een uitgave in het Nederlands bestaan.Ga naar voetnoot115 Te Leuven functioneert circa 1663 een uitgeverij van de franciscaan Pedro de Alva y Astorga, die te Lima theologie doceerde vooraleer hij terug in de oude wereld de cultus van zowel de Onbevlekte Ontvangenis als van zijn ordebroeder Francisco Solano behartigt.Ga naar voetnoot116 De mesties Lucas Fernández de Piedrahita, bisschop van Santa Marta en Panamá, krijgt in 1688 zijn Historia general de las conquistas del nuevo reyno de Granada gedrukt te Antwerpen, terwijl datzelfde jaar daar ook een creoolse lofzang op Lima door de Peruaanse kroniekschrijver Francisco de Echave y Assu, La estrella de Lima convertida en sol sobre sus tres coronas het licht ziet, met gravures van de Hollander Joseph Mulder. Wat later drukken de Verdussens nog heruitgaves in 1703 van de Política indiana van Juan de Solórzano Pereira, in 1705 van de Historia de la conquista de Mexico van Antonio de Solís en in 1728 van de Historia general de las Indias Occidentales van Antonio de Herrera y Tordesillas, terwijl de Plantijn-drukkerij jarenlang alleen missaals uitvoert. Rond dezelfde tijd leggen de Amsterdamse uitgevers zich eerder toe op Franse vertalingen van werk van Las Casas, Agustín de Zárate en Garcilaso Inca de la Vega. | |
Europese en Amerikaanse devoties weg en weerDe productie van zoveel boeken, prenten en schilderijen teert in grote mate op de scherpe wedijver tussen de verschillende ordes, die elk een waaier van eigen devoties stimuleren, beheren en luisterrijk in de verf zetten.Ga naar voetnoot117 Elke orde wil op zijn minst een | |
[pagina 25]
| |
specifieke mariale devotie aanbieden en inspireert zich daarbij op succesvolle bedevaartsoorden in de Nederlanden, zoals Scherpenheuvel voor het reeds vermelde Copacabana aan het Titicaca-meer, Notre-Dame de Foy bij Dinant voor Nuestra Señora de Fé in Paraguay en O.L. Vrouw van Halle voor Nuestra Señora de Halle in Chili. Daarnaast komt vanzelfsprekend de stichter of patroon van de orde aan bod. Hierbij geven de franciscanen de toon aan met het leven van Franciscus. De Seraphici Francisci Admiranda Historia, Antwerpen 1587, met prenten van Filips en Cornelio Galle levert bijna een eeuw later nog stof voor een indrukwekkende reeks schilderijen door de Peruaanse mestiezen Juan Zapata en Pedro Nolasco, waarvan een groot deel terecht komt in het klooster van San Francisco te Santiago de Chile. Episodes zoals de omhelzing door Franciscus van zijn familieden en slavin als ijsblokken stralen onder hun fijngevoelig penseel een blijvende bekoring uit, zeker na de voorbeeldige restauratie en tentoonstelling te Madrid.Ga naar voetnoot118 De banketjes van Vlaamse inspiratie sublimeren ze in verfijnde feesttafels met taarten, allerlei zoetigheden en bloemen, een zeergeliefd thema, dat al voordien circa 1620 opduikt bij de uitbeelding door Luis de Riaño van de ‘Wegen des levens’ in de kerk van Andahuaylillas in de Valle Sagrado bij Cuzco en verder nog in de kapittelzalen van het Santa Teresa-klooster te Arequipa of van Santo Domingo in Lima met het banket van de H. Lodewijk en sint-Thomas. Er broeit in die aanpak een vleugje van het zo specifieke magisch realisme van de hedendaagse Latijns-Amerikaanse kunst. Nog origineler manifesteert die verrukkelijke verbeeldingskracht zich in een haast obsederende devotionele voorliefde voor de engelen. Deze incarneren blijkbaar een natuurlijk syncretisme en lichtvoetige mestissering van de christelijke wereld met de religieuze tradities van de Indianen, die erin de onzichtbare helpers van Viracocha erkennen. Voor de karakterisering stammen de basisgegevens uit prenten van Peter de Jode, Maarten de Vos en Crispijn de Passe en in Vlaanderen gedrukte en geïllustreerde werken zoals Vestigatio arcani sensus in Apocalypsi cum opusculo desacris Poneribus ac Mensuris van de Sevillaanse jezuïet Luis de Alcázar (Antwerpen 1614) en Los siete príncipes de los ángeles, validos del rey del cielo van Andrés Serrano (Brussel 1707). Koloniaal Amerika vult echter de in Europa gangbare hiërarchie van aartsengelen en engelen aan met haast onbekende namen en nieuwe creaties.Ga naar voetnoot119 Vleugels krijgen weldra ook allerlei heilige figuren van het kindje Jezus, de gekruisigde Christus en de apocalyptische onbevlekte Maagd Maria in het beschermbeeld van de stad Quito, de Pichincha, tot Sint Franciscus en zelfs sommige ordeheiligen zoals bij de mercedariërs te Lima. Ietwat verbijsterend voor de West-Europese religieuze gevoeligheid is de uitrusting, naar analogie van de zeer populaire Michaël met het zwaard of de lans, van andere engelen met allerlei mo- | |
[pagina 26]
| |
dernere wapens zoals buksen in de angeles arcabuceros of letterlijk schutters-engelen. Daarvoor lijken de soldatenprenten van Jacob de Gheyn model te staan. De strijdvaardigheid van deze engelen wordt dan wel meer en meer verzacht door ze aan te kleden met Vlaamse kanten of ze in een danspas te zetten bij het dragen van fakkels. Ook in omgekeerde richting worden devoties verspreid rond de eerste Amerikaanse heiligen. De spilfiguur daarin, meer dan de Spaanse bisschop Toribio de Mongrovejo of de zwarte broeder Martin de Porres, wordt een creools meisje uit Lima, Isabel Flores. Door haar gebed tot de Virgen del Rosario en boetedoening wendt deze beata of kwezel de bedreigingen van de Hollandse piraten tegen haar geboortestad af. Het geloof van deze Rosa de Santa María - ‘mujer al borde de la perfección’ in een gelukkige parafrase van Fernando Iwasaki op de Spaanse cineast Pedro Almodovar - levert de overwinning op zowel als aspiraties voor het martelaarschap. Haar cultus neemt volgens de Peruaanse historicus Ramón Mujica Pinilla zowat de vorm aan van een ‘mariofanía americana’ en kan als creools tegenhanger gelden van de Indiaanse Virgen de Guadalupe in Mexico.Ga naar voetnoot120 Voor haar canonisatieproces zet zich de dominikanerorde in, die ook te Antwerpen getuigenissen laat optekenen.Ga naar voetnoot121 Haar hagiografie wordt zowel in Peru als in de rest van de Iberische wereld uitgebeeld op basis van Vlaamse gravures over het leven van de Maagd Maria door Cornelis Cort en anderen.Ga naar voetnoot122 In de Nederlanden propageert haar verering zich onder meer te Antwerpen in de Sint-Pauluskerk van de dominikanen, maar ook opvallend in de door Hollandse en Franse legers bedreigde grensgebieden zoals Sittard, Zepperen en Rijsel. Ook de franciscanen bieden een Amerikaanse devotie aan in de Nederlanden rond hun ordebroeder Francisco Solano met onder meer zijn beeld in de voorgevel van hun kapel te Sint-Truiden. Intrigerend zijn de grote medaillons met een Indiaans koningspaar in de façade van de jezuïetenkerk Sint-Pieter en -Pauwel te Mechelen. Zou hierin enige speculatie steken omtrent de verering van bekeerlingen onder niet-Europese heersers zoals de heren van Tlaxcala in Mexico? Kort nadien circuleren geruchten over de bekering van de keizer van China. Als vedettes promoten de jezuïeten vooralsnog hun eigen nieuwe heiligen, Ignatius en Franciscus Xaverius, waarvoor de iconografie grotendeels te Antwerpen wordt ontworpen door Rubens en medewerkers en verder vooral in Paraguay en Peru navolgers inspireert. In hun kerk te Lima knielen de Vier Continenten ervoor in verering neer. Te Antwerpen zelf, in de Carolus Borromeuskerk, bieden enkele medaillons in de lambrizering over episodes uit het leven van Xaverius mogelijke verwarringen met de voorstellingen van Amerikaanse Indianen. Voor de modale gelovigen schuiven beide Indiën, de Indias ocidentales y orientates, licht over | |
[pagina 27]
| |
elkaar, des te meer dat devoties zoals voor de martelaars in Japan de Iberische wereld rond circuleren zowel in Peru en Noordoost-Brazilië als in de Nederlanden. Hierbij rijst dan wel de vraag naar de kansen en bemoeienissen voor zaligverklaring van eigen figuren uit de Nederlanden. Rond jezuïeten uit de twee Belgische provincies, die onder de Indianen de marteldood sterven, ontstaat er wel relikwieverering zoals te Mechelen voor de schedel van Cornelio Beudin of worden levensverhalen opgesteld zoals voor Ignatius Toebast en Bartholomeus de Blende, maar verder komt het niet.Ga naar voetnoot123 Weliswaar zat er toen al evenmin schot in de zaak van de jezuïet José de Anchieta, herkomstig uit de Canarische eilanden en voorman in de missionering op de kusten van Brazilië. Zijn levensverhaal met wonderen wordt in een manuscripte vertaling in het Frans in de Nederlanden verspreid. Het biedt alleszins aantrekkelijke episodes zoals zijn kracht om tijgerkatten te bedwingen en weet hiermee Vlaamse prentmakers te verleiden, maar zijn zaligverklaring blijft uit tot op het einde van de twintigste eeuw.Ga naar voetnoot124 Mogelijke Vlaamse kandidaten voor canonisatie ontbreken al evenmin bij de franciscanen. De verering voor fray Pedro de Gante, Pieter van Gent, laait hoog op al tijdens zijn leven met een eerste hoogtepunt in de zeventiende eeuw. In een levensgroot portret wordt hij in Mexico gehuldigd als een venerable siervo de Dios y varón apostólico, een eerbiedwaardige dienaar Gods en apostolisch voorman, ‘die meer dan honderd kerken bouwde, meerdere scholen stichtte en vele kinderen leerde muziek spelen’.Ga naar voetnoot125 De weerklank van die faam in de zeventiende-eeuwse Nederlanden verdient nader onderzoek inzake eventuele demarches te Rome door zijn Vlaamse ordebroeders. De glorie van een andere Vlaamse franciscaan, Jodocus de Rijcke, die te Quito en Popayán de beeldende kunsten stiumuleerde, wordt op zijn minst behartigd door afstammelingen van zijn familieden de Maerselaer, maar levert evenmin een zaligverklaring op.Ga naar voetnoot126 Lijkt de boeken- en prentenstroom tussen de Nederlanden en koloniaal Amerika haast uitsluitend de religieuze sfeer te bevruchten, het meer wereldse intellectuele verkeer blijft niet helemaal uitgesloten. Zo wekken de geringschattende beweringen van Justus Lipsius over het Amerikaanse continent en zijn minderwaardig geestesleven een scherp wederwoord op van León Pinelo en van de augustijn en kroniekschrijver Bernardo de Torres.Ga naar voetnoot127 Rond de omstreden medische kracht van de Peruaanse quina, het zogenaamde jezuïetenpoeder, dat via Antwerpse kooplieden en het Brusselse hof enige tijd furore maakt, lijkt ook zowat een eerste transoceanische polemiek op te waaien, waarin de | |
[pagina 28]
| |
jansenisten zijn betrokken.Ga naar voetnoot128 Dat in hun milieu het werk van Palafox enige weerklank zou vinden doet de vraag rijzen naar de bekendheid met ander literair en wetenschappelijk werk uit koloniaal Amerika. De gewezen jezuïet uit Mechelen Juan Ramón Coninck, die als cosmograaf en mathematicus circa 1680 voor de stad Lima een vesting met 25 bolwerken ontwerpt en er wat later een tractaat Cubus et Sphera Geometrice Duplicata laat drukken, onderhoudt alleszins correspondentie met Europese geleerden. Een ietwat mysterieuze Martín de la Torre laat zich vanuit Yucatán horen in het debat over kometen.Ga naar voetnoot129 Waar de klassieke expansiegeschiedenis zich voornamelijk op de baten en winsten van de overzeese ondernemingen verlaat, openen bovenstaande verkenningen diverse perspectieven voor een aanvullende maar ook andere benadering van de relaties tussen de Lage Landen en koloniaal Amerika. Deze bieden ruimte voor een meer bilaterale aanpak met voldoende aandacht voor communicatieproblemen en interactie en dan nog liefst in de intercontinentale context van het Spaans-Portugese wereldrijk, waarbij zowel de Italiaanse inbreng als de uitzet in Azië aan bod mogen komen. Daarin spelen, ondanks de sluiting van de Schelde en de verliezen van de West-Indische Compagnie, zowel de Zuidelijke als de Noordelijke Nederlanden mee, hetzij in de bevruchting van het creools bewustzijn en de vrijheidsidealen hetzij in een bredere culturele en vooral artistieke ontplooiing met niet minder duurzame resultaten. Niet verrassend duiken in de hedendaagse literatuur van Latijns-Amerika meer dan een referentie op naar de Lage Landen, al ware het maar de malle Belg in een of ander verhaal van Gabriel Garciá Márquez. Abstract - During the seventeenth century and after, neither the Spanish-Portuguese colonial monopoly nor the disaster of Dutch Brazil could prevent the Southern and the Northern Low Countries from playing a diversified role in the development of a Creole consciousness in colonial Latin America. Somewhat ambiguously, the Dutch simultaneously came to stand for good quality products and modern technology, as well as for misbehaviour, barbarous violence and resistance. The presence of many Flemish or Dutch merchants, artisans, missionaries and painters, and particularly the export of books, paintings and engravings helped to establish in the Latin American colonial arts and devotional cults a kind of early import substitution. This process was characterized, however, by no small amount of creativity, and even had its reverberations in the Low Countries themselves. |
|