De Zeventiende Eeuw. Jaargang 13
(1997)– [tijdschrift] Zeventiende Eeuw, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 439]
| |
De auteur van de ‘Italiaansche Spraakkonst’ (1672)
| |
Een geschenk voor de leden van NilHoewel noch de huidige editeur, noch de recensent, schijnt te weten wie de Italiaansche Spraakkonst heeft geschreven, werd de auteur al eerder vermeld, namelijk in de jongste Nederlandse literatuurgeschiedenis (1993)Ga naar eind4.. De anonieme auteur is Lodewijk Meijer, in 1669 een der oprichters van Nil Volentibus Arduum, en een belangrijk lid van dit dichtgenootschap. Deze toeschrijving is gebaseerd op een gegeven uit de notulen van het genootschap, betreffende een bijeenkomst op 11 oktober 1672: ‘Meyer vereert aan yder lid de Italiaansche Spraakkunst, door hem gemaakt’. Huydecoper heeft de gebeurtenis voor ons opgetekend in de aantekeningen die hij omstreeks 1730, als regent van de Amsterdamse Schouwburg, maakte op basis van de originele notulen van Nil. In 1982 zijn deze aantekeningen door B.P.M. Dongelmans uitvoerig toegelicht, en uitgegeven als Nil Volentibus Arduum: Documenten en bronnen.Ga naar eind5. In Huydecopers aantekeningen wordt de Italiaansche Spraakkonst slechts op deze ene plaats genoemd. Toch maakt de vermelding een betrouwbare indruk, door de ondubbelzinnige formulering. Bovendien komt de dagtekening, 11 oktober 1672, overeen met het feit dat de spraakkunst in het jaar 1672 is verschenen. | |
[pagina 440]
| |
Dongelmans heeft dan ook niet aan Huydecopers mededeling getwijfeld. Hij wijst erop dat de meeste titels van de hoofdstukken der Italiaansche Spraakkonst in hun formulering grote overeenkomst vertonen met de titels van diverse onderdelen van de Nederduitsche Grammatica.Ga naar eind6. De volgorde van de hoofdstukken in de Italiaansche Spraakkonst loopt bovendien vrijwel parallel met de volgorde van bespreking van de onderdelen der Nederduitsche Grammatica, tijdens de bijeenkomsten van het genootschap. De Nederduitsche Grammatica was een gezamenlijke onderneming van de Nil-leden, waarbij Lodewijk Meijer een belangrijke inbreng had. Het ontwerp van deze grammatica was van zijn hand. Over de bijeenkomst van 26 mei 1671 lezen we: ‘Vastgesteld met het verhandelen eener Nederd(uitsche) Grammatica voort te gaan, waarvan dr. Meyer een ontwerp zal inleveren, volgends 't welke het kunstgenootschap zich zal richten’. En bij 9 juni 1671 wordt door Huydecoper genoteerd: ...‘Meyer levert zyn ontwerp over’.Ga naar eind7. Behalve de vermelding in de Nil-notulen van 11 oktober 1672 aangaande Meijer die ‘de Italiaansche Spraakkunst, door hem gemaakt’, onder de leden van het genootschap uitdeelt, en behalve de overeenkomst die Dongelmans signaleert in formulering en volgorde tussen de titels in de Italiaansche Spraakkonst en die van de Nederduitsche Grammatica, zijn er meer aanwijzingen dat Lodewijk Meijer de anonieme auteur is geweest van de Italiaansche Spraakkonst. | |
Meijer als grammaticusDe Italiaansche spraakkonst is bestemd voor het leren van de Italiaanse taal. Het is een spraakkunst, waarin de regels van het Italiaans worden uiteengezet. Maar het is tevens een klein woordenboek, waarin lijsten worden gegeven met ongeveer 4000 van de meest gebruikelijke Italiaanse woorden, met hun vertaling in het Nederlands erachter. De tweedeling spraakkunst-woordenboek vinden we terug in het letterkundig werk van Lodewijk Meijer. Meijers rol bij het schrijven van de Nederduitsche Grammatica is binnen de Nil-gelederen belangrijk geweest. Keer op keer leggen de notulen van Nil daarvan getuigenis af. In de periode van 9 juni 1671 tot 25 oktober 1672 houden de leden van het genootschap beurtelings een verhandeling over een onderwerp voor deze grammatica. Van de ongeveer 45 onderwerpen staan er in elk geval dertien op naam van Lodewijk Meijer. Dat is meer dan het gemiddelde, doordat hij wel eens een spreekbeurt van een ander overneemt als het om deze spraakkunst gaat. Wanneer alle onderwerpen zijn behandeld, is het weer Meijer die eenheid moet brengen in het geheel. Bij 28 november 1673 wordt vermeld: ...‘zal van yder in ordre verhandeld worden 't geen volgt: (...) De hr. dr. L. Meyer: onze Nederduitsche Spraakkunst op een ordre en styl te brengen.’Ga naar eind8. Hiernaast is in de Nil-notulen nog twee maal sprake van een andere grammatica waarmee Meijer zich bezighoudt, een Grammatica Generalis. Bij 29 december 1671 lezen we: ‘Is verder vastgesteld: (...) Meyer (zal) zyn Grammatica G(e)n(era)lis of iets anders vaardig hebben; (...) tegen Mey op boete van een dukaton.’Ga naar eind9. Bij 2 februari 1677: ‘Meyer voorstellende of de 4 laatste kap(ittels) van 't eerste boek van zyn Grammatica Generalis by het kunstgenoot- | |
[pagina 441]
| |
schap zou worden naargezien, of hen allen toebetrouwd, is 't zelve aangenomen en d(octores) Koppenol, Diephout en Stoppelaar daartoe genoemd.’Ga naar eind10. De algemene spraakkunst is van toepassing op de talen in het algemeen, de bijzondere spraakkunst is de spraakkunst van één taal. De bijzondere spraakkunst komt voort uit de algemene, aldus Meijer: ‘... de Grammatica Generalis of Algemeene Spraakkonste, waar van de Italiaansche, gelijk als een afspruitsel is...’Ga naar eind11. Ook de grammaticale uiteenzettingen in de Italiaansche spraakkonst, die dikwijls de inleiding vormen tot een hoofdstuk, en die ook wel een geheel hoofdstuk beslaan, behoren voor zover ze geen betrekking hebben op het Italiaans voor Meijer tot de grammatica generalis, of algemene spraakkonst: Achter het geene wy uit de Algemeene Spraakkonste getrokken, en hier voorgesteldt hebben, hebben wy gehecht alles, wat tot de Italiaansche behoort, en het zelve daar op toegepast; dat haalende uit alle de Spraakkonsten en Onderwijzingen, die over de Italiaansche Taale gemaakt zijn, en wy hebben konnen bekomen...Ga naar eind12. | |
Meijer als lexicograafGa naar eind13.Dat Lodewijk Meijer jaren lang lexicografisch werk heeft verricht, is algemeen bekend. In 1650 verschijnt anoniem de Nederlandtsche woorden-schat, een bastaardwoordenboekje dat is samengesteld door Johan Hofman.Ga naar eind14. Meijer bewerkt dit boekje, vult het aan met ongeveer 2.000 trefwoorden, zowel bastaardwoorden als konstwoorden, en geeft het in 1654 onder dezelfde titel weer uit.Ga naar eind15. Vier jaar later, in 1658, verschijnt de Nederlandsche woordenschat opnieuw.Ga naar eind16. Nu heeft Meijer 2.500 artikelen toegevoegd, het woordenboek herzien, en een verdeling in twee delen aangebracht. Het eerste deel bevat bastaardwoorden en het tweede konstwoorden. In 1663 verschijnt Meijers volgende bewerking als Nederlandsche woordenschat, weer uitgebreid, met ongeveer 2.500 artikelen.Ga naar eind17. De laatste bewerking van Meijer ziet het licht in 1669, als L. Meijer's woordenschat. Meer dan 6.000 nieuwe artikelen zijn in deze druk opgenomen. Tot enkele jaren voor het verschijnen van de Italiaansche spraakkonst is Meijer dus zeer actief bezig geweest met het bewerken en uitbreiden van zijn Woordenschat. Wanneer we in de titel van deze Spraakkonst lezen dat ...‘meest alle de gebruikelijkste Italiaansche woorden, in het Neederduitsch vertaaldt (om voor een Woordeboek te konnen dienen) t'hunner plaatse ingeschikt (zijn)’, dan ligt dat geheel in de lijn van Meijers overige werkzaamheden. | |
Konstwoorden in de ‘Italiaansche Spraakkonst’De Italiaansche spraakkonst zelf toont bepaalde trekken die typerend zijn voor het werk van Lodewijk Meijer. Het meest opvallend is de behandeling van konstwoorden. Konstwoorden zijn voor Meijer, in zijn Woordenschat, wetenschappelijke termen uit het Latijn, in mindere mate uit het Grieks, die geheel uitheems van vorm zijn. Hij vertaalt ze, omdat hij van mening is dat de wetenschappen in de moedertaal beoefend moeten worden. Het zou heel wat tijd en moeite besparen | |
[pagina 442]
| |
wanneer men daarvoor geen Latijn meer zou hoeven te leren, zo betoogt Meijer in 1658 in de Woordenschat: Want weinighe van de voornaamste boeken, die de Konsten en Weetenschappen vervaten (...) nederduitsch spreekende, zoude een lange reeks van jaaren, moeyten, en onkósten, die men an 't leeren der Latijnsche taal hangt, ghespaart, en te kóst gheleidt konnen worden, in 't navórsschen van nóch onbekende zaaken...Ga naar eind18. In de voorrede van de Italiaansche spraakkonst vertelt de auteur dat hij zich heeft voorgenomen in het Nederlands te onderwijzen, maar dat hij genoodzaakt was de kunstwoorden ook in het Latijn te geven, omdat die termen voor velen begrijpelijker zijn: ...alzo wy in het Neederduitsch eenen Neederduitschman ons voorgesteldt hadden te onderwijzen. Wy hebben niettemin alle de Konstwoorden meede in het Latijn gebruikt, omdat de zelve in die Taale by veelen verstaanlijker zijn, en de zelve in het Neederduitsch niet alleen verklaardt, en vertaaldt; maar ook der zelve vertaalinge, opdat zy in onze Taale met der tijdt mogten verstaan worden, en in het gebruik komen, doorgaands eens in ieder Afdeelinge met het woordeken of daar aan geknoopt.Ga naar eind19. Meijer, die met zijn Woordenschat zo heeft geijverd voor het vertalen van konstwoorden, brengt in de Italiaansche Spraakkonst het geleerde zelf in praktijk. Zeer consequent tot op de laatste bladzijde worden de konstwoorden vertaald, zelfs als ze in het werk honderd keer voorkomen. Als het hem soms eens te veel van het goede wordt, laat hij tenslotte het konstwoord maar een keer weg en geeft hij alleen het equivalent in de moedertaalGa naar eind20.. | |
Overeenkomst in konstwoordenWanneer Meijer de auteur is zowel van L. Meijers Woordenschat uit 1669 als van de Italiaansche Spraakkonst uit 1672, dan valt te verwachten dat er enige overeenkomst zal bestaan tussen de Latijnse grammaticale termen die met hun vertaling in de Spraakkonst voorkomen als konstwoorden, en de Latijnse grammaticale termen die met een equivalent in de moedertaal als artikelen zijn opgenomen in het deel Konstwoorden van de Woordenschat van 1669. Om dit na te gaan heb ik van elke vijfde bladzijde van de Italiaansche Spraakkonst - dat is dus 20% van de 388 pagina's - de konstwoorden met hun vertaling verzameld. In totaal komen op deze bladzijden 112 verschillende konstwoorden voor, met daarbij 133 betekenissen in de moedertaal. Bij vergelijking met de Woordenschat blijkt van deze konstwoorden 84% op enigerlei wijze voor te komen als ingang in het deel Konstwoorden. 3% is niet aanwezig en 13% slechts gedeeltelijk. Van de betekenissen is 59% gegeven in het deel Konstwoorden, 24% slechts gedeeltelijk en 17% ontbreekt. Van de konstwoorden uit de Italiaansche Spraakkonst is dus 84% terug te vinden als ingang in het deel Konstwoorden van L. Meijers Woordenschat. De vertaling ervan komt voor 59% overeen met die in het woordenboek. De overeenkomst tussen Spraakkonst en Woordenschat is soms opvallend. Daarvan volgen hier enkele voorbeelden: | |
[pagina 443]
| |
W-S Consonans - meedeklinker / meedeklinkletter Hoewel wat betreft de vertaalde konstwoorden de overeenkomsten tussen de Italiaansche Spraakkonst enerzijds en de Woordenschat anderzijds opvallend groot zijn, is hiermee zeker niet bewezen dat de konstwoorden, met hun vertalingen in de moedertaal, die voorkomen in de Spraakkonst, door Meijer zijn overgenomen uit zijn Woordenschat, al ligt dit wel voor de hand. Om ontlening aan te tonen zou een diepgaand bronnenonderzoek nodig zijn. Bovendien zijn er verschillende grammaticale werken aan te wijzen die mogelijk als bron hebben gediend voor de Woordenschat zelf. Grammaticale termen hieruit kan Meijer via de Woordenschat hebben overgenomen, maar ook rechtstreeks. Zo vindt men bijvoorbeeld een aantal termen reeds in de Twe-spraack van de Nederduitsche letterkunst, in 1584 uitgegeven door de Amsterdamse kamer In liefd bloeyende.Ga naar eind21. Belangrijker nog als bron van de Woordenschat zal het werk zijn geweest van Meijers oudere halfbroer A.L. Kók. Deze was zowel vertaler als purist en Meijer voelde grote bewondering voor hem. In 1649 verscheen van Kók het Ontwerp der Neder-duitsche letterkonst.Ga naar eind22. Ook in dit werk treft men allerlei uitheemse vaktermen aan, met een vertaling in de moedertaal erbij. Zowel de kamer In liefd bloeyende als A.L. Kók worden door Meijer in de Inleiding van zijn Woordenschat genoemd als voorbeeldige vertalers van konstwoorden: Zommighe hebben de Konsten en Weetenschappen duitsch leeren spreeken, als de Kamer in Liefd bloeyende (...) en A.L. Kók, die alle zijn voorghanghers, zo ver als zy hem in tijdt, in konst van vertaalen, en vinding van bequaame woorden, te boven ghaat.Ga naar eind23. | |
Meijer als wijsgeerDe redacteur van de facsimile-uitgave van 1995, Vinzenzo Lo Cascio, schetst ons een klein profiel van de anonieme auteur der Italiaansche Spraakkonst: ‘De auteur van de Italiaansche Spraakkonst moet een zeer onderlegd persoon zijn geweest, die goed op de hoogte was van de filosofische, taalkundige en didactische theorieën van die tijd.’Ga naar eind24. Lodewijk Meijer, geneesheer, letterkundige, taalkundige en lexicograaf, was inderdaad ‘een zeer onderlegd persoon’. En zonder twijfel was hij op de hoogte van | |
[pagina 444]
| |
de filosofische theorieën van zijn tijd. In 1656 vertaalt hij uit het Latijn een wijsgerig geschrift van Amesius, de Medulla theologica. Het wordt uitgegeven als W. Amezes Mergh der ghódtgheleerdtheidt.Ga naar eind25. In 1666 verschijnt, anoniem, een filosofisch werk van Meijers eigen hand, de Philosophia s. scripturae interpres.Ga naar eind26. Hij vertaalt het waarschijnlijk zelf en het ziet een jaar later het licht, alweer anoniem, als De philosophie d'uytleghster der h. schrifture. Een wonderspreuckigh tractaet...Ga naar eind27. De wijsbegeerte als hoogste gezag bij de verklaring der Heilige Schrift...het was een gewaagd idee. In 1674 werd het werk dan ook als gevaarlijk en goddeloos verboden. Meijer was een navolger van Descartes en een vriend van Spinoza.Ga naar eind28. Zijn bemoeienissen met Spinoza's werk hebben hem wellicht meer bekendheid gegeven, ook internationaal, dan al zijn andere werkzaamheden bij elkaar: niet op het gebied van letterkunde of taalkunde, maar op dat van de wijsbegeerte. Nog steeds verschijnen er publikaties over zijn wijsgerig werk. Zo verscheen nog in 1988 te Parijs een Franse vertaling van zijn Philosophia, als La philosophie interprète de l'écriture sainte, ‘par Louis Meyer’.Ga naar eind29. | |
Ruzie met de uitgeverDe uitgever van de Italiaansche Spraakkonst is, volgens de titelpagina, Abraham Wolfgang te Amsterdam, ‘Boekverkooper op het Rokkin, in het opgaan van de Beurs’. Dat Lodewijk Meijer een bekende van hem was weten we zeker, doordat Wolfgang in 1663 ruzie met hem heeft gehad over een contract dat Meijer, samen met een zekere Tomas la Grue, niet was nagekomen. La Grue en Meijer hadden zich verbonden een ‘frans en duyts woordeboeck’ te zullen vervaardigen en te zullen corrigeren voor Wolfgang. Zij kwamen hun contract niet na, omdat de uitgever niet genoeg betaalde naar hun zin. Ook diens aanbod ieder een gouden ducaton meer te geven dan afspraak was, bleek niet voldoende. Meijer en La Grue lachten de arme uitgever uit en deze diende een klacht in. Uit deze aanklacht volgt hier een fragment: ...seecker contract dat den requirant (de eiser, nl. Abraham Wolfgangh) met Dr. Tomas la Grue ende Lodewijck Meyer hadde gemaeckt over 't drucken en maecken van een frans en duyts woordeboeck mette correctie van dien, doch dat de voorn. Dr. la Grue ende Meyer alsdoen haer gemaeckt contract niet en hebben willen presteren, seggende de voorsz. la Grue dat het contract wirye warye was ende dat zij daermede lachte ende hem daeraen niet en begeerde te houden, seggende de voorn. Dr. la Grue vorder tegens den requirant, dat in gevalle hij het boeck wilde hebben, dat hij meerder moste geven als voren bedongen was doch dat partijen over het selve meerder malcanderen niet en hadde konnen verstaen, sulx dat sij onverrichter saecken scheyden niettegenstaende de requirant aen de voorsz. la Grue en Meyeryder een gouden ducaton meerder presenteerde dat sij haer gemaeckt contract soude houden mits dat een tijt soude werden gestelt, wanneer het boeck soude werden gelevert.Ga naar eind30. Hoewel een ‘frans en duyts woordeboeck’ - met duyts zal Nederlands zijn bedoeld - van Meijer, voor zover bekend, nooit het licht heeft gezien, is de onenigheid later toch bijgelegd. Meijer heeft, mogelijk opnieuw in opdracht, een ander werk voor Wolfgang vervaardigd, namelijk de Italiaansche Spraakkonst van 1672. Van La Grue was al in 1664 bij Abraham Wolfgang weer een werk verschenen, de tweede druk van zijn Grammatica Gallica. |
|