De Zeventiende Eeuw. Jaargang 10
(1994)– [tijdschrift] Zeventiende Eeuw, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 207]
| |
‘De verlossinghe van die stede’: rederijkers en feestcultuur tijdens de Opstand
| |
IntochtenTijdens de eerste jaren van de Opstand maken verschillende oorzaken grotere rederijkersmanifestaties onmogelijk. Holland wordt geteisterd door overstromingen en inundaties; Spaanse soldaten trekken plunderend rond, maar de geuzen zijn eigenlijk evenmin graag geziene gasten; in de jaren '71-'75 heerst een pestepidemie in het gewest.Ga naar eind2. Tenslotte hebben kamers te maken met verbodsbepalingen op hun optredens. Het oudste gegeven over een vorstelijke intocht in Holland dateert uit 1575 te Delft: de burgemeesters geven ter gelegenheid van het bezoek van Willem van Oranje een onkostenvergoeding aan de rederijkers, maar waarvoor is niet duidelijk.Ga naar eind3. Vijf jaar later bezoekt de prins Amsterdam. De rederijkers hebben een kooi gemaakt in de vorm van een kroon, bestoken met oranjeappelen, en zij organiseren een vuurwerk, ‘'twelck alsulcken gheknerster ende gedruysch van hem gaf, dat waerdich om sien was.’Ga naar eind4. Naast de kroon bevinden zich twee fraai beschilderde standaards met zevenmaal zeven sterren. Op elk einde van een ster staat ‘een potken met teer al bernende’. Tussen de standaards in hangt aan de rederijkerskamer een fluwelen doek, waarop in het midden een tekst van de stad Amsterdam is bevestigd; rechts het welkomstgedicht van de rederijkers en links een lofdicht op de over- | |
[pagina 208]
| |
winning. Amsterdam voelt zich bevrijd van het Spaanse juk.Ga naar eind4. In 1580 is Willem van Oranje in Haarlem. De twee kamers krijgen gezamenlijk bijna 50 pond. Alleen van ‘Liefd boven al’, de Hollandse kamer De Wijngaertrancken, is bekend welke bijdrage men levert, nl. Een spel van sinnen van Jesus onder die Leraars van haar factor, Louris Jansz.Ga naar eind5. Prins Willem en zijn gevolg bezoeken de stad opnieuw in 1583. Dezelfde kamer wordt gesubsidieerd ‘uyt de vereeringe van het tafelspel, dat zyluyden speelden over die taefel’, waar de heren ‘te gaste genoot waren.’Ga naar eind6. De intocht van de graaf van Leycester in de Nederlanden in 1585 heeft niet alleen geleid tot woelingen in bijvoorbeeld Haarlem en Leiden.Ga naar eind7. Er zijn ook talrijke feestelijkheden georganiseerd tijdens zijn rondgang door Holland.Ga naar eind8. De Amsterdamse rederijkers krijgen een vergoeding voor het kopen van textiel, dat zij nodig hebben voor een vertoning. Bovendien worden ze financieel ondersteund voor de aankoop van vuurwerk, brood, bier ‘ende andere dingen, gebesicht opte incompste.’Ga naar eind9. Maar liefst 50 gulden krijgt de Alkmaarse kamer voor ‘'t leezen van 't spul van sinnen ende vertoninge.’Ga naar eind10. In Haarlem bedraagt de onkostenvergoeding 52 pond voor beide kamers samen in zake ‘heurluyder moeyten ende costen nopende heurluyder speelen ende andere recreatiën ten tijde van de inhalinge.’Ga naar eind11. Voor de nieuwe schuttersdoelen is een stellage opgebouwd, waarop de rederijkers de tirannie van Alva in beeld brengen. Op het tweede toneel, bij de brug over de Oude Gracht, wordt ‘Belgica of Nederland’ vertoond in het ‘habijt’ van een jonge maagd, ‘verlaaten van haeren Gouverneur.’Ga naar eind12. Ook de Leidse rederijkers laten zich niet onbetuigd. Een stedelijke bijdrage wordt gegeven voor de kosten, ‘op het taefelspeelken by diezelve over de maeltijt als vooren gespeelt’. Hierbij huurde men ook muzikanten in.Ga naar eind13. Na het vertrek van Leycester naar Engeland breekt het tijdperk-Maurits aan. Hij krijgt in 1588 van de Staten van Holland de heerlijkheid van Monster, waar hij zich op 1 juni 1589 laat inhuldigen. Er is ook een rederijkerswedstrijd met deelname van kamers uit andere plaatsen. Voor zover nu bekend doen de kamers uit 's-Gravenhage, Haarlem en Gouda mee.Ga naar eind14. Bij die gelegenheid wordt ‘groote feeste en vrolijckheyd bedreven, so by die van Monster, Poeldijk en andere plaetsen daer onder behorende, omdat sy wederom onder haren rechten Heere gekomen waren.’Ga naar eind15. Maurits wordt onthaald op ‘een schoone ende grote maeltydt ende banquet’ en de rentmeester biedt hem een vergulde kop met daarin een kwitantie van 1200 gulden aan. Vervolgens begeeft het hoge gezelschap zich naar ‘een stellagie tot Monster op 't kerckhof gemaeckt.’Ga naar eind16. De stellage is opgetuigd met drie ‘taferelen’ en versierd met linten.Ga naar eind17. Op dit podium vindt de rederijkerswedstrijd plaats. De vraag, die in dichtvorm moet worden beantwoord, luidt: ‘Welck 's Princen Eere groot maeckt in zijn Rijck bevesticht?’ De opdracht van de stockregel, zowel voor refrein als lied: ‘Getrouwe Ondersaten vinden Vreed en Eendracht.’ Er zijn tinnen wijnkannen en fruitschalen als prijzen voor de beste prestaties.Ga naar eind18. De bijdragen zijn niet bewaard gebleven, behalve een tafelspel van de Monsterse schoolmeester W.Ph. du Rieu, dat opgevoerd wordt tijdens het grote banket door vier schoolkinderen.Ga naar eind19. De moraal van het spel: Maurits moet een voorbeeld nemen aan illustere leiders als Livius Drusus, Themistocles, Josias en Mozes. Hij moet rechtvaardig zijn, Gods wetten gehoorzamen en het volk bevrijden van de Spaanse onderdrukking. Hij zal komen met goede keuren en wetten. Het volk moet intussen wel zijn plaats weten en Maurits gehoorzamen; handen en voeten moeten niet voor hoofd | |
[pagina 209]
| |
willen spelen! Na afloop ontvangt de prins ‘seven gebonden tafelspelen met gouden letteren ende gelen syden snoren ofte riemen’, gedrukt door de Rotterdamse drukker Jan van Waesberghe.Ga naar eind20. Na het glorieuze ontzet van de stad Groningen in 1594 wordt de terugkeer van Maurits naar 's-Gravenhage één grote triomftocht. In Amsterdam toont De Egelantier een tableau vivant, waarin Claudius Civilis de hoofdrol speelt, en aan de paardestal op de Dam wordt een toneel gebouwd van 60 voet breed. Daarop zijn te zien Frans Volkertsz. Coornhert in de rol van Saul en Jacob de Geyn als David. Aan het gebouw is een gedicht van H.L. Spiegel bevestigd.Ga naar eind21. Daarna trekt de prins naar Alkmaar, waar de rederijkers een vertoning verzorgen.Ga naar eind22. Enkele dagen later is Haarlem aan de beurt. Trou Moet Blijcken krijgt subsidie voor ‘de costen by hemluyden gedaen in 't voortbrengen van zeeckere refereynen, liedekens ende diversche vuyrwercken op de victorie van de stadt Groningen.’Ga naar eind23. Op zijn terugreis doet de prins vervolgens Leiden aan. Ook daar zijn de rederijkers in touw gekomen. Liefde is 't Fondament laat in een vertoning zien, hoe de Zeven Provinciën door Gods genade en de hulp van het huis van Nassau van de pauselijke en Spaanse tirannie bevrijd werden, terwijl de zuidelijke gewesten nog werden onderdrukt. De Vlaamse kamer vertoont bovenop een erepoort de zege van Gideon over de Midianieten (Richteren 7). Uit bewaard gebleven rekeningen blijkt dat 33 personen meedoen. De belangrijkste, Gideon, draagt een helm van dik papier met daarop een gekleurde pluim van hetzelfde materiaal en koperdraad daarin. Zijn arm- en beenwapens zijn gemaakt van klatergoud. Om zijn ‘roxken’ draagt hij zijde en zijn benen zijn omwikkeld met linten. De rekeningen maken ook melding van de gemaakte onkosten voor de opbouw van de stellage. Hieronder valt ook ‘bier getapt voor de speelluijden met haer gevolch, de schilders, de retrosijnen, de timmerluijden, de wachters ende de dienaers met de swaerden’.Ga naar eind24. Tenslotte wordt de verovering van Groningen bij Maurits' thuiskomst nog door de Haagse rederijkers gevierd.Ga naar eind25. In 1618 wordt prins Maurits in Amsterdam ontvangen. De Egelantier verzorgt een ‘heerlicke verthooninge’ op de Dam. Iets dergelijks organiseert de Brabantse kamer, die bovendien een triomfboog opbouwt. In de beschrijving van Coster komt de conflictueuze sfeer in de Amsterdamse literaire wereld naar voren. De oude kamer zou een manifestatie hebben voorbereid op last van de burgemeesters en de Academie niet. Coster c.s. staan op de Dam te kijken en worden vanwege hun passiviteit uitgejouwd en bedreigd door omstaanders. De Academie besluit in allerijl een waterparade op touw te zetten. Maurits wordt daarbij verheerlijkt als bindende factor in de Provinciën. Een dag later gaat de prins in de Academie enige vertoningen bekijken. Daarna wordt ‘de comedie gheageert van de historie van grave Floris van Hollandt, die door Gerrit van Velsen omghebracht wierdt.’ Op de derde dag volgt nogmaals een vertoning van de Academie, nu een halve mijl buiten de stad. De oude kamer is present met drie triomfwagens met voor elk zes paarden. Op de twee voorste paarden zitten twee trompetters in ‘bysonder habyt’ en op de overige ‘die personagien van de camer in hunne habijt.’Ga naar eind26. Hierna komen we in het ons beschikbare archiefmateriaal geen verwijzingen meer tegen over rederijkersactiviteiten i.v.m. vorstelijke intochten die in relatie staan tot de Opstand. | |
[pagina 210]
| |
Vieringen bij actuele gebeurtenissenVieringen bij actuele gebeurtenissen konden, zoals we hierboven zagen, samengaan met hoog bezoek. Dat is echter lang niet altijd zo geweest. Vooral in 's-Gravenhage voelen de rederijkers zich betrokken bij de militaire successen van Maurits en Willem Lodewijk. Er gaat tot 1609 zowat geen jaar voorbij, of in de thesauriersrekeningen wordt een subsidiepost genoteerd voor activiteiten ter gelegenheid van de verovering van een plaats. De vreugde kan geuit worden in tableaux vivants, waarin bijvoorbeeld wordt getoond hoe de overwinning tot stand was gekomen. De vertoningen vinden dan plaats voor het stadhuis.Ga naar eind27. Bovendien schrijft men ‘refereynen ende liedekens ende 't selve ghepronunchieert ende gesongen van 't stadhuys van den Hage.’Ga naar eind28. De totstandkoming van het Twaalfjarig Bestand moet veel kamers tot artistieke prestaties geïnspireerd hebben. Bewijzen daarvan hebben we m.b.t. acht plaatsen. Op de Dam in Amsterdam wordt een groot toneel opgericht. Daarop zijn tien vertoningen bij kaarslicht te zien, bedacht door P.C. Hooft.Ga naar eind29. De Gorinchemse notaris en procureur Hendrik van der Muyr presenteert zijn Vreeds-Triumph Gedicht, gecomponeert ende Rhetorijckelijcken vertoont by den Camer Vernieut uut Liefden tot Gorinchem. Het gedicht moet speelgewijs door een aantal personages worden gebracht.Ga naar eind30. Het stadsbestuur van Gouda geeft de rederijkers geld ‘om te laeten maecken cleederen, wapenen ende andere tot spelen van een comedie opte triumphe van de Trefves.’Ga naar eind31. De Haagse kamer krijgt onkosten vergoed; de aard van hun optreden wordt niet vermeld.Ga naar eind32. Leidse rederijkers zingen een victorielied van Pieter van der Morsch bij de ‘wagenvertoninge’ t.g.v. van het Bestand.Ga naar eind33. Hetzelfde gebeurt in Schiedam. Ioan Dwinglo ondertekent een referein en een lied. Op een los vel papier en dus verspreid als pamflet is een gecombineerd Refereyn ende Liedt, Op de Triumphe van 't Bestant, by den Rhetrosinen tot Schiedam door Willem Nieupoort bewaard gebleven.Ga naar eind34. Een ander pamflet is van de Warmondse kamer. Hierop staat een lied afgedrukt t.g.v. het bestand en tevens de meiviering van W. Jansz. Yselveer.Ga naar eind35. De drie Haarlemse kamers en de scholieren krijgen samen 48 pond voor ‘de oncosten in 't voortbrengen van heurluyder speelen ende gedaene vertooninghen naer de publicatie van de Trefve ofte stilstandt der oorloghe deser landen.’ In het spel treden o.a. op ‘Hollant’ en ‘Brabant’, vergezeld van 15 figuranten die de overige provincies vertegenwoordigen. Deze personages moeten ieder een wapenschild hebben gedragen, ‘seer cierlijck op houten schilden geschildert’ door Niclaes Kemp.Ga naar eind36. Tijdens het Bestand komen uiteraard geen vieringen m.b.t. de actualiteit voor. Wel is het opmerkelijk dat vanaf 1616 het aantal toneelprodukties m.b.t. ons onderwerp toeneemt. In dat jaar wordt Kolms Nederlants Treurspel over de oorsprong van de Opstand op de Brabantse kamer gespeeld en vervolgens gepubliceerd.Ga naar eind37. In Delft vindt bij De Rapenbloem in 1616 de première plaats van de Oranje-tragedie van Van Hogendorp. Hetzelfde spel wordt bij de opening van de Amsterdamse Academie gespeeld.Ga naar eind38. De Goudse rederijkers krijgen in 1617 van de baljuw toestemming een spel van sinnen over de ‘Nederlantsche troublen tot 1582’ te spelen, alsmede een klucht.Ga naar eind39. Het spel van Govert van der Eembd over de belegering van Haarlem wordt gespeeld op de kamer van De Wijngaertrancken.Ga naar eind40. Na het Bestand bloeit de cultuur van vieringen weer op, zij het in mindere mate dan voor 1609. Het grootste aantal komt weer voor rekening van 's-Gravenhage. In | |
[pagina 211]
| |
1622 opent de Haagse kamer de reeks n.a.v. het ontzet van Bergen op Zoom met spelen en zingen.Ga naar eind41. In Amsterdam wordt op de oude kamer het toneelstuk van Jacob Vleugels hierover gespeeld.Ga naar eind42. De Brabantse kamerist Elias Herckmans publiceert in 1624 te Amsterdam zijn toneelstuk Slach van Vlaenderen. Gheschiedt tusschen den Prince van Oranien ende den Doorluchtighen Eerts-Hertogh Albertus.Ga naar eind43. Ook de verovering van Groenlo wordt in 's-Gravenhage gevierd. Mr. Jan Burdon, speelman, krijgt dan van de Haagse magistraat een vergoeding van 12 pond, omdat hij met nog zes andere speelluiden ‘op 't stadthuys mette rethorikers met verscheyde instrumenten’ heeft gespeeld.Ga naar eind44. Het Wit Lavendel laat in Amsterdam ‘De Vertooningen van Grol’ zien. Het enige wat van deze manifestatie bekend is, wordt gevormd door enkele onkostenposten, nl. ‘twee labberdanen ( = gezouten kabeljauwen) in de Fictorij’; ‘de stalmannen ( = herbergiers) in de Fictorij’; twaalf teertonnen en twee touwen.Ga naar eind45. De verovering van 's-Hertogenbosch in 1629 door Frederik Hendrik maakt wat meer pennen los. In Amsterdam worden de toneelstukken hierover van N. Fontein en J.P. Victorinus gespeeld.Ga naar eind46. De Haagse rederijkers worden geldelijk gesteund voor het opvoeren van toneelwerk. Waarschijnlijk gaat het om P. Nootmans' Verthoningen over de heerlycke en noyt voor desen verkrege victorie van 's-Hertogenbosch uit hetzelfde jaar, dat werd gespeeld door De Jonge Batavieren, waarvan Nootmans factor was.Ga naar eind47. Ook in Gouda willen de rederijkers aandacht schenken aan het succes van Frederik Hendrik. Zij richten zich in een gedicht tot de burgemeesters om hulp voor het mogelijk maken van de opvoering van een ‘Victoryspel’ en het stadsbestuur stemt inderdaad in met het plan een ‘spel’, helaas zonder nadere aanduiding, te spelen. Bovendien willen zij in het openbaar een gedicht voorlezen over de verovering van 's-Hertogenbosch, hetgeen door de overheid afgewezen wordt, ‘maer wordt geconsenteert in de Agnijetenkerck.’Ga naar eind48. De Goudse kamer speelt in 1631 opnieuw het spel over de victorie en krijgt tevens een onkostenvergoeding voor honderd toortsen en kaarsen.Ga naar eind49. Hierna is het vrijwel gedaan met de vieringen. De Leidse Witte Acoleyen zingen in 1631 een lied over de overwinning op het Slaak.Ga naar eind50. In 's-Gravenhage wordt twee jaar later de verovering van Maastricht en Rijnberk gevierd, als de rederijkers iets hebben ‘gecomponeert ende uyt de vensters van 't stadthuys geageert’,Ga naar eind51. en in 1636 die van Schenkenschans.Ga naar eind52. Pas in 1644 en 1645 komen opnieuw vieringen voor. Eerst schrijven de Witte Angieren te Haarlem een gedicht vanwege de verovering van Sas van Gent; vervolgens halen de Haagse rederijkers de prins in na de victorie van Hulst.Ga naar eind53. Volgens onze gegevens is de Vrede van Munster op slechts twee plaatsen door rederijkers gevierd. In Haarlem maken De Witte Angieren een gedicht en een gezang. De Wijngaardranken publiceren in een pamflet de Triumph-trompet over de Vrede en voor dezelfde kamer schrijft Steven Theunisz. van der Lust zijn Olyfkransen, Gevlochten om 't hooft van de Hemelsche Vrede. Op de Triumph-doot van den Bloedthondt den dullen Mars.Ga naar eind54. Een feest van betekenis moet zijn gehouden in Gouda, waar de kamer er maar liefst 200 gulden subsidie voor ontvangt. Over de inrichting ervan is niets anders bekend, dan dat er een vuurwerk werd afgestoken.Ga naar eind55. | |
Herdenking van Leidens ontzetTijdens de Tachtigjarige Oorlog is Leidens ontzet met grote regelmaat op de jaarmarkt op of rond 3 oktober herdacht met medewerking van de rederijkers. Zeker | |
[pagina 212]
| |
vóór het Bestand, in mindere mate erna. Een dergelijke traditie komen we op geen enkele andere plaats in het gewest Holland tegen. De wortel ervan vinden we in 1578, als Jan van Hout de stuwende en literair vernieuwende kracht is achter de wedstrijd die dan in Leiden gehouden wordt, bedoeld als een dankzegging t.g.v. het ontzet. Het stadsbestuur geeft een subsidie van ruim 36 pond voor ‘de costen bij hemluyden gehadt ende gedaen in de vrye jaermarct ende feeste der verlossinge deser stede tot de speelen ter vereeringhe derzelver gedaen.’ Jan van Hout krijgt ook geld voor het aantrekken van Jheronimus van der Voort, ‘poeet modern’ en dan factor van De Goudsbloem te Antwerpen, die moet helpen met de voorbereiding van de ommegang en het ‘feeste van de geheuchenisse deser stede den derden octobris eerstcomende zoude werden gehouden te speelen ende verthoonen.’ Tenslotte wordt Van Hout ook een toelage gegund voor het laten vervaardigen van de uitnodiging voor het feest.Ga naar eind56. Of hij in latere jaren betrokken was bij dergelijke evenementen is niet zeker, maar wel waarschijnlijk.Ga naar eind57. De eerste ruime subsidie ontvangen de rederijkers weer in 1581. Eerst voor de afgelopen jaarmarkt in 1580 voor de vertoningen van het beleg en het spelen van het ‘spel van Abraham’, daarna voor de komende voor het ‘spel van Jozias nopende de vindinge van 't wetbouck ende een zotte cluyt van Toontgen Laerslap, mits dat zy irst de prologen zullen doen visiteren.’ In komende jaren zal men vaker bijbelse stof gebruiken, die exemplarisch is voor de tegenstelling tussen de Spaanse koning en de prins van Oranje Nassau, zoals het spel van ‘de ghichtigen mensch’ in 1582; spelen over Absalom in 1587, Samson in 1590 en het ‘spel van Daniel’ over de droom van koning Nebukadnesar in 1595.Ga naar eind58. De onkosten, waarvoor subsidie wordt gevraagd, zijn nogal divers van aard. In 1582 schenkt men de rederijkers rijnwijn en een zekere Frederick Aerntsz., ‘wagenaer’, wordt beloond, omdat hij ‘zijn peerden heeft laten gebruycken tot een wagenspel.’ Een jaar later gaat het om twee vaten bier, het leren van het spel, de trommelslager, materialen voor de zot, haring, vlees, brood, garen, spelden etc. en in 1584 vragen de rederijkers geld voor drie vaten bier, het bij het spel genuttigde banket, wijn, brood, gebraad en fruit, rolleren en doubleren van de tekst, de trommelslager, het inhuren van personages, de huisvrouw van de knecht voor het schuren. Voor de laatste post krijgt men evenwel geen vergoeding.Ga naar eind59. Na de periode-Van Hout wordt op de 3 oktober-herdenking vooral het stempel gedrukt van Jacob Duym. Hij behoort tot de vele Vlaamse vluchtelingen die in Holland hun heil zoeken. In 1591 is hij keizer van de een jaar eerder opgerichte Vlaamse kamer, De Oraigne Lelie.Ga naar eind60. Zijn naam komt niet voor in het lijstje dat onder de oprichtingsakte vermeld wordt, maar hij zal wel snel gevraagd zijn toe te treden tot het gezelschap. In 1588 immers was hij al literair actief in Leiden. Dan geeft het stadsbestuur toestemming tot het spelen van twee stukken van Duym in oktober, ‘te weten 't eene in 't vroede, geintituleert: ‘Den stryt die den gelovigen mensche weervaert ende 't ander in 't zotte.’Ga naar eind61. In 1591 krijgt de Vlaamse kamer toestemming voor het spelen van ‘de ontschaekinge Proserpina’. Of we met een spel van Duym te maken hebben, is niet zeker.Ga naar eind62. In het volgende jaar wordt zijn Spieghel der rechtvoordering gespeeld en in 1595 Den spieghel der eerbaerheyt, die volgens het stadsbestuur ‘een goede leeringe ende onderwys inhielden.’Ga naar eind63. Het Spiegelboeck van Duym verschijnt in 1600 en in hetzelfde jaar mogen de Vlamingen op 3 oktober Den spieghel der getrouwicheyt en Den spieghel des Hoochmoets opvoeren. In 1608 vertrekt Duym naar Vlaanderen.Ga naar eind64. | |
[pagina 213]
| |
De kamer Liefde is 't Fondament treedt in de Duym-periode minder nadrukkelijk naar voren in het herdenken van het ontzet. In 1592 worden enkele niet met name genoemde spelen gespeeld. De thesauriersrekening van 1600 herinnert hieraan, als blijkt dat de kamer de traditie nieuw leven in wil blazen. De kamer krijgt toestemming om ‘het aengehechte spel van 't ontset deser stede, zulx ende in den vougen “tselve voorheenen tot verscheyden wysen is gespeelt ende voor den leste reyse in den jaere XCII voorleden, weder in 't openbaer te mogen spelen op d'aenstaende feeste ende jaermarct van 't ontset.” In 1596 is er nog wel een vertoning “van deser steden belegeringhe” geweest. Het spel van de “joncheyt” wordt in 1598 opgevoerd. Tenslotte vinden we nog enkele liedjes in een liederenbundel van Liefd’ is 't Fondament uit 1600, 1603 en 1606.Ga naar eind65. Pas aan het eind van het Bestand wordt de draad weer opgepakt. Nieuw in de traditie is dat de in oktober gegeven opvoeringen vanaf 1620 geld moeten opbrengen voor het goede doel, het weeshuis. De rederijkers van Liefde is 't Fondament zullen ‘verthonen spelsgewijs d'ontsettinge derselver stede, gelijck die voor desen te meermalen is gespeelt ende verthoont.’ Voorwaarde is wel dat gespeeld wordt op het voorplein in het weeshuis. Ook mag natuurlijk niets in het stuk veranderd worden. Het weeshuis vaart er wel bij. Er komt veel publiek en men ontvangt maar liefst 300 gulden van ‘vensters, stellagien en anders.’ De rederijkers krijgen een kleine vergoeding voor ‘timmerluyden van de stellagie’ en het bewaken van de deuren ‘in het grote teatrum, so soldaten als andere.’Ga naar eind66. De voorbereidingen voor het oktoberfeest van 1624 zijn tevergeefs, omdat het stadsbestuur spelen verbiedt ‘omme groote en goede redenen’. Het betreft vermoedelijk een pestepidemie die in Holland is uitgebroken, zoals ook zou gebeuren in de jaren 1634-1636. Niettemin geeft men een tegemoetkoming voor reeds gemaakte kosten.Ga naar eind67. De connectie tussen Liefde is 't Fondament en het weeshuis blijft met horten en stoten, in ieder geval tot 1648, bestaan. Het stadsbestuur eist wel regelmatig dat aan de inhoud van het spel niets mag worden veranderd en dat ter controle eerst wordt voorgespeeld.Ga naar eind68. Het lijkt niet waarschijnlijk dat hier de teksten over het beleg en ontzet, gedrukt in 1626 en 1630, van de naar Leiden verhuisde Gentenaar Jakob van Zevecote bedoeld worden.Ga naar eind69. De kas van het weeshuis wordt ook gespekt door enkele optredens van de in 1616 opgerichte Leidse kamer De Palmboom in 1632 en 1642. Opgevoerd wordt het spel Nederlantsche oorlogen. Met de Wrede Tieranni van Duc d'Alba van de alleen bij initialen bekende auteur I.I.V.N.Ga naar eind70. Of het spel van Reinier Bontius over het beleg en ontzet van Leiden uit 1645Ga naar eind71. nog voor het eind van de Tachtigjarige Oorlog is gespeeld, hebben we niet kunnen vaststellen. | |
TenslotteUit het voorgaande moet, lijkt ons, de conclusie getrokken worden dat de rederijkers in de feestcultuur, zeker in het gewest Holland, een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de politieke bewustwording van hun publiek en aan het verzet tegen Spanje. |
|