De Zeventiende Eeuw. Jaargang 10
(1994)– [tijdschrift] Zeventiende Eeuw, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 37]
| |
Onze-Lieve-Vrouw van Amersfoort en de Opstand
| |
De middeleeuwse periode; bloeitijd in eenheidIn 1444 werd in Amersfoort een Mariabeeldje gevonden, waaraan onmiddellijk | |
[pagina 38]
| |
bijzondere kracht werd toegeschreven. Duizenden pelgrims stroomden naar de stad en honderden wonderen werden opgetekend in het mirakelboek. Amersfoort groeide in korte tijd uit tot één van de voornaamste bedevaartsoorden in de noordelijke Nederlanden. Voor de stad zelf was deze ontwikkeling letterlijk een geschenk uit de hemel. De concurrentie op dit gebied was in de late middeleeuwen moordend en de beloning in geval van succes groot. Het bezit van een waardevolle relikwie of een krachtig Mariabeeld verhoogde het prestige van een stad enorm. In die tijd was het stedelijk patriottisme wat het nationalisme nu is. Amersfoort voerde nu eens oorlog met Gelre, dan weer met Utrecht. Een beschermheilige die ook bij de tegenstander respect afdwong was een kostbaar bezit, want prestige gaf macht. Geld had hetzelfde effect en ook daarin voorzag de vrouwevaart. De pelgrims offerden zo royaal mogelijk en hun komst betekende een stimulans voor de handel, want tegelijk met de jaarlijkse processie werden een markt en een kermis gehouden. Van de opbrengsten werd de Onze-Lieve-Vrouwetoren gebouwd als teken van godsvrucht, welvaart en prestige. In zijn oude gedaante leek de toren verdacht veel op de dom van aartsrivaal Utrecht. Op een vroeg-zestiende-eeuws schilderij, dat de vondst van het beeldje voorstelt, is de grotendeels bakstenen toren zelfs grijs geschilderd.Ga naar eind3. Het lijkt zo alsof hij net als de dom opgetrokken is uit het duurdere natuursteen. Onze-Lieve-Vrouw van Amersfoort speelde een belangrijke rol in het bevestigen en bewaren van de eenheid in de gemeenschap. Zij was er voor iedereen, ongeacht rang of stand. Aan de jaarlijkse processie nam de hele stad deel. Het stadsbestuur, de gilden en de schutterijen liepen er allemaal in mee, hiërarchisch gerangschikt rondom haar beeld; het volk kwam achteraan. De schutters liepen in volle wapenrusting, zodat de macht van de stad naar buiten toe werd getoond en de gezagsverhoudingen binnen de stad werden bevestigd. Maria en de wapens dienden zo eendrachtig hetzelfde doel; sacraal en profaan liepen volledig dooreen. Ook in de rechtspraak waren deze elementen vermengd. Stedelijke rechtbanken legden wetsovertreders vaak een bedevaart op. Hoe langer zij hen kwijt wilden, hoe verder de reis moest zijn. Ondertussen konden in de stad de gemoederen bedaren, zodat verscheurende vetes en bloedwraak werden voorkomen.Ga naar eind4. Bij terugkeer was de gemeenschap niet alleen aan de gestrafte, maar ook aan de bezochte heilige verplicht de betrokkene weer op te nemen. Bedevaarten speelden ook op deze manier een belangrijke rol in het bewaren van de eenheid. Voor de stad was de vrouwevaart verbonden met haar politieke en economische belangen, met de rechtspraak en met de sociale verhoudingen. Ook in de beleving van de gelovigen was zij verweven met alle aspecten van het leven en de dood. De heiligen waren in de toenmalige geloofsbeleving permanente levensgezellen, die op elk moment van de dag of nacht te hulp geroepen konden worden en in staat geacht werden de loop der aardse gebeurtenissen te beïnvloeden. Men kon altijd en onmiddellijk op hen terugvallen wanneer het lot weer eens een onverwachte wending nam. Natuurrampen, oorlogen, misoogsten en ziekten maakten het leven tot een hachelijke onderneming en de dood was voor ieder een trouwe metgezel. Men maakte zich dan ook grote zorgen om zijn zieleheil. Een bedevaart kon zowel de nood in het aardse leven als die in het hiernamaals verlichten door tussenkomst van de heiligen. De heiligen stonden weliswaar een trapje hoger dan de gewone stervelingen, maar nog voldoende dichtbij om wat aardse karaktertrekken te heb- | |
[pagina 39]
| |
ben. Zij deden hun werk niet allemaal even goed; men adviseerde elkaar dan ook wie beter aangeroepen kon worden, Zoete-Lieve-Vrouw van Den Bosch of Onze-Lieve-Vrouw van Amersfoort. De heiligen deden hun werk ook niet voor niets. Men moest een offer beloven in ruil voor gelenigde nood, meestal in de vorm van
| |
[pagina 40]
| |
een bedevaart en het aanbieden van bijvoorbeeld geld of kaarsen. Vaak ook offerde men ex-voto's, voorwerpen die verwezen naar de aard van het wonder, zoals overbodig geworden krukken en nierstenen die men was kwijtgeraakt, spijkertjes waarmee gevangenissloten waren opengepeuterd, of wassen oren, armen of benen, die verwezen naar het genezen lichaamsdeel. Er was zelfs een man die een gezwel had ‘achter bij zijn fundament’, dat hem verstopte. Hij schonk ‘een wasschen beelde in alzulcken schijn als hem dat zeer was’.Ga naar eind5. Al deze voorwerpen werden uitgestald in de kerk als stille getuigen van gelenigde nood en getoonde dankbaarheid. Deze bizarre collectie moet op de gelovigen de uitwerking gehad hebben van een imponerende beeldreclame. Oprechte devotie was de voornaamste drijfveer van veel bedevaartgangers, maar zelden het enige motief. Een bedevaart doen was de enige legitieme reismogelijkheid voor wie niet beroepshalve onderweg moest.Ga naar eind6. Het middelnederlandse woord wandelaer betekent tegelijkertijd reiziger, pelgrim en vagebond, zozeer waren deze begrippen synoniem. Als een kind dank zij het ingrijpen van Onze-Lieve-Vrouw net niet verdronken was in de karnton, gingen familie en buren allemaal mee op bedevaart. Als een schip behouden een storm doorstond, ging de voltallige bemanning ter bedevaart. Men voldeed aan zijn godsdienstige plichten, bezocht de jaarmarkt, vierde feest op de kermis en was er eens uit. Volgens Thomas van Kempen, die het wat nauwer nam dan zijn doorsnee-tijdgenoten, werden zij die vele bedevaarten deden, zelden heilig.Ga naar eind7. Voor de meeste middeleeuwers echter was deze vermenging van motieven heel gewoon, zoals ook de verwevenheid van de bedevaartcultuur met de politieke en economische belangen van de stad een vanzelfsprekende zaak was. Het geloof was nog niet verbannen naar een uurtje van de zondag, maar doortrok het hele bestaan. | |
De zestiende eeuw tot aan de Opstand; Reformatie en neergang, Contrareformatie en herstelIn 1517 hamerde Luther zijn stellingen aan de slotkerk te Wittenberg, waar een reliekencollectie werd bewaard van een absurde omvang. De relieken leden aan een sterke inflatie, mede als gevolg van de verzamelwoede van vorsten, die er hun machtspositie mee wilden versterken. Er was een wildgroei ontstaan, waaronder de zuivere aspecten volledig bedolven raakten. Luthers kritiek trof de bedevaartcultuur in het hart; hij hekelde vooral het gemarchandeer met het zieleheil. Spoedig verkeerden de katholieke kerk en de bedevaartcultuur in diepe crisis. Overal, ook in de Nederlanden, liepen de kerkelijke inkomsten uit collectes, legaten en bijzondere devoties dramatisch terug. In veel bedevaartsoorden, waaronder Amersfoort, stokte het optekenen van wonderen. Het houden van bedevaarten was geen zaak meer die vanzelfsprekend de hele gemeenschap aanging, maar een omstreden individuele keuze. De bedevaartcultuur verloor veel van haar kracht als politiek machtsmiddel, omdat lang niet iedereen zich er nog achter schaarde. Het succes van de hervormingsbewegingen - Luther opende slechts de rij - hing voor een groot deel af van de houding van de overheid. De Amersfoortse magistraat bleef consequent een katholieke koers varen, zonder overigens tot strenge kettervervolging over te gaan. Toch maakte ook hier de bedevaart een slappe tijd door. In 1544 en 1545 beleefde de vrouwevaart een korte maar hevige opleving. Plotse- | |
[pagina 41]
| |
ling werden weer wonderen opgetekend, terwijl tegelijkertijd het stadsbestuur een verhoogde interesse aan de dag legde voor de processievoorbereidingen en de handel in was en devotionalia.Ga naar eind8. De oorzaak was een verschrikkelijke ramp, die de stad kort tevoren getroffen had. Rampen zag men als een straf van God, en velen zullen zich met schrik gerealiseerd hebben dat zij in de vervulling van hun godsdienstige plichten tekort geschoten waren, met alle gevolgen van dien. Eerst werd Amersfoort ingenomen en geplunderd door Gelderse troepen, vervolgens ‘bevrijd’ door Karel V, die de bevolking beschuldigde van verraad en van de gelegenheid gebruik maakte om de stad haar kostbare privileges te ontnemen. Dat laatste was zo grievend dat men het zich eeuwen later nog herinnerde. In hun machteloosheid en diepe vernedering wendden de Amersfoorters zich weer gezamenlijk tot hun eigen Onze-Lieve-Vrouw, symbool van macht en prestige, aan wie de stad haar vermaardheid dankte. Amersfoort was bovendien zo berooid dat de extra inkomsten zeer welkom zullen zijn geweest. In het laatste wonder, opgetekend in 1545, zijn alle propagandaregisters opengetrokken. Het betreft een Amsterdammer, die bezeten was van de duivel. Dit was op zich niet ongewoon; tal van psychische klachten verklaarde men hieruit en een bedevaart gold daarvoor als een passende oplossing. In dit geval echter zou de duivel zelf verklaard hebben: ‘Ick en zall hier niet rumen, eer dat ghij mij t'Amersfoert voor dat Marien beeldt brengt.’Ga naar eind9. Met andere woorden: de duivel verklaart - heel gedienstig - alleen voor Onze-Lieve-Vrouw van Amersfoort te zullen wijken! Het slachtoffer aanvaardde de reis te voet, slechts gekleed in een maliënkolder op zijn blote huid, terwijl hij behalve bezeten ook nog kreupel was. Hij moet bij de kapel in Amersfoort voor een enorm spektakel gezorgd hebben. Deze opeenstapeling van bijzonderheden in één wonder was beslist uitzonderlijk, maar het gewenste effect werd helaas niet bereikt; de daaropvolgende jaren verflauwde de belangstelling weer, totdat de Contrareformatie inzette. Mariabedevaarten waren een zeer geschikt strijdmiddel in de Contrareformatie. In de verering voor Maria onderscheidde men zich duidelijk tegenover de protestanten, terwijl het gemeenschapselement in bedevaarten en processies de verdwaalde kudde weer bijeenbracht. Wanneer de overheid koos voor het katholicisme en de kerk steunde, was de Contrareformatie een middel om de politieke en religieuze eenheid in de gemeenschap te herstellen.Ga naar eind10. Amersfoort was - in ruime, ondogmatische zin - trouw katholiek gebleven. In 1566 besloot men in Utrecht na veel politiek geharrewar tot uitvoering van de besluiten van het Concilie van Trente, maar veel ijver legde men aanvankelijk niet aan de dag.Ga naar eind11. De Amersfoortse stadsoverheid reageerde echter onmiddellijk; zij nam tal van maatregelen ter stimulering van de vrouwevaart en zette dit beleid de daaropvolgende jaren voort.Ga naar eind12. Als de Opstand niet was uitgebroken zou de verering voor Onze-Lieve-Vrouw van Amersfoort op dat moment een nieuwe bloeiperiode zijn ingegaan. Aanvankelijk waren de vooruitzichten gunstig. Het calvinisme had Amersfoort nog niet bereikt; de ballingen uit de zuidelijke Nederlanden trokken vooral naar de kustprovincies, terwijl katholieke ballingen daarvandaan neerstreken in Amersfoort. Pas in 1579 heeft de stad zich onder militaire druk en met grote tegenzin aangesloten bij de Opstand; met het leger trokken de eerste felle calvinisten de stad binnen. Enkele maanden eerder had een man in Utrecht een trommel aangeschaft en aan de verkoopster verteld dat hij die nodig had om in Amersfoort te gaan beeld- | |
[pagina 42]
| |
stormen. Hij zei dat ze het met name gemunt hadden op het vrouken, en haar jaarinkomen van f 1600,-.Ga naar eind13. Hij bereikte zijn doel slechts gedeeltelijk; de Lievevrouwekerk werd onmiddellijk aan de protestanten toegewezen, maar het beeldje was in veiligheid gebracht. | |
Amersfoort ‘gereformeerd’; de religieuze eenheid verbroken1579-1618De stedelijke overheid stond voor een zware taak. Een grote meerderheid van de bevolking was katholiek en ontevreden met de opgelegde beperkingen, zodat die niet al te streng konden worden toegepast. Een kleine minderheid was felcalvinistisch en ontevreden met de halve maatregelen. De politiek-religieuze eenheid in de stad was verbroken. Toch slaagde het stadsbestuur er binnen enkele jaren in de felste elementen op een zijspoor te zetten en tot een soort religievrede-inde-praktijk te komen. Het afwijkende kerkelijke beleid van de provincie Utrecht heeft daaraan veel bijgedragen. De gereformeerde kerk was er rekkelijk, tolerant en machteloos, zodat de katholieken relatief veel ruimte kon worden gegund. Hoewel het houden van bedevaarten officieel verboden was liet de magistraat net als vóór de Opstand elk jaar vlak voor Vrouwevaartsdag de straten schoonmaken, wat van oudsher deel uitmaakte van de processievoorbereidingen.Ga naar eind14. Over en weer waren er wel religieus gemotiveerde protestacties. Het katholieke gasthuis moest op zondag een predikant toelaten, maar hem werd het werk onmogelijk gemaakt; hij vond de preekstoel besmeurd met mest.Ga naar eind15. Omgekeerd moest de overheid uitdrukkelijk verbieden dat ter gelegenheid van Vrouwevaartsdag mesthopen midden op de straat werden gelegd.Ga naar eind16. Zulke acties hadden een sterke symbolische lading, want mest had een duivelse bijbetekenis; de plek was erdoor ontheiligd. Na verloop van tijd bedaarden de gemoederen en konden de pelgrims hun ommegang houden rond de gereformeerde Lievevrouwekerk, zonder dat dit de gemeenschap ontwrichtte. Helaas werd de vrede opnieuw van buitenaf verstoord door de staatsgreep van Maurits in 1618 en de daaropvolgende nederlaag van de remonstranten op de Synode van Dordrecht. | |
1618-1650Deze tweede politiek-religieuze omwenteling was voor Amersfoort op de lange duur ingrijpender dan de eerste. De Utrechtse gereformeerde kerk was uiterst remonstrants gezind; predikanten, afkomstig uit deze provincie, werden door classes elders nauwkeurig gescreend voordat ze een aanstelling kregen. Tot 1619 bestonden er in het Utrechtse niet eens classes. Na de synode was de provincie gedwongen haar kerk aan te passen. Het calviniseringsproces begon toen ook pas. Op den duur werden de Utrechtse gereformeerden dan ook dogmatischer en onverdraagzamer dan voorheen. De Amersfoortse overheid moest na 1619 de stad zuiveren van al te openlijke uitingen van katholicisme; voor de buitenwereld moest immers een gereformeerde façade worden opgetrokken. Wat moest de stad met de vrouwevaart doen? Het ka- | |
[pagina 43]
| |
tholieke bevolkingsdeel hechtte er nog zeer aan, maar de gereformeerden konden er moeilijk nog van harte aan deelnemen. Binnen de Republiek leverde het oude gebruik de stad geen aanzien meer, maar hoon. Als symbool van stedelijke eenheid en prestige was Onze-Lieve-Vrouw ongeschikt geworden. De magistraat, die tot 1618 de bedevaart enigszins verhuld had gesteund, begon zich neutraal op te stellen. De katholieken werd op Vrouwevaartsdag niets in de weg gelegd, maar de overheid liet de straten niet meer schoonmaken voor de ommegang. Wel was het regentencollege van de gereformeerde Lievevrouwekerk, dat zich moeiteloos tooide met de oude naam lievevrouwebroederschap, gehouden de rommel te laten opruimen, die na Vrouwevaartsdag achterbleef rond de kerk. Als officieel onderdeel van de festiviteiten werd van stadswege een schuttersoptocht gehouden op de maandag na Vrouwevaartsdag, een soort geseculariseerde versie van de processie, die geen succes is geworden. Zonder de aanwezigheid van het sacrale element verviel de parade telkens tot wanorde en dronkenschap.Ga naar eind17. Een symbool als Onze-Lieve-Vrouw heeft de stad nooit meer gevonden. Vanaf het moment dat de verkapte steun van het stadsbestuur voor de vrouwevaart wegviel daalde het aantal pelgrims. Het wandelhuys, een soort herberg waar pelgrims gratis onderdak en voedsel kregen voor één nacht, werd gesloten omdat de wandelaers nu grotendeels bestonden uit vagebonden.Ga naar eind18. Rond het midden van de eeuw was de devotie waarschijnlijk alleen nog van lokale betekenis voor niet meer dan de helft van de bevolking, de katholieke helft. | |
Na de Vrede van Münster: de gereformeerde kerk verheft haar stem; groeiende tweedracht in de katholieke gemeenschapDe andere helft begon bij monde van de kerkeraad steeds vaker en steeds luider te protesteren tegen de talloze paapse superstitien, maar de afgevaardigden werden door het stadsbestuur steevast aan het lijntje gehouden, van het kastje naar de muur of met een kluitje in het riet gestuurd. De enige keer dat de magistraat krachtig op hun klachten reageerde was toen de katholieken onderling zo'n ruzie kregen dat het gerucht ging dat de kloppen een pater jezuïet hadden geslagen, omdat deze te zeer de dienst probeerde uit te maken.Ga naar eind19. De rust in de stad en het gezag van de magistraat waren in het geding, wat de werkelijke reden voor het overheidsoptreden was. De ommegangen konden elk jaar worden gehouden, mits men het niet al te opvallend deed. De ruzie binnen de katholieke gemeenschap was geen op zichzelf staand incident. Er bestonden al langer tegenstellingen tussen reguliere en seculiere priesters, maar na 1650, toen er langzamerhand meer dan voldoende zielszorgers waren om de kudde te leiden en van de kudde te leven, namen de spanningen aan de basis snel toe. Men beconcurreerde elkaar onder andere op de aloude wijze: met behulp van relikwieën en wonderen.Ga naar eind20. De Amersfoortse jezuïeten verwierven in 1662 een relikwie van hun schutspatroon; de pastoor van de seculiere statie om de hoek bemachtigde korte tijd later een doorn uit de kroon van Christus.Ga naar eind21. Het beeldje van Onze-Lieve-Vrouw was nog in particuliere handen, maar dit veranderde in 1673. De Fransen hadden het voorgaande jaar de stad bezet en de katholieken waren in hun godsdienstige rechten hersteld; zij hadden zelfs de hoofdkerk teruggekregen. In mei 1673 kon Vrouwevaartsdag weer met een echte grote processie gevierd wor- | |
[pagina 44]
| |
den. De apostolische vicaris moest echter zijn gezag doen gelden om het beeldje een vaste plaats in de kerk te laten krijgen.Ga naar eind22. Na het vertrek van de Fransen moesten de katholieken deze kerk ontruimen; de seculiere pastoor nam het beeldje mee naar zijn schuilkerk. Zijn opvolger was Cornelis Steenoven, die in 1693 een nieuw kerkje in gebruik nam waarin het beeldje een prominente plaats kreeg. Ondertussen namen de spanningen tussen regulieren en seculieren snel toe. In 1702 tekenden zich de contouren van de kerkscheuring af, die in 1723 definitief werd. Steenoven was hierbij nauw betrokken; hij werd de eerste bisschop van de clerezie, later de oud-katholieke kerk. Het beeldje, en daarmee de vrouwevaart, bevond zich in handen van één van beide partijen en geraakte zo weer in het strijdgewoel. De stadsoverheid verhinderde nu daadwerkelijk de ommegang. Tussen de kerk en de toren, die slechts door middel van een stenen boog met elkaar verbonden waren, liet de magistraat ijzeren hekken plaatsen, die de deelnemers aan de ommegang de weg versperden.Ga naar eind23. De voornaamste reden voor dit overheidsingrijpen was waarschijnlijk niet zozeer de aanhoudende klachtenstroom van de gereformeerden, maar vooral de bittere onenigheid tussen de katholieken. Van deze tweedracht in de gemeenschap herstelde de vrouwevaart voorlopig niet meer, temeer omdat het achttiende-eeuwse Verlichtingsdenken, dat enige tijd later begon door te dringen, voor de bedevaartcultuur een zeer slechte voedingsbodem was. Enkele jaren nadat de vrouwevaart verboden was moesten de markt en de kermis wegens gebrek aan belangstelling worden opgeheven.Ga naar eind24. Onze-Lieve-Vrouw van Amersfoort had zich sinds 1579 een taaie tegenstandster betoond. Zelfs in de achttiende eeuw wist zij de welvaart van de stad nog te beïnvloeden, maar haar laatste straf, de vergelding voor de vergetelheid, was toch niet meer dan een speldeprik. | |
ConclusieWelke invloed heeft de Opstand gehad op de oude, middeleeuwse bedevaartcultuur? Onze-Lieve-Vrouw van Amersfoort ging er niet aan ten onder, maar ze werd stap voor stap verdreven van het middelpunt naar de marge van de samenleving. Zij verloor haar belang voor de hele gemeenschap en verdween uit de openbaarheid. Zij was symbool van eenheid, maar ging aan verdeeldheid en versplintering ten onder. Veel later, in de twintigste eeuw, heeft men de jaarlijkse ommegang in ere hersteld, maar de viering mist de aansluiting bij het middeleeuwse verleden en wortelt niet in de hele samenleving. Het is een noordnederlandse ommegang geworden: sober en ingetogen, de sfeer van de kerk, die even naar buiten komt. Zonder Mariaflesjes met afschroefbare kroontjes, en zonder wielrenners die hun bidon vullen met heilig water. | |
[pagina 45]
| |
Uit praktische overwegingen is het notenapparaat beknopt gehouden. Een volledige verantwoording is te vinden in Ottie Thiers. Bedevaart en kerkeraad. De Amersfoortse vrouwevaart van 1444 tot 1720. Hilversum 1994. |
|