De Zeventiende Eeuw. Jaargang 5
(1989)– [tijdschrift] Zeventiende Eeuw, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| ||||||||||||||||||||||||||||
[Deel 2]Curieuse geomantie in Keyser Otto den derden, en Galdrada (1616-1617), een spel van Theodore Rodenburgh.Ga naar eind*
| ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2]
| ||||||||||||||||||||||||||||
wegens besognes in Spanje en Portugal, en van 1616 tot 1619 actief was in de Amsterdamse toneelwereld en de animositeiten daarbinnen.Ga naar eind6. Het mag niet onwaarschijnlijk heten dat Amsterdamse lezers die geïnteresseerd waren in toneelzaken en literatuur, in de handel en wandel van Tyter, belangenbehartiger van Toscane in Arcadië, de missies van Rodenburgh naar het Iberische schiereiland (en de vroegere in Engeland) herkenden. Zo konden zij in Tyter Theodore zien. En het feit dat hier sprake was van het pastorale land bij uitstek, Arcadië, waarheen de man met de pastorale naam Tyter, gelijk aan de naam die Apollo aan Vergilius gaf in zijn kwaliteit van herder-dichter in de Eclogae, was gezonden, maakte zulke auto-biografische allusies geloofwaardig, namelijk conform de literaire traditie van (zelf-) vermomming in pastorale teksten. Het is in de neven-intrigue - binnen de lotgevallen van Tyter in Arcadië - dat de figuur Theophelos optreedt.Ga naar eind7. De lijst van personages in zowel deel I als deel II van het drama geeft hem de functie-aanduiding ‘geomancien’ mee. Wat hij zegt wordt in de boekuitgave geïllustreerd met drie houtsneden: twee in deel I, één in deel II. De eerste illustratie is een ‘afbeeldinghe van d'elf Hemelen’. Aan de hand ervan demonstreert Theophelos zijn kennis van de kosmologische visie uit de middeleeuwse traditie. ‘Den hemelbol en den Dierenriem’ is wat illustratie twee toont. Theophelos legt erbij uit hoe de verschillende planeten zich aan de hemel bewegen. Dit alles roept de vraag op waarom hij niet gewoon ‘Astrologijn’, ‘sterren-kondige’, kortom astronoom wordt genoemd, maar juist ‘geomancien’, beoefenaar van een ándere ars, de geomantie. Het zijn nu juist de houtsnede in deel II, de derde illustratie dus, en de erbij behorende tekst die op die vraag een antwoord kunnen geven. Maar dan wel op voorwaarde dat men als lezer enige kennis bezit van wat ‘geomancy’ inhoudt en termen en tekens als ‘geomantisch’ kan herkennen. De informatie die Theophelos zelf geeft omtrent zijn ‘eed'le kunst’ is te summier om toereikend te zijn daarvoor, en voor begrip van wat hij Tyter voorspelt. Klaarblijkelijk gaat hij - en ging ook Rodenburgh - ervan uit dat de lezer of toeschouwer voldoende kennis daaromtrent bezit om zijn tekst te begrijpen. Daarom eerst: wat is ‘geomancy’? En hoe wordt die kunst beoefend? Geomantie (in het vervolg gebruik ik deze vorm) is een der occulte wetenschappen, ook wel ‘artes magicae’ of ‘artes incertae’ genoemd.Ga naar eind8. Analoog met de verdeling in zeven vakken van de vrije kunsten (‘artes liberales’) onderscheidt men in de vijftiende eeuw in het Duitse taalgebied ook zeven ‘artes magicae’. De gezaghebbende Hartlieb somt ze op in zijn Puch aller verpoten kunst, unglaubens und der zauberey (1455/56): nigramancia, geomancia, ydromancia, aremancia, pyromancia, ciromancia en spatulamancia. Vóór hem gebruikten Jacobus Magnus (ob. 1425) en Nicolaus Cusanus (1401-1461) met lichtgewijzigde nomenclatuur een dergelijke verdeling.Ga naar eind9. De vijftiende eeuw geeft een overvloed aan Latijnse geomantische literatuur te zien. Die vormt het deltagebied van de stroom geomantische teksten die, gevoed door arabische en byzantijnse geomantische geschriften, in de twaalfde eeuw in het latijn is ontstaan. De eerste gedrukte ‘Geomantia’ is die van de befaamde Henricus Cornelius Agrippa (1486-1532), in 1531 in zijn Opera (Lyon z.j.) ver- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| ||||||||||||||||||||||||||||
schenen.Ga naar eind10. In de volkstalen worden geomantische tractaten naar het schijnt gedrukt vanaf ongeveer het midden van de zestiende eeuw. In het Italiaans wordt als eerste vermeld La geomantia uit 1550 van Bartolomeo della Rocca, bekender onder de naam Coclès (1467-1504); in het Frans Cristofle de Cattan's La géomancie uit 1558.Ga naar eind11. Vergeleken met de talloze in manuscript overgeleverde geomantieën uit de Middeleeuwen bieden deze verhandelingen niets nieuws.Ga naar eind12. Het is hier niet de plaats om de ontwikkeling van de geomantie vanaf de twaalfde eeuw ook maar in vogelvlucht te schetsen. Daarvoor zij de belangstellende verwezen naar de bestaande literatuur daaromtrent.Ga naar eind13. Voor ons doel kunnen we volstaan met de volgende vluchtige karakteristiek van de ars, waarvan men de hele zestiende eeuw door én in de beginjaren van de zeventiende in de talen die Rodenburgh zeker passief beheerst heeft: Latijn, Italiaans, Frans en Engels, in gedrukte werken kennis kon nemen.
De geomantie dan geeft voorspellingen op basis van een configuratie van stippen die geplaatst worden, oorspronkelijk, in een vlakgestreken zandoppervlak, later - althans in West-Europa - vooral op een vel perkament of papier. Die configuratie komt op de volgende wijze tot stand. De geomanciën plaatst een zestiental evenwijdige reeksen stippen, minimaal een stuk of twaalf, maar qua aantal per rij overigens willekeurig. Hij gaat daarbij van rechts naar links te werk. Dat doet hij ook als hij vervolgens per viertal rijen telkens twee punten met elkaar verbindt. Aan het (linker-)eind van elke rij houdt hij dan één of twee stippen over. De vier bovenste rijen leveren zo de eerste geomantische figuur, die bestaat uit deze verticaal geordende enkelvoudige of tweetallen overgebleven stippen, in één van de totaal zestien mogelijke combinaties, variërend van een verticaal rijtje van vier stippen tot een verticaal rijtje van vier tweetallen. (Figuur 1). De formering van een geomantische figuur Figuur 1
| ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Die eerste geomantische figuur heet de eerste mater. Het tweede viertal rijen levert op dezelfde wijze de tweede mater op; en zo ook het derde en vierde viertal de derde en vierde mater. Deze matres worden vervolgens geplaatst binnen een geomantisch patroon, een driehoek waarvan de basis boven, de top beneden ligt en die verdeeld is in, van boven naar beneden werkend, een reeks van acht, daaronder van vier, vervolgens daar weer onder van twee zogenaamde huizen, en in de top tenslotte het vijftiende huis. (Figuur 2). Die huizen telt men van
Het geomantisch patroon Figuur 2
rechts naar links, te beginnen met de basis. De matres een tot en met vier komen in de huizen één tot en met vier. In het vijfde huis komt de eerste der vier filiae; filiae twee tot en met vier komen in de volgende drie huizen, het zesde tot en met het achtste. De eerste filia komt tot stand door de bovenste enkelvoudige dan wel dubbele punten van de matres een tot en met vier van boven naar beneden in het (vijfde) huis te plaatsen. Noemt men van elke mater de bovenste regel de kop, de tweede de armen, de derde het lichaam, en de benedenste de voet, dan vormen de koppen van mater één tot en met vier dus respectievelijk de kop, armen, het lichaam en de voet van filia één.Ga naar eind14. Filia twee wordt gevormd door de armen van | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| ||||||||||||||||||||||||||||
de matres, waarbij die van mater één de kop, die van mater twee de armen, van mater drie het lichaam en die van mater vier de voet wordt. De lichamen van mater één tot en met vier en vervolgens de voeten van de vier matres vormen op analoge wijze de filiae drie en vier. (Figuur 3). Formering van (de) Filiae uit (de) Matres Figuur 3
De rij van huizen één tot en met acht aan de basis van de driehoek zijn zo gevuld met de matres en filiae. De tweede rij van (vier) huizen daaronder, van rechts naar links geteld de huizen negen tot en met twaalf, bieden plaats aan de neptes, één tot en met vier respectievelijk. In de twee huizen, genummerd dertien en veertien, ook weer van rechts naar links geteld, en samen gelegen onder de rij van de vier neptes-huizen, komen de testes. In het daar weer onder gelegen huis, dat de top van het driehoekig patroon uitmaakt, komt de iudex. De neptes, testes en iudex komen alle tot stand door dezelfde procedure: uit de matres één en twee de eerste neptis, uit de matres drie en vier de tweede neptis; de eerste en tweede filia leveren de derde neptis en de laatste twee filiae de laatste neptis. Het eerste tweetal neptes levert de eerste testis, het tweede tweetal de tweede testis. Beide testes samen leveren de iudex. De procedure die hier gevolgd wordt luidt: tel op de stippen die in de koppen van elk tweetal figuren staan. Is die som 3 dan telt de kop van de resulterende figuur 1 stip; is die som daarentegen 2 of 4, dan telt de kop van de resulterende figuur 2 stippen. Handel op dezelfde wijze met de armen, lichamen en voeten van de formerende tweetallen om de armen, lichamen en voeten van de te formeren figuren te krijgen. (Figuur 4). | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Formering van de Neptes 1 en 2 uit de Matres 1 + 2 en 3 + 4 Analoog de formering van neptis 3 uit Filiae 1 + 2, van neptis 4 uit Filiae 3 + 4, en van de testes 1 en 2 uit resp. de neptes 1 + 2 en 3 + 4 en de iudex uit testes 1 + 2. Figuur 4 (voortvloeiend uit Figuur 3)
Het geomantisch patroon is na de formering van de iudex uit de testes voltooid. Ter illustratie van een en ander volgt hieronder een dergelijk patroon als staat afgedrukt op pag. 559 in een in 1531 gedrukte (zeer korte) geomantia. (Figuur 5). Pagina's 558-559 uit (de facsimile-editie van) J.F. Ringelberg, Opera. Lyons [1531] (Nieuwkoop 1967. Mon.Hum.Belgica. Vol.3) Figuur 5
| ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Elk tweetal stippen wordt met 2, elke enkelvoudige stip met 1 weergegeven, een notatiesysteem dat sinds de 15de eeuw ook wel werd gebruikt,Ga naar eind15. en voor de laatstgenoemde procedure erg handig genoemd moet worden. Met A, B, C, en D worden de matres 1 tot en met 4 aangeduid. Deze figuren zijn volledig door het toeval bepaald, en het resultaat van het vaststellen van de resterende stippen van de vier viertallen rijen na aftrek van alle paren met behoud van tenminste één en ten hoogste twee stippen. De filiae vindt men onder de letters E, F, G en N (in de bovenste rij). Zoals te verwachten valt ziet men in de rij gevormd door de koppen der matres hetzelfde rijtje cijfers 2 1 2 2 als verticaal onder E, de eerste filia. Zo geeft G van boven naar beneden de reeks 1 2 1 2 te zien die ook te zien is als men de lichamen van A tot en met D in deze volgorde bekijkt: 1 2 1 2. De tweede neptis is de figuur onder L: 2 2 1 1. En dat klopt met de uitkomst van de te volgen procedure als men die toepast op de figuren C en D. L is immers de tweede neptis, geformeerd uit de matres 3 en 4. De som der koppen van C en D is 4 (nl. 2 + 2), de kop van L is dan ook 2; de som der armen van het formerende paar (C en D) is 2 (nl. 1 + 1), de gevormde neptis L heeft als armen inderdaad 2; en zowel de lichamen van de twee matres in kwestie (C en D met resp. 1 en 2) als de voeten ervan (resp. 2 en 1) leveren beide een 3, reden waarom de neptis (L) in lichaam en voet 1 (stip) vertoont. Het zal duidelijk zijn: zijn eenmaal door het toeval de matres vastgesteld dan volgen daaruit volgens de vermelde regels eerst de filiae, en dan uit de matres en filiae de neptes die op hun beurt de testes formeren, waarna beide laatste de iudex opleveren. Met dit patroon is, zoals gezegd, de basis voor het werk van de geomanciën gelegd. Hij formeert het naar aanleiding van een vraag die hem wordt gesteld, bij voorkeur op een wind- en wolkenloze dag, en met voortdurend de vraag in gedachten.Ga naar eind16. Het antwoord dat uit het patroon opgemaakt moet worden houdt verband met ‘eigenschappen’ van zowel de figuren die ontstaan zijn als met de huizen waarin zij zich bevinden. Enige informatie daaromtrent is nodig voor wat volgt met betrekking tot Rodenburghs spelfragment. Daartoe beschouwe men pag. 558-559 uit Ringelbergs geomantia (fig.5). Die geven informatie over de namen, aard, kwaliteiten en associaties toegekend aan de zestien mogelijke figuren. In het schema met de figuren en hun namen vindt men in de vierde (rechter-) kolom de zogeheten ‘enkelvoudige figuren’, die twee aan twee elkaars complement vormen (Conjunctio met Carcer, Populus met Via). In de overige kolommen ziet men de ‘samengestelde figuren’, die qua ordening der cijfers (= stippen) tweetallen tegenstellingen vormen, wat ook in hun namen blijkt uitgedrukt: Fortuna maior en Fortuna minor, Letitia (blijdschap) en Tristitia, Albus (wit) en Rubeus (rood) enz.Ga naar eind17. Alle samengestelde figuren met twee stippen in de kop zijn van aard stabiel, uitgezonderd de mobiele Rubeus. En behalve de stabiele Puer zijn alle figuren die samengesteld zijn en een stip in de kop hebben, mobiel van aard.Ga naar eind18. Stabiliteit houdt een positieve, mobiliteit een negatieve waarde in. De kwaliteits klassen waarin de figuren worden onderverdeeld variëren van gunstig tot ongunstig, met gradaties die per groep tractaten verschillen. De systematiek ervan is niet overal duidelijk. In de meest verbreide classificatieGa naar eind19. is, | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| ||||||||||||||||||||||||||||
zoals te verwachten valt op grond van de naam, Letitia gunstig, Rubeus, de tegengestelde van Albus, begrijpelijkerwijs ongunstig. Maar zowel Amissio als Acquisitio, in naam en configuratie elkaars tegengestelde, worden ongunstig geacht.Ga naar eind20. En dan is iedere figuur nog geassocieerd met één der vier windstreken, der vier elementen, der vier lichaamsvochten, der twee sexen, der twee qua licht tegengestelde gedeelten van het etmaal. Zo zijn er vier groepen van vier ‘overeenkomstige’ figuren ontstaan. Oostelijk, aërisch, sanguinisch, mannelijk, bij de dag behorend, en tevens vochtig-warm en lentelijk zijn Letitia, Puer, Acquisitio en Conjunctio. Geassocieerd met het zuiden, het vuur, de gele gal, het mannelijke, de dag en daarbij met het droog-warme en de zomer zijn Rubeus, Amissio, Cauda draconis en Fortuna minor.Ga naar eind21. De belangrijkste associaties zijn evenwel nog niet genoemd. Als zodanig worden gezien die van de figuren met astrologische fenomenen: de tekens van de zodiak (= dierenriem), de planeten en de zogenaamde Drakenkop en -staart.Ga naar eind22. Zo is Letitia verbonden met Jupiter, de planeet, en met het teken Taurus van de dierenriem. Rubeus is geassocieerd met de planeet Mars en met het dierenriemteken Gemini. Met Jupiter en het teken Aries is Acquisitio verbonden. Behalve met het astrologische fenomeen Drakenkop wordt de figuur Caput draconis ook wel verbonden met Jupiter (en Venus); en Fortuna minor is, evenals Fortuna maior, geassocieerd met de planeet Zon.Ga naar eind23. In het algemeen gesproken duidt de naam van een figuur op de fundamentele betekenis die deze bezit; daarvan afgeleid worden overige betekenissen.Ga naar eind24. Zo is Letitia een gunstige figuur met de Lucht, Jupiter en Taurus verbonden, fundamenteel die van de vreugde, en zo van de godsdienst, de wetenschap, de trouw en de wellevendheid. Rubeus, de figuur geassocieerd met het Vuur, Mars en Gemini en ongunstig, is fundamenteel die van de woede, het geweld, de diefstal en de doodslag. Niet alleen de figuren van het geomantisch patroon blijken verbonden met astrologische fenomenen, ook de huizen één tot en met twaalf van dat patroon zijn gerelateerd aan de astrologische praktijk. Immers aan die geomantische huizen zijn de betekenissen toegekend van de corresponderende huizen van een astrologisch diagram. Zulk een diagram, een ‘horoscoop-diagram’, ook wel ‘kwadratuur van de kring der twaalf plaatsen (loci = huizen)’ genoemd, werd destijds getekend als een vierkant met een kleiner vierkant daarin en in de daardoor ontstane brede vierhoekige randstrook per zijde drie driehoeken. (Figuur 6). De twaalf driehoeken beeldden in hun geheel de hele hemelkoepel, boven en ónder het aardoppervlak,Ga naar eind25. af. Het eerste huis der twaalf, de middelste driehoek in de linkerstrook, heet de ‘Horoscoop’, en beeldt het segment van de hemel af dat op het uur van geboorte van degene wiens horoscoop getrokken wordt, juist nog onder de oostelijke horizon is, en dus in opkomst is (omdat de hemelkoepel een dagelijkse wenteling van oost naar west volvoert).Ga naar eind26. In dat huis bevindt zich de ‘ascendant’, het punt van de dierenriemmiddellijn dat opkomt. Dat huis bepaalt het leven, de ‘vita’. Met dit woord begint dan ook het mnemotechnisch distichon dat de astroloog ten dienste staat en de ‘gebieden’ aangeeft, waarover de huizen in hun vaste volgorde uitsluitsel geven als in het horoscoopdiagram alle | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Grondplan van een Horoscoop-diagram Figuur 6
gegevens, zoals plaatsen van planeten en andere fenomenen, zijn ingetekend: Vita, lucrum, fratres, genitor, nati, valetudo,
Uxor, mors, pietas, regnum, benefactaque carcer.Ga naar eind27.
De telling der huizen in het diagram begint dus bij de middendriehoek in de linkerstrook en gaat tegen de wijzers van de klok in rond. Het eerste geomantische huis heeft betekenis voor alles wat begint: het leven van een jonggeborene, het begin van een onderneming, overeenkomstig de betekenis van het eerste astrologische huis, ‘vita’. Het tweede huis, ook in de geomantie, is dat van de goederen, de rijkdom, de winst; het derde is van belang in verband met de omgeving, met korte reizen, met broers en zusters; het vierde betekent veel in verband met de ouders, erfenissen, het zevende in verband met huwelijk, echtgenote, het achtste met betrekking tot de dood enz. Van de talrijke astrologische noties die in de geomantie zijn overgenomen, lijkt voor ons geval er maar één van belang. Als twee planeten in een zelfde ‘huis’ staan, wordt dat aangeduid met de term ‘in conjunctie staan’. Die conjunctie is een der zogenaamde aspecten, waar onder andere ook deel van uitmaakt de ‘oppositie’, het verschijnsel dat twee planeten recht tegenover elkaar aan de hemel staan, binnen het diagram dus in tegenoverelkaar gelegen huizen (IV en X bijv.).Ga naar eind28. In de geomantie kunnen figuren niet in één huis staan: conjunctie is er dus onmogelijk, onbekend. Als vervanger ervan wordt gebruikt het begrip ‘associatio’, de onmiddellijke naburigheid: de figuur in I is geassocieerd | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| ||||||||||||||||||||||||||||
met die in II, die in V zowel met de figuur in IV als met die in VI enz.Ga naar eind29. Verschillende aspecten hebben verschillende waarden: het meest gunstig is de tripliciteit, dat wil zeggen de verbinding van huizen, figuren, fenomenen (in de astrologie: planeten) die door drie huizen elk gescheiden zijn (bijvoorbeeld: I-V-IX). Ongunstig daarentegen is het vierkant-aspect waarbij huizen onderling gescheiden door twee huizen betrokken worden.Ga naar eind30. Er blijkt zo een verband ontstaan tussen de geomantie, dat is de ‘puncteerkunst, [die] de toekomst in getekende punten [las]’Ga naar eind31. en de astrologie. Dat verband leggen sommige tractaten expliciet reeds in hun ‘incipit’ door de aanduiding van de geomantie als zuster, of (en dit vaker) als dochter van de astrologie.Ga naar eind32. Behalve de zojuist besproken geomantie, bestaat er nog een, en wel in een tweetal ‘versies’. Deze geomantie zou eerder astrologische, of ook wel astronomische geomantie moeten heten.Ga naar eind33. Deze laatste term is ook in geschrifte gebrúikt: in Agrippa's reeds vermelde Opera treft men tevens een (ook) Latijnstalige geomantie-tekst aan die toegeschreven is aan de befaamde Gerard van Cremona (1114-1187), onder andere vertaler van de Almagest, Ptolemeus' beroemde tractaat. Die geomantie voert de naam Gerardi Cremonensis geomantiae astronomicae libellus. De druk uit 1531 zal de legger geweest zijn voor de vertaling in het Frans door een zekere ‘sieur de Salerne’ waarvan nog een editie uit 1661 bekend is. Van die vertaling is een druk uit 1615 gesignaleerd, vlak vóór het verschijnen van Rodenburghs spel over Keyser Otto. Deze geomantische methode gaat uit van een tiental geomantische ‘huizen’ voor respectievelijk de ‘geomancia’, Sol, Luna, Venus, Mercurius, Saturnus, Jupiter, Mars, Caput draconis, en Cauda draconis. Uitgezonderd ‘geomancia’ zijn dit alle bekende fenomenen uit de ‘sferische astronomie’, de nazaat van de leerstof in het middeleeuwse Sphaeraonderwijs (tot in de zeventiende eeuw voortgezet), in de vakastronomie van thans onderdeel van de astrometrie.Ga naar eind34. Voor het eerste huis ontwerpt de astronomische geomanciën een geomantische figuur op dezelfde wijze als de gewone geomanciën de eerste mater formeerde: vier rijen stippen (per rij minimaal een stuk of twaalf) blijken een even dan wel oneven aantal stippen te bevatten. De figuur krijgt ter hoogte van de rij/rijen met een even aantal twee stippen, en ter hoogte van de overige rij/rijen één stip. De resulterende figuur is, zo zagen we hiervóór (zie pag. 8), traditioneel verbonden met onder andere een zodiak-teken. De geomanciën gaat nu verder, niet met het ontwerpen van de overige matres, de filiae enz., om die in een (driehoekig) geomantisch patroon te plaatsen. Nee, hij neemt een horoscoop-diagram en plaatst in het eerste astrologische huis ervan het zodiak-teken dat verbonden is met de ontworpen geomantische figuur. Dat zodiak-teken neemt in de bekende rij van die tekens (Aries, Taurus enz. tot en met Pisces) een vaste plaats in. In het tweede huis plaatst de geomanciën het teken van de dierenriem dat normaal volgt op het teken dat al in het eerste huis staat. De dan volgende tekens worden in de successieve huizen drie tot en met twaalf geplaatst. Stel, bijvoorbeeld, dat de ontworpen figuur Rubeus is. Daarvan weten we (zie pag. 8 hierboven) dat die verbonden is met Gemini. De zojuist vermelde reeks van de zodiaktekens vervolgt na Aries, Taurus, met Gemini, Cancer, Leo enz. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| ||||||||||||||||||||||||||||
In huis I komt dus Gemini te staan, in II Cancer, in III Leo enz. tot Taurus in XII. Als deze plaatsing voltooid is gaat de geomanciën bepalen waar hij Sol in zijn diagram zal zetten. Hij plaatst weer vier rijen punten, maar leidt daaruit géén geomantische figuur af. Nee, hij telt alle geplaatste punten op (bijvoorbeeld: de 13 van rij één, de 17 van rij twee, de 15 van rij drie en de 18 van rij vier; dat geeft totaal 63). Die som deelt hij door 12 (in het voorbeeld levert dat 63:12 is 5, met een rest van 3); het restgetal is dan het nummer van het huis waarin Sol komt (in het voorbeeld dus huis 3, waarin al het zodiakteken Leo staat). De plaats van Luna in het diagram (Luna, dat in de rij van fenomenen begonnen met ‘geomancia’ en Sol, als derde volgde) wordt ook weer met deze rekenmethode, toegepast op de som der punten van vier nieuwe rijen, vastgesteld. Hetzelfde geldt voor de overige fenomenen, tot en met Cauda draconis. Is dat allemaal gebeurd, dan heeft de geomanciën een volledig diagram van een ‘astrologische’ horoscoop voor zich. Die horoscoop wordt dan op de gebruikelijke astrologische wijze - die ons in dit verband niet interesseert - geïnterpreteerd.Ga naar eind35. De zojuist geschetste handelwijze kan de eerste versie worden genoemd van de astrologische geomantie. De andere versie is die waarbij in ieder huis van een horoscoop-diagram een geomantische figuur komt te staan. De twaalf daartoe benodigde figuren worden op de gewone wijze (hiervóór op pag. 3-5 geschetst) geformeerd: het zijn dus de door het toeval bepaalde vier matres, de via de regels daaruit afgeleide filiae, en de neptes uit respectievelijk matres één en twee, drie én vier, en de filiae één en twee, drie én vier afgeleid. Op dezelfde wijze als in de eerste versie van deze methode, wordt het huis bepaald waarin de eerste mater komt te staan: het nummer van dat huis is gelijk aan het restgetal van de deling door 12 van de som der stippen van de rijen die gevieren de eerste mater opleverden. Als deze mater in het gevonden huis is geplaatst zijn er twee mogelijkheden om de overige geomantische figuren in het diagram te plaatsen. De eenvoudigste is deze: de telling volgend die binnen de astrologie gebruikelijk is, antikloksgewijs, worden te beginnen vanaf het huis waarin mater 1 reeds staat, de matres 2 tot en met 4, de filiae 1 tot en met 4, en de neptes 1 tot en met 4 in de huizen opgetekend.Ga naar eind36. De andere plaatsing doorbreekt het principe van de samenhangende reeksen van matres, filiae en neptes. Ze laat namelijk op de eerste mater de eerste filia, en vervolgens (een bovendien op een andere dan de gewone wijze gevormde) neptis één volgen, weer in de antikloksgewijze getelde astrologische huizen.Ga naar eind37. In beide gevallen wordt vervolgens bij elke figuur het ermee verbonden astronomisch fenomeen ingetekend. De twee ‘versies’ van de astronomische geomantie gebruiken dus als basis voor hun voorspellingskunst een horoscoopdiagram. In de eerste versie worden géén geomantische figuren in dat diagram geplaatst, in de tweede versie wel, of men nu de eenvoudige dan wel de ‘moeilijke’ plaatsingsmethodiek volgt. Nog weer een andere versie plaatst in het horoscoopdiagram dat als basis dienst gaat doen, de geomantische figuren aldus: mater 1 in huis I, mater 2 in huis X, mater 3 in huis VII en mater 4 in huis IV. Bij mater 1 hoort een zodiakteken: dat wordt ook in huis I geplaatst. In huis II komt dan het teken van de zo- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| ||||||||||||||||||||||||||||
diak dat in de gewone volgorde volgt op het teken zojuist in I geplaatst. In de huizen II, XI, VIII en V worden bovendien respectievelijk de filiae 1 tot en met 4 geplaatst. De ‘neptes’ verschijnen respectievelijk in IX, VI, III en XII.Ga naar eind38. Al deze geomantische methoden: de gewone (met enige astrologische invloed), de twee ‘versies’ van de astronomische geomantie, en de zojuist aangestipte derde versie hebben boven de astrologische horoscopie, de gewone astrologie dus, het voordeel van hun betrekkelijke eenvoud. De geomanciën immers beoefent zijn ars zonder instrumenten en/of tabellen. De astroloog daarentegen heeft behoefte aan ofwel een kwadrant of astrolabe om astronomische plaatsbepalingen te verrichten, ofwel tabellen om te weten waar de verschillende astronomische fenomenen zich aan de hemel bevinden en op welke tijden precies. De gewone geomantie vereist slechts kennis van de regels voor het formeren van de figuren binnen het driehoekig patroon; de andere soorten vereisen bovendien het kunnen delen door twaalf. Heeft men die kennis en kunde dan is het ontwerpen van de basis voor de divinatie: het patroon, de kwadratuur met figuren en/of zodiaktekens- en planeet-symbolen en symbolen voor de Draco-elementen gewaarborgd. Uiteraard op voorwaarde dat men de associaties van figuren met zodiaktekens en de betekenissen der astrologische huizen kent. Het zal dan ook duidelijk zijn dat alleen met betrekking tot de hulpmiddelen (hooguit papier en stift) en de rekenvaardigheid de geomantie simpel is in vergelijking met de astrologie. De historische ontwikkeling die de geomantie vanaf de twaalfde eeuw heeft ondergaan en haar verstrengeling met astrologische interpretatie-elementen heeft ertoe geleid dat, in de bewoordingen van Charmasson: la pratique de la géomancie à la fin du Moyen Age suppose, non seulement la connaissance des propriétés et des significations des figures et des maisons géomantiques (et donc celle des maisons astrologiques), mais aussi celle des planètes dans les signes du Zodiaque (domiciles, exaltations, chutes). Contrairement à ce qu'affirment les géomanciens, qui la tiennent pour une technique simple et d'un maniement facile, la géomancie devient de plus en plus complexe et ‘savante’.Ga naar eind39. In de Europese literatuur zijn een paar plaatsen befaamd om de reminiscenties die zij bieden aan de geomantie en de problemen die deze de annotatoreninterpretatoren hebben bezorgd. Charmasson bespreekt uitgebreid die bij DanteGa naar eind40. en Chaucer.Ga naar eind41. Uit de late zestiende eeuw wordt enkel Rabelais genoemd, niet besproken. In zijn Tiers Livre blijkt hij de geomantie te rangschikken onder de andere voorspellingskunsten die hij opsomt, en hij geeft er blijk van dat hij de techniek kent. Herr Trippa immers avecques un stylet feist hastivement certain nombre de poinctz divers, les accoubla par geomantie et dist [tot Panurge]: Plus vraye n'est la verité qu'il est certain que seras coqu bientost apres que sera marié.Ga naar eind42. Charmassons conclusie luidt dan dat de | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| ||||||||||||||||||||||||||||
témoignages ainsi recueillis et rassemblés permettent de penser que les noms des figures et le procédé de formation du thème [het patroon] étaient connus au Moyen Age d'un assez grand nombre de personnes: on peut supposer que si les auteurs font allusion, de façon plus ou moins explicite à la géomancie, c'est qu'ils devaient être compris de leurs lecteurs.Ga naar eind43. Lezers en toeschouwers van Rodenburghs Theophelos-fragment in het tweede deel van Keyser Otto den derden, en Galdrada moeten, naar zal blijken, door de auteur wel gerekend zijn tot degenen die (enigszins) weet hadden van de geomantische praktijk. De vraag is dan wél onmiddellijk: hoe konden ze er weet van hebben? Via de lectuur van sommige van de genoemde (en zo dadelijk nog te noemen) boeken? Door praktijkervaring bij het bezig zien van geomanciëns? Opereerden er geomanciëns in de Nederlanden van Rodenburghs dagen? Circuleerden er boeken met verhandelingen erover? Vragen, bij mijn weten nog nimmer in geschrifte gesteld, laat staan beantwoord. En ook al stelt men - en dat is na het voorgaande niet geheel onbegrijpelijk al moet het onjuist heten - geomantie en astrologie gelijk aan elkaar, dan moet toch worden opgemerkt dat een Nederlandse pendant van Keith Thomas' Religion and the Decline of Magic nog niet bestaat.Ga naar eind44. Dat wil zeggen dat we ook over geomantisch-astrologische praktijken ten onzent, waarover zoals bij Thomas blijkt, materiaal uit kerkelijke en rechterlijke archieven rijkelijk informatie kan bieden, niets weten. Niet-Nederlands handschriftelijk en gedrukt materiaal wordt genoemd en besproken door de specialiste op het gebied van de middeleeuwse geomantie, Charmasson, en in de tot en met de zestiende eeuw reikende achtdelige A History of Magic and Experimental Science van Thorndike.Ga naar eind45. Naast de hiervoor al genoemde, kunnen uit beide werken de volgende boeken uit de zestiende en vroege zeventiende eeuw genoemd worden, die geheel of gedeeltelijk aan de geomantie gewijd zijn. Van Lorenzo Spirito een Italiaanstalige geomantie uit ongeveer 1485 (die in het Frans rond 1495 vertaald werd en tussen 1508 en 1583 acht herdrukken beleefde; later werd ze - zo wordt zonder nadere specificering gemeld - ook in het Nederlands en het Engels vertaald); een Italiaanse vertaling van de geomantie van de middeleeuwse (arabier?) Geber in 1550 verschenen en in 1552 herdrukt; eveneens in het Italiaans een van Pietro d'Abano (= Pierre de Padoue) uit 1552, herdrukt in 1556; een Franse van Christoforo de Cattan uit 1558 (met herdrukken in 1567, 1572, 1577, en een Engelse vertaling in 1591, herdrukt in 1608). En ook in het Frans verscheen in 1574 van Bandaroy en in 1575 van De la Tayssonière een geomantisch werk. Van de geomantie van (pseudo) Gerard van Cremona wordt vermeld dat hij in 1615 in het Frans is verschenen; een druk uit 1661 ervan is in ieder geval overgeleverd. De polyglotte Rodenburgh kon dus in de talen die hij beheerste, en zeker in de landen buiten het Nederlandse taalgebied die hij bezocht heeft, in druk kennis nemen van de geomantie. Uit Thomas' boek kan men bovendien te weten komen hoe in het Londen van Elizabeth en Jacobus, in de jaren dat Rodenburgh er verbleef, astrologie èn geomantie in praktijk werden gebracht door de toen befaamd-beruchte Simon Forman (1552-1611), die vermoedelijk ook de auteur is van De arte geomantia, een alleen in manuscript overgele- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| ||||||||||||||||||||||||||||
verde tekst uit 1589. Hij was met zijn praktijk, zo lezen we bij Thomas, ook de Engelse adel van dienst.Ga naar eind46. Thorndike noemt in verband met de geomantie tweemaal een (zuid-)Nederlander, beiden vroeg-zestiende-eeuwers: Cornelius de Schepper (Cornelius Scepper) (1500-1555) en de hierboven al vermelde Ringelberg. De laatste, de Antwerpse rector van het Leuvense Collegium Trilingue Joachim Sterck van Ringelbergh, publiceerde onder de naam Joachim Fortius Ringelbergius Andouerpianus in 1531 te Lyon in onvolledige vorm zijn Opera (herdrukt te Basel in 1537). In volledige vorm verschenen die Opera, wederom in Basel, in 1541; daarvan verscheen in 1556, maar in Lyon, een herdruk.Ga naar eind47. Uit de enkele decennia geleden verschenen facsimile-editie van de ‘editio princeps’ van 1531 zijn de twee bladzijden hiervoor (zie fig. 5) als illustratie gebruikt, afkomstig. Alvorens nu de Theophelos-passage te gaan bezien in het licht van wat hierboven met betrekking tot de grondbeginselen van de geomantie is bijeengelezen, lijkt het dienstig kort weer te geven hoe de gang van zaken was bij het consulteren van een geomanciën. Er is dan dus sprake van een zogenaamde vrager die de geomanciën een bepaalde vraag stelt, een kwestie voorlegt. Laatstgenoemde ontwerpt ten behoeve van zijn antwoord een geomantisch patroon (in het geval hij als een gewoon geomanciën optreedt); of hij tekent, als de astrologische/astronomische geomanticus die hij is, in een horoscoop-diagram de vereiste sigla en symbolen in. Aangezien zal blijken dat Theophelos met een dergelijk horoscoopdiagram opereert, gaat het hier verder alleen over de werkwijze van de astronomisch-geomantisch werkende voorspeller. Heeft zo'n geomanciën de figuren, de sigla van de zodiaktekens en de symbolen van de astronomische fenomenen (de Draco-elementen en de planeten) genoteerd, dan gaat hij op basis van dat voltooide diagram verder. Hij beschouwt de fundamentele betekenis van de geomantische figuren in vooral twee huizen van de twaalf die hij onder ogen heeft, hun aard, kwaliteit, in het licht van de talrijke associaties, met inbegrip van die associatie die de astrologische conjunctie vervangt (zie pag. 9-10 hiervoor). Het éne huis van de genoemde twee is, onafhankelijk van wát gevraagd wordt, altijd het eerste astrologische huis. Dat heet vanuit geomantisch perspectief dan ook ‘het huis van de vrager’. Het is het eerste geomantische huis (waarin de eerste mater is opgetekend): immers de geomantische huizen één tot en met twaalf zijn, in dezelfde volgorde, gelijkgesteld met de twaalf astrologische huizen. Het ándere huis is wél afhankelijk van de gestelde vraag. Heeft bijvoorbeeld die vraag betrekking op een huwelijk dan wordt vooral wat te zien is in huis VII - volgens het geciteerde distichon (zie pag. 9) Uxor geheten, en betrekking hebbend op echtgeno(o)t(e), vrouwen, huwelijk, twisten - in beschouwing genomen. De uitkomst van het beschouwen van alles wat deze beide huizen te zien geven, afzonderlijk en in combinatie met elkaar, leidt niet tot een nauwomschreven antwoord op de gestelde vraag, maar wijst wél in de richting waarin de situatie zich met betrekking tot die kwestie zal ontwikkelen.Ga naar eind48.
Laten we thans gaan bezien hoe Theophelos in zijn kwaliteit van geomanciën optreedt. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| ||||||||||||||||||||||||||||
De inbedding van zijn activiteit in de handelingssituatie is als volgt. In de eerste scène van het derde bedrijf (het eerste van Deel Twee) meldt 't Gherucht in een monoloog van veertien verzen dat zij Tyter, die in Arcadië verblijft, ervan op de hoogte zal stellen dat zijn Laura heeft ghenieticht all de trouw' die zy
Heur Tyter was verplicht, en Flavio heeft verkooren. (C 3v)
De tweede scène bevat dan een lange monoloog van de bedrogene, Tyter dus, waarin hij zich in zijn verbeelding richt tot zijn ‘lieve beeldt’. Hij vindt zich ‘bitzich [...] gheloont’, beklaagt zich en roept in herinnering wat Laura en hij samen deden en wat zij nu samen met die ander doet. Thans is zij de ‘Ondanck'bre Florentinn’, [...] wispeltuur'ghe Vrouwe [...] liefdeloose maecht, [...] liefd-vergheeten-schoon [...] heug'nis-loose Juffer'. Hij voorspelt dat zij bij het denken aan ‘de eerste liefd' [...] en 't tweede mallen’ in onmacht vallen zal en zo de anderen van ‘eed-breeck’ zal afhouden (Dlr-Dlv en zie flg. 7 linkerkolom). Zo wreekt, concludeert hij, het kwaad zich zelf. Als hij dan opnieuw in woede uitbarst en het uitschreeuwt Ha valsche Vrouw ontrouwe
Uw' eere ghy verliest, mijn eere ick behouwe
Ha wereldt, valsche mom.(D1v)
onderbreekt de opkomende Theophelos hem met Myn Heer, hoe dus? neemt moet.Ga naar eind49.
Heer Tyter wenst zich daarentegen dood, maar vraagt tevens aan Theophelos wat de sterren te zeggen hebben. Hij zelf veronderstelt dat deze in de tekenen zal waarnemen dat zal gebeuren wat 't Gherucht reeds meldde: dat Laura hem inderdaad voor Flavio verlaten zal. Theophelos antwoordt echter Recht anders als ghy waent de sterren my voorzegghen. (r. 7)
waarna de tekst vervolgt Tyter.
Waer is uw werck?
Theoph.
Hier Heer.
Tyter.
Wilt my 't gheheyme zegghen.
Theoph.
Int eerste huys de vraeg alleenelijck bestaet. (8-9)
Het zal duidelijk zijn dat op het toneel Theophelos op verzoek van Tyter zijn ‘werck’ laat zien en aan de hand ervan uitleg zal gaan geven over wat eruit te concluderen valt. In de editie van de tekst bevindt zich op de bladzijde naast die waaruit zojuist is geciteerd een afbeelding die te herkennen is als een horoscoopdiagram, met in elk van de twaalf huizen ingetekend een geomantische figuur met sterretjes als stippen, en een symbool van een dierenriemteken (Figuur 7). | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Pagina's D 1v-D 2r uit Keyser Otto den derden, en Galdrada enz. Tweede Deel. Amsterdam 1617 Exemplaar KB Den Haag, sign. KW 1350 B 128 4 Figuur 7
De eerste informatie die Theophelos verschaft maakt meteen duidelijk dat hij als geomanciën optreedt: hij noemt het eerste huis dat van de ‘vraeg alleenelijck’. Wij hebben zojuist het eerste geomantische huis leren kennen als dat van de vrager, waarnaar een geomanciën in de beoefening van zijn ars altijd kijkt. Het tweede te consulteren huis is dat van de expliciet geformuleerde vraag. Welk huis dat is van de reeks van de overige elf, hangt juist van de inhoud van de vraag af. Met ‘de vraeg alleenelijck’ als karakteristiek van het ‘eerste huys’, mogen we veronderstellen dat Theophelos bedoelt: puur het vragen, zonder specificatie dus. En dat mogen we opvatten als equivalent met ‘de vrager’. De met de geomantie enigszins vertrouwde toeschouwer, die het ‘werck’ niet ziet - althans, niets in de tekst wijst erop dat Theophelos zijn diagram aan de zaal toont; en dat met het ‘werck’ dit, of een soortgelijk, diagram wordt bedoeld lijkt plausibel -, zal Theophelos' uitspraak over het eerste huis als een geomantische interpreteren. De lézer die dat ‘werck’ wel ziet, zal op het eerste gezicht al herinnerd worden aan de astrologische geomantie. Die werkt immers met horoscoopdiagrammen. De hiervoor besproken tweede versie ervan (zie pag. 11) lijkt hem, | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| ||||||||||||||||||||||||||||
bij enige deskundigheid van zijn kant, de methode die Theophelos beoefent: die versie immers werkt met geomantische figuren in de huizen. Niet op het eerste gezicht, maar pas bij nader toezien zal de lezer evenwel concluderen dat Theophelos' ‘werck’ als produkt van die methode vreemd en onvoltooid moet heten. Het onvoltooid zijn kan snel duidelijk worden. De astrologische geomantie immers, op wèlk der hiervóór aangestipte wijzen (pag. 10-12) ook toegepast, levert als basis een diagram met in sommige of in alle huizen tevens een symbool van de planeten en de Drakenkop en -staart.Ga naar eind50. De versie die geomantische figuren oplevert, geeft bij elke figuur tevens een der laatstgenoemde symbolen. In Theophelos' diagram (fig. 7) blijkt géén ervan ingetekend. Wél ingetekend zijn de sigla van de dierenriemtekens. We zien in het eerste huis - zoals we weten de middelste driehoek van de linkerzijde - Aries afgebeeld, tezamen met Puella.Ga naar eind51. Nu is niet Puella maar - we zagen het hierboven, pag. 8 - Acquisitio geassocieerd met Aries. Vreemd is dus die combinatie in huis I. Maar vreemd is óók dat nu juist Aries in huis I staat en er dus een samenval is van de normale reeks der dierenriemtekens (Aries, Taurus enz.) en de normaal getelde astrologische huizen (I, II enz. Zie fig. 6). In de astrologie bestaat er wel een correspondentie-reeks met die combinatie, en tevens daarbij betrokken de planeten, maar die reeks wordt weinig gebruikt.Ga naar eind52. Bovendien zou wat het diagram hier biedt daar, wegens het ontbreken juist van die planeten, hooguit een aanzet toe geven.Ga naar eind53. Men zou ook kunnen denken aan een onvoltooid horoscoopdiagram, geldig voor het tijdstip dat de eerste graad van Aries in de Horoscoop, in de ascendant staat.Ga naar eind54. Dat is het geval ten tijde van zonsopkomst bij het exacte begin van de lente, als de zon die eerste graad van Aries bereikt. Maar met zulke overwegingen kan de beschouwer zonder méér niets beginnen. Vindt hij dat ‘meer’ in de tekst die Theophelos verder spreekt? Blijkt uit die tekst wáárom Aries en Puella in huis I staan? Om deze en soortgelijke vragen te kunnen beantwoorden moeten we de verzen die Theophelos spreekt op de voet volgen. Nadat hij dus gezegd heeft dat het eerste huis dat van ‘de vraeg alleenelijck’ is, informeert Tyter verder met Wat voorzegh vind ghy daer? is die goed? (r. 10a)
waarop Theophelos repliceert Neen, z'is quaet;
Vermits zy in het top met sterren twee verscheene,
En heure ghezellin maer een, dus zy vereenen
Zeer qualijck, doch vermits de beelden beyd' zijn goedt
In handelingh van liefd', zo oord'l ick, Heere, moet
Verkreghen zijn de wensch daer beyde ghy na hengheld;
Doch zeecker zalder veel ghevaers me zijn ghemenghelt,
Veel rasery; Want tusschen 'tster-huys is verscheel; (r. 10b-17)
Tyter vraagt dus wat het eerste huis voorspelt, en drukt zijn hoop uit met de spe- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| ||||||||||||||||||||||||||||
cificerende vraag: is de voorspelling goed? Theophelos' antwoord is tweemaal negatief: niet goed, wel kwaad is de ‘voorzegh’. Wat dan volgt is, dunkt me, de verantwoording van zijn negatieve voorspelling. Die moet steunen op wat hij in het ‘eerste huys’ ziet, en men zal dus ‘zy’ als betrekking hebbend op de figuur in dat huis moeten interpreteren. Aangezien (‘vermits’) ‘zy’ met twéé sterren aan de top verscheen, of verschenen (is)Ga naar eind55. (?) en haar ‘ghezellin’ maar met één, combineren ze slecht: reden om pessimistisch te zijn. Dat lijkt me een mogelijkheid te bieden voor verdere interpretatie, overigens met enkele problemen. Kijken we immers naar het ‘werck’ (fig. 7), dan zien we in huis I een figuur met in de kop (Theophelos' ‘top’) maar één ster. De vraag doet zich dus voor: hoe telt Theophelos? Voor wat volgt dient figuur 9, het ‘werck’, maar nu met in romeinse cijfers de normale telling der huizen erin aangegeven en tevens in elk ervan de geomantische figuren en de zodiaktekens, beide met hun namen. Wat nu is voor Theophelos het éérste huis? Als dat er een moet zijn met twee sterren in de kop van de figuur, dan komen in aanmerking de huizen II, IV, V, VI, VIII en XI. Nu heeft hij het over ‘zy’ en ‘heure ghezellin’ met twee respectievelijk één ster in ‘top’. Het lijkt plausibel in deze combinatie het begrip ‘associatio’ te herkennen, de onmiddellijke naburigheid van geomantische figuren, analoog aan de conjunctie, in de astrologie, van twee planeten (zie pag. 9-10). Met ‘heure ghezellin’ kan dus elk der figuren met één ster in top bedoeld zijn, die gelegen is naast een figuur met twee sterren. Dat kunnen derhalve zijn de figuren in de huizen I, III, VII, IX, X, en XII. Dat levert in de volgorde met twee respectievelijk één ster, de combinaties II-I, II-III, IV-III, VI-VII, VIII-VII, VIII-IX, XI-X, en XI-XII op. Ofwel Theophelos' ‘eerste huys’ kan zijn, in de normale telling: II, IV, VI, VIII, of XI. In het vervolg van de tekst komen twee figuren expliciet ter sprake: in r. 25 Rubeus waarvan het luidt dat ze ‘bezit / het vijfde huys, dat's quaet’. (zie figuur 7, het voorlaatste en laatste vers in de rechterkolom op D2), en in r. 31-32 Letitia waarvan gezegd wordt ‘Nu Heer het seste huys, 't welck in Geomancie / Letitia is ghenaemt, dats goed’. In het ‘werck’ herkennen we beide figuren: Rubeus ziet men in huis IV, en Letitia staat in huis III getekend. Huis IV kan dus komen te vervallen als gegadigde voor huis 1 in Theophelos' telling (voortaan in arabische cijfers geschreven). De combinatie van de figuren in huizen 1 en 2 moet tevens inhouden dat beide figuren ‘goed’ zijn, want r. 13-14 zegt dat ‘de beelden beyd' zijn goedt/ In handelingh van liefd',’. Van de resterende paren die in de huizen 1-2 kunnen staan, te weten II-I, VI-VII, VIII-VII, VIII-IX, XI-X, en XI-XII kunnen aan de gestelde voorwaarde slechts voldoen VI-VII met Albus en Puer, en VIII-VII met Acquisitio en Puer, alle geklassificeerd als bona.Ga naar eind56. Dat wil zeggen dat Theophelos mogelijk begint te tellen met huis VIII en met de wijzers van de klok mee: dan wordt inderdaad ‘vanzelf’ huis IV als 5 en huis III als 6 genomen. Kan uitgemaakt worden of Theophelos deze alternatieve, qua beginpunt en telrichting onorthodoxe, vreemde telwijze toepast? Jazeker. Er is immers de mogelijkheid te onderzoeken of er volstrekt willekeurige geomantische figuren zijn ingetekend dan wel de reeks van twaalf de samenhang vertoont die voortvloeit | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| ||||||||||||||||||||||||||||
uit de procedure die hiervoor op pag. 3-5 geschetst is: vier willekeurig bepaalde matres, en dan de voorspelbare filiae en neptes, geplaatst in de huizen, te beginnen met mater 1 in het eerste huis en vervolgens op een der geschetste wijzen de overige figuren in de resterende elf huizen. Als we uitgaan van de hypothesen dat huis VIII bij Theophelos 1 is, VII 2, VI 3 en V 4, dat deze de vier matres bevatten en de plaatsingsprocedure van de figuren de ‘normale’ is, dan zou de figuur in huis 5 (normaal het IV de huis) de eerste filia moeten zijn. Die wordt, zoals we weten (pag. 4), opgebouwd uit de koppen van de vier matres en dat blijkt hier inderdaad het geval: Rubeus heeft als kop die van Acquisitio (in VIII), als armen de kop van Puer (in VII), als lichaam de kop van Albus (in VI) en als voet de kop van Fortuna major (in V). Dat dit geen toeval is wordt duidelijk als men de overige figuren evenzo natrekt. Eén voorbeeld moge verder volstaan. Telt men de ‘sterren’ op van de koppen van mater 1 en 2 (2 + 1) dan resulteert een oneven getal; hetzelfde geldt voor de optelsom van de armen en de lichamen van die twee matres; de voeten van beide tellen tezamen twee ‘sterren’, een even getal opleverend. Volgens de regel op pag. 5 zal de eerste neptis dus in kop, armen en lichaam 1 ‘ster’ moeten bezitten, en de voet 2 ‘sterren’. Waar deze neptis moet staan als onze hypothesen juist zijn, in huis 9 (volgens Theophelos' telling) en dat is dan huis XII, zien we inderdaad die figuur, de Cauda draconis van de geomantie (fig. 8 geeft de huizen met Theophelos' nummering). Theophelos' telling (arabische cijfers) Figuur 8
| ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Het ‘werck’ van Theophelos, waarvan men mag veronderstellen dat hij het heeft gemaakt, geeft er dus blijk van enerzijds dat hij de gewone geomantische formatiewijze van de figuren in hun onderlinge samenhang kent en heeft toegepast, maar anderzijds dat hij vreemd telt, vanuit een ongebruikelijk huis 1 vertrekkend en met de wijzers van de klok mee. De gewone telling der astrologische huizen (waarmee normaliter de geomantische worden gelijkgesteld) lijkt hij overigens wél te kennen: immers de sigla der zodiaktekens zijn antikloksgewijze, vertrekkend vanuit het normale huis I, in het diagram geplaatst. Van kennis van de associatie van figuur met zodiakteken lijkt geen sprake: in 1 staat Acquisitio waarbij Aries hoort (zie pag. 8), maar er staat Scorpio; bij Puella in I (= 8) hoort Libra maar is Aries ingetekend (enz.).Ga naar eind57. En de posities der planeten en van de astronomische Drakenkop en -staart blijken niet genoteerd. Het is overigens mogelijk dat Theophelos wél over de positie van laatstgenoemd fenomeen, de Cauda draconis spréékt. Aansluitend aan wat van hem geciteerd is op pag. 17 zegt hij Maer eynd'lijck zult ghy houden Laura voor uw deel,
Om reden dat de beeldens twee hoofd-sterren rysen,
Recht uyt de Draecken staert, [...] (r. 18-20a)
De geomantische figuur Cauda draconis die hier genoemd lijkt, vinden we in huis 9 (= XII) in gezelschap van het zodiakteken Pisces (zie fig. 8); normaal is die figuur verbonden met Sagittarius, en hoort ze tot de ongunstige figuren. En omdat Pisces geen opvallende sterren, eventueel aan te duiden met hoofdsterren, bezit, lijkt het te betwijfelen of Theophelos over de geomantische Cauda draconis spreekt. Het ligt meer voor de hand te denken aan het astronomische gelijknamige fenomeen. Als dat zou zijn geplaatst in huis 6 (= III) met naar men in figuur 9 zien kan, het teken Gemini (en de figuur Letitia) zou de uitspraak begrijpelijker worden. Het sterrenbeeld Tweelingen, oorspronkelijk samenvallend met het teken Gemini, en in latere tijden daarmee vaak nog vereenzelvigd,Ga naar eind58. vertoont duidelijk twee hoofd-sterren (in de hoofden van elk der figuren, Castor en Pollux). Van deze zou dan gezegd worden dat zij uit de Drakenstaart oprijzen. Wegens het ontbreken in het ‘werck’ zoals we dat in de boek-uitgave zien, van die astronomische fenomenen (de planeten en de Draco-elementen) kan deze mogelijkheid hooguit als plausibele veronderstelling worden geopperd. Theophelos' zojuist besproken woorden worden vervolgd met de uitspraak: en daer me wy bewysen,
Hoe 't eerste beeld in 't opperst, met de tweede g'lijckt:
En neyghen na het vuyr: (r. 20b-22a)
Hier lijkt de geomanciën weer beter te controleren op wat hij zegt. We kunnen deze regels weergeven met de woorden: en bovendien wijzen wij erop hoe in de bovenste rij huizen de eerste figuur (Fortuna minor in 11 (= X)) lijkt op de tweede (Amissio in 12 (= IX)) en beiden naar het vuur ‘neigen’. Dit lijkt correct want inderdaad zijn de beide genoemde figuren met het Vuur geassocieerd. En | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Het ‘werck’ van Theophelos met toegevoegd de namen der sigla van de zodiak-tekens en van de geomantische figuren Figuur 9
ze lijken op elkaar: door verwisseling van de armen en het lichaam gaat de ene figuur in de andere over.Ga naar eind59. De enige lichte moeilijkheid die resteert is de vraag waarom hier Fortuna minor, en niet Amissio het eerste beeld genoemd wordt; in elk geval is het, binnen de telwijze van Theophelos, het eerste Vuur-beeld in de ‘opperste’ rij... Wat dan volgt in Theophelos' antwoord op Tyters vraag is weer minder eenvoudig. Men leest Waer merckelijck door blijckt:
Ja klaerder: Mits het beeld God Jupiter beheerden,
In 't teecken Aries: 'tgheen dat mijn Heer begeerden,
Ghevallen zal. (r. 22b-25a)
Allereerst een opmerking over de interpunctie. Het komt me voor dat ‘Ja klaerder [...] Aries’ als een ingevoegde constructie moet worden beschouwd, geplaatst tussen :-tekens met de waarde van onze huidige ‘haakjes’. Deze mededeling geeft een éxtra èn helderder (‘klaerder’) argument voor wat uit de beschou- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| ||||||||||||||||||||||||||||
wing van de Vuur-tekens klaarblijkelijk volgt (‘merckelijck door blijckt’) te weten: dat Tyters verlangen bevredigd zal worden doordat zal voorvallen wat hij begeert. Theophelos - dunkt me - is bezig met de beschouwing van het andere huis, nadat hij over het eerste huis, het huis van de vrager (en de ‘ghezellin’ van de figuur erin) uitgesproken is. (vergelijk pag. 14 over de consultatieprocedure). Wélk huis hij in tweede instantie beschouwt is niet recht duidelijk en kan dat ook niet zijn want Tyters vraag is niet echt gespecificeerd. Maar hij vraagt naar zijn ‘voordeel’ in zijn huwelijksprobleem. Dan valt te verwachten dat het tweede huis dat Theophelos' aandacht vraagt zijn huis 7 zal zijn: van de astrologische huizen is immers het zevende dat van Uxor (zie het distichon op pag. 9). Maar uit niets blijkt hier dat hij zijn huis 7 (of eventueel, maar dan afwijkend van eigen telling, het normale huis VII, bij hem dus 2) tot centrum van zijn tweede beschouwing maakt. In ieder geval vindt hij wat hij ziet in de huizen 11 en 12 gunstig; maar nog duidelijker gunstig wat ‘in 't teecken Aries’ te zien valt. Daar staat immers het beeld (dat) Jupiter ‘beheerden’. Als met ‘in 't teecken Aries’ wordt bedoeld: het huis waarin Aries staat, dan spreekt Theophelos hier over zíjn huis 8. Het beeld erin, de geomantische figuur, blijkt Puella. Deze is geassocieerd met Mars, niet met Jupiter.Ga naar eind60. Als evenwel (hier) de nomenclatuur van Bartholomeus van Parma gevolgd zou zijn (vergelijk noot 18), handelt Theophelos over Puer. Deze is geassocieerd met Venus,Ga naar eind61. gunstig en van belang met betrekking tot liefde, overvloed.Ga naar eind62. Dat lijkt, indien dan bovendien Jupiter, altijd gunstig werkend, in dat huis zou staan, alle reden tot optimisme te geven.Ga naar eind63.... Na dit (voor ons niet allemaal begrijpelijke) gunstige in het ‘werck’ komt Theophelos aandragen met iets ongunstigs. Hij vervolgt zijn antwoord immers onmiddellijk aldus Doch mits dat Rubeus bezit
Het vijfde huys, dat 's quaet [...] Want dit
Voorzeyd dat yemant zal na u af-lyving trachten,
Wt jalouzy: die vaeck afgunsticheyden brachte:
Of wenschen uwe dood, om gh'nieten Laura dan,
En zal gheschieden door een hoofdich oorlochs-man. (r. 25b-30)
Dit nu is volkomen begrijpelijk. Op pag. 8 hierboven is de hier genoemde Rubeus al gekarakteriseerd als een ongunstige geomantische figuur. Het valt (mij) niet gemakkelijk in te zien dat juist zijn aanwezigheid in het vijfde huis, astrologisch-geomantisch dat van de nati, de kinderen, zo ‘quaet’ zou zijn als de tekst lijkt te suggeren. Zijn eigen aard, kwaliteiten, naam en associaties zijn voor een Rubeus-figuur al voldoende negatief. Positief daarentegen is Letitia, waarover de dan volgende anderhalve regel handelt, nog steeds door Theophelos gesproken: Nu Heer het seste huys, 't welck in Geomancie
Letitia is ghenaemt, dats goed. (r. 31-32a)
| ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Deze figuur Letitia staat in het zesde huis, zoals geconstateerd is, en te zien valt; evenzo is al ter sprake gekomen hoe inderdaad alles aan haar wijst op een gunstige afloop (zie pag. 8). Ook hier spreekt Theophelos weer duidelijk, óók voor ons die maar weinig kennis van de geomantie bezitten. Wat we tot nu toe in de tekst onder woorden gebracht zien aan geomantischastrologisch gedachtengoed maakt een soortgelijke indruk als het aan de lezer vertoonde ‘werck’. Men herkent het een en ander, maar dat ‘een en ander’ wordt onaf aangeboden en wijkt op sommige plaatsen af van wat men verwacht. Tyter, als ‘vrager’ nauwer bij de zaak betrokken dan wij, vraagt géén opheldering en reageert toch wel erg summier en simpel met alleen maar ‘Waarom?’ (daarmee ‘voltooit’ hij r. 36 binnen Theophelos' betoog nog niet eens tot een volledige alexandrijn!). Na de interpretatie van Letitia-in-huis-6 reageert Tyter goedgelovig aldus Met reden ick verblye (r. 32b)
en vervolgt dan: Ghy noch een Ster-huys vind 't welck 'tmynen voordel is?
Wat oordeelt ghij hier uyt? (r. 33-34a)
De laatste vraag is begrijpelijk als men aanneemt dat ze vergezeld gaat van het aanwijzen, bij ‘hier’, van een huis met figuur en zodiakteken (en eventueel ook een symbool van planeet of Drakenelement) in het ‘werck’, bijvoorbeeld het huis 2 dat traditioneel rijkdom, winst bestrijkt (lucrum in het distichon, pag. 9). Hoe reageert Theophelos daarop? Wel, de dialoog verloopt hier als volgt:
De geomanciën reageert merkwaardig: met een zekerheid die bij Tyter wantrouwen wekt (35a), dan ogenblikkelijk wordt gerelativeerd (35b), waarna de uitspraak zonder technische termen en toch stellig wordt gedaan (36b-37a), die daarop onderuit gehaald wordt door de vraagsteller (37b)! Theophelos begaat een blunder: wat hij verwacht, verkwisting van geld, is - naar Tyters mededeling (in 38b) - al voorgevallen! Op deze ‘ontmaskering’ reageert Theophelos in het geheel niet. Onverstoorbaar, naar het lijkt, gaat hij over tot mededelingen omtrent zijn elfde en zevende huis, dat van de vrienden (benefacta in het distichon) respectievelijk van het huwelijk (uxor). Hij zegt | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Nu Heer het elfde huys beheerst alleen de Zonne,
De welck ick met een zeer quaed beeld verzellet vonne;
En daer uyt oordel dat de maghen uwes Vrouw',
Me Vrouwe Laura, Heer, u zullen zijn ontrouw'.
Doch 't zevenst' huys is weer om over dubbel goede,
Mits Jupiter beheerscht. (r. 39-44)
Van de in het ‘werck’ opgenomen figuren kan alleen van Tristitia en Rubeus gezegd worden dat ze ‘zeer quaed’ zijn.Ga naar eind64. Eerstgenoemde figuur staat in huis 10, traditioneel XI, dat van de vrienden (benefacta in het distichon). Vergist Theophelos zich hier, en telt hij traditioneel, zodat hij Tristitia samen met de Sol (niet ingetekend in het diagram) in het elfde huis ziende van de vrienden (die Laura's maghen zouden moeten zijn) ontrouw moet verwachten?Ga naar eind65. Of heeft hij het wél over zíjn elfde huis, met Fortuna minor, een figuur met Sol verbonden; en is Tristitia als ‘ghezellin’ in het naburige huis zó sterk in ongunstige zin dat de verwachting negatief moet uitvallen? Het blijft onduidelijk. Datzelfde geldt ook voor de sussende conclusie naar aanleiding van het zevende huis. Als dat huis 7 is dan kan alleen een beroep gedaan worden op de correspondentie-reeks waarvan op pag. 17 hiervoor sprake was. Die verbindt huis II (= 7) met Taurus (in het diagram ingetekend) en Jupiter. Op die grond zou Jupiter dat huis 7 van Uxor dus kunnen ‘beheerschen’. Aangezien die planeet altijd gunstig werkt zou de betekenis van dat huis met de gunstig-werkende Caput draconis ‘dubbel goede’ mogen heten. En dat uiteraard met betrekking tot de houding van Laura. De opgeluchte Tyter (‘'t Verquikt weer mijn ghemoede’, zo luidt in r. 44b zijn onmiddellijke reactie) krijgt dat dan ook nadrukkelijk nog eens te horen; want Theophelos gaat dóór: Hier uyt zo oordeel ick dat Laura u bemind,
En dat zy niemant oyt zo trouw' en heeft bezind,
Noch heure liefd' ghegrift. (r. 45-47a)
Toch brengt een dergelijke zekerheid - zoals een twaalftal regels eerder het geval was - Tyter tot enige twijfel, blijkens zijn weerwoord nu Tot wien?
Theoph.
Tot u mijn Heere.
Tyter.
't Waer Flavio heur deed heur liefde van my keeren. (r. 47b-48)
Daarop geeft Theophelos als slot van zijn voorspellingsactiviteit dit antwoord: Neen Heer ten kan niet zijn, 'tschijnt dat mijn Heere raest.
Hoe? Jupiter beheerst het eerste beeld en 'tlaest:
Dus Heer steld u gherust, bedaerd u, zijt te vreden. (r. 49-51)
Ook van deze regels lijkt een overtuigende interpretatie binnen een astronomisch-geomantisch systeem niet goed mogelijk. Jupiter wordt in de geomantie verbonden met Acquisitio en met Letitia.Ga naar eind66. Als het beheersen daarop betrekking | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| ||||||||||||||||||||||||||||
zou hebben, klopt wat Theophelos zegt over ‘het eerste beeld’, want dat is in huis 1 inderdaad Acquisitio, maar niet wat hij zegt over ‘'tlaest (beeld)’, want dat is niet Letitia maar Amissio. Zou er sprake zijn van het astrologische heersen door Jupiter, dan zou men moeten kijken naar de zodiaktekens waarin die planeet zijn grootste, als reeds gezegd altijd positieve, werking uitoefent. Die tekens zijn Sagittarius en Taurus, en die zouden dan hier indirect aangeduid worden als het eerste en laatste ‘beeld’. In het diagram is wel als laatste Sagittarius opgetekend en wat dat betreft zou Theophelos hier (weer) een juiste opmerking maken, maar niet met betrekking tot het éérste teken: dat vindt men immers in huis 7, en niet in huis 1. Het lijkt erop dat ook hier, als vaker in zijn interpretatie van het ‘werck’, Theophelos als geomanciën zeker voor mij (ons?) onnavolgbaar en zo oncontroleerbaar bezig is met het beantwoorden van Tyters vraag naar zijn toekomstig lot met betrekking tot Laura.
Zoekend naar zin ín deze passage van Rodenburghs spel kom ik tot de conclusie dat de geomanciën er merendeels oncontroleerbaar in bezig is. En mogelijk bezwerend. Bezwerend, doordat hij herkenbare termen gebruikt, met sterke variaties van voorspellende waarde in positieve en negatieve zin, in snelle opeenvolging en met enige, maar niet altijd doorzichtige systematiek. Zoeken naar de zin ván deze passage - voor zover ik thans weet een uniek fragment binnen de Nederlandse zeventiende-eeuwse letterkundige erfenis - betekent allereerst: kijken naar haar functie in het geheel van het spel. Aan het woord is dus de figuur Theophelos, die de toeschouwer of lezer al bekend is uit het eerste deel. Dáár wordt hij via zijn eigen woorden gepresenteerd als een wijs iemand, die Tyter wil behoeden voor te sterke binding aan het vergankelijke aardse, waardoor hij verhinderd wordt zich toe te leggen op het ‘leeren [van] d'eedle kunste der geomancy,/ Die reghte dochter is van d'Astrologij’.Ga naar eind67. Ook Tyter zelf lijkt het nuttig zijn tijd aan de studie van die geomantie te besteden, als therapie voor hem wiens ‘zinnens koore wand'len in dool hoflijcke paen’.Ga naar eind68. De ‘propedeuse’ daartoe is een exposé van ruim honderd verzen astronomie-en-astrologie door Theophelos, die daarin opmerkt dat met name de acht hemelen, van het Firmament der vaste sterren tot en met de hemel waarin ‘alleenelijck de Mane heert’, de ‘Geomancia gh'raeckt’. Zo blijkt Theophelos hier in deel I een pure astrologijn bij wie van geomantische kennis of vaardigheid niets blijkt. Wat hij met zijn woorden bereiken wil, zegt hij expliciet aan het slot van zijn uiteenzetting: ‘Myn Heere, uyt dit les so kundt ghy grondigh weeten/ De namens waerom [de herkomst der namen], en de kraghten der planeeten’. Ga naar eind69. Deze scène speelt zich af in Arcadia. Theophelos' Geomancia lijkt volkomen identiek met de Astrologij, waarvan zij de dochter wordt genoemd. Deze discrepantie tussen naam (geomantie) en zaak (astrologie), wordt binnen het eerste deel van Keyser Otto den derden, en Galdrada niet opgeheven. Immers ook de tweede passage die door Theophelos in datzelfde eerste deel gesproken wordt, heeft niets geomantisch. Daar voert hij het woord ter instructie van Tyters dienaar Camillo op het gebied van ‘de Sphaera’, in Theophelos' bewoording ‘de kennis van de gloob’,Ga naar eind70. dat is wat thans deel uitmaakt van de astrometrie en in de Middeleeu- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| ||||||||||||||||||||||||||||
wen alsook de zestiende en zeventiende eeuw onderdeel was van de universitaire propedeuse, soms ook van de eindfase van de studie aan de Latijnse school.Ga naar eind71. Theophelos zet die kennis uiteen duidelijk alléén op verzoek van Camillo die tot dan zijn ‘leven [...] leereloos versleet, maer nu [...] graeghlijck lust/ Na wetenschap’.Ga naar eind72. Voor Theophelos begint blijkbaar vanzelfsprekend het stillen van die geestelijke honger met de Sphaera-stof. Dat lijkt te betekenen dat er voor hem maar één wetenschap bestaat: de Geomancia waarvoor kennis van de Astrologij (de ‘moeder’) en dus, initieel, van de Sphaera een conditio sine qua non is. Hij wordt dan ook van meet af aan, vanaf de lijst der personages in dit eerste deel gepresenteerd als geomanciën. Dat blijkt hij dan pas écht te zijn in de besproken passage in het tweede deel. Zodra hij dáár ten tonele verschijnt - nog steeds in Arcadia - spreekt Tyter hem aan in zijn kwaliteit waarin wij, samen met die ongelukkige bedrogen minnaar van Laura, hem al in het eerste deel hebben leren kennen: die van duider van de tekens in de sterren. Hij blijkt dan een beoefenaar van een variant van de astronomische geomantie, een echte ‘geomanciën’. In zijn beoefening van de ars is hij, zo komt het mij voor, onorthodox zoals hij dat óók lijkt in de theoretische verantwoording die hij - ná zijn beantwoording van Tyters vragen in de passage die uitgebreid aan de orde is geweest - op verzoek van Tyter geeft: [...] Geomancia [kan]
Niet anders wesen als rechte Astrologia,
Die heur in dryen deeldt, ghelijck wel blijckt hierby:
d'Eerst d'Hemel, d'aerd die tweed' is, en derd' d'AlchimyGa naar eind73.
Uit deze woorden zou men eerder concluderen dat astrologie, geomantie en alchemie dochters zijn van de Geomancia, dan dat de geomantie een dochter is van de astrologie. Wellicht kan onderzoek naar de theorie waaraan de kennis in de hier besproken passages ontleend is, meer helderheid verschaffen. Want dat Rodenburgh op enigerlei wijze kennis heeft genomen van deze ars illicita is evident. Misschien of wellicht is die opgedaan in het Londen van de late zestiende-vroege zeventiende eeuw waar hij ettelijke jaren heeft doorgebracht.Ga naar eind74. Daar, weten we, waren geomanciëns werkzaam. Allicht heeft hij via lectuur er kennis van genomen. Die bestond er in voldoende mate, zelfs van Zuidnederlandsen huize, zij het in het Latijn. Is het toevallig dat in het hier bedoelde tractaatje, Ringelbergs korte Geomantia, sprake is van een afwijkende methode waarbij niet de ‘iudex’ uit het geomantische patroon geraadpleegd wordt, maar de ‘kwaliteit’ van een groot aantal der figuren doorslaggevend is voor de voorspelling, en Theophelos óók meer quantitatief te werk lijkt te gaan?Ga naar eind75. Waarschijnlijk is dat inderdáád toeval en verschilt Theophelos' methode met zijn duidelijk astrologische kleur toch teveel van wat de Leuvense rector zo veel vroeger publiceerde. Maar hoe lang zal niet geldig gebleven zijn - blijkens de gesignaleerde verhandelingen in druk en herdrukken tot in de zeventiende eeuw - wat diezelfde Ringelberg óók schrijft: ‘Plura adscriberem de artis usu, nisi viderem etiam vulgo satis esse perspectum’ (mijn | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| ||||||||||||||||||||||||||||
cursivering). Dat is in vertaling: Ik zou hier nog meer toevoegen over de toepassing van de kunst, als ik niet wist dat die algemeen voldoende bekend is?Ga naar eind76. Het inbouwen van zo'n passage als Rodenburgh hier doet in een toneelstuk, lijkt erop te wijzen dat de auteur rekende op enige vertrouwdheid met de aangereikte materie bij zijn publiek. Deed hij dat terecht, of niet? Daarover valt niets te zeggen, hooguit te vermoeden: in later werk doet hij zoiets niet meer. Ook anderen deden het - zover ik weet - niet. Erg aantrekkelijk is het dus niet gebleken, dat epateren - of vermaken? - met dergelijke kennis. Het zal niet gelegen hebben aan de ongeloofwaardigheid van het gebruik ervan in een situatie als die van Tyter, want iets ongeloofwaardigs was dat juist niet. Immers in een land als Arcadia, het land van de simpele, wijze en poëtisch begaafde herders - althans volgens de literaire traditie! - is een simpele ars, een voorspellingskunst die het kan stellen zonder instrumenten of tabellen, als de geomantie, geloofwaardiger dan de echte astrologie. Het wordt niet expliciet gezegd, maar Theophelos treedt alleen op in Arcadia, zijn naam is Grieks: alle reden om te mogen veronderstellen dat hij Arcadiër is, en dus, ondanks ook geëtaleerde astrologische kennis, ‘natuurlijk’ een geomanciën. Tyter is geen Arcadiër; hij staat in dienst van de hertog van Toscane, en zal als Toscaner bedoeld zijn. Zijn loopbaan voor zover die duidelijk wordt, lijkt sprekend op die van Rodenburgh. De liefdessituatie waarin hij blijkt te verkeren is voor ons herkenbaar als een analogon van die van de auteur ten tijde van het schrijven van zijn toneelstuk. Dat zal ze ook wel voor de stad- en tijdgenoten van de actieve en extraverte Rodenburgh geweest zijn. Een personage, weliswaar geen Arcadische herder maar een man met een herderlijke naam - en ‘dezelfde’ als Apollo aan Vergilius als herder-dichter gaf, in de zesde van diens Eclogae (Tityre, in vocativus) - die geloofwaardig de auteur van het spel waarin hij in Arcadië, in zijn liefdes-situatie, optreedt, kan representeren. In Arcadië, waar een geomanciën zijn ars gebruikt als hij door Tyter omtrent diens liefde geraadpleegd wordt. Zo kan de auteur tevens op geloofwaardige wijze zijn zeldzame kennis van geomantie geloofwaardig en dus mooi etaleren. En tevens, maar dit wèl op voorwaarde dat de ‘gebrekkigheid’ van Theophelos' werkwijze als zodanig herkend wordt, op vermakelijke wijze. Wie niets van de geomantie weet, mist dat vermaak; hij zal Theophelos' woorden en gebaren eerder als serieus bedoeld, maar onbegrijpelijk, daarom mogelijk als bezwerend ervaren. Wellicht heeft de discrepantie tussen de bedoeling van de auteur en de reactie van zijn publiek, Rodenburgh ervan doen afzien ooit nog zijn kennis van de ‘verboden kunst’, de ars geomantia in enig werk van zijn hand te gebruiken. Andere auteurs - voor zover mij bekend - zijn aan een dergelijk vertoon van kennis van de verboden kunst der geomantie maar nooit begonnen: te riskant en/of te weinig effectief als zulk diverteren of epateren was? | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
| ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| ||||||||||||||||||||||||||||
|
|