De Zeventiende Eeuw. Jaargang 3
(1987)– [tijdschrift] Zeventiende Eeuw, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 38]
| |
Huygens in Engeland: de teleurstelling van D'Uytlandighe Herder
| |
[pagina 39]
| |
heidsgedichtje en met behulp van een pastoraal schema dat in een bepaald type pastorale literatuur gehanteerd wordt, zal ik trachten een verklaring te geven van bovenstaande verschijnselen. De titel van het in het Latijn geschreven gedichtje luidt: Constantini Huygens in Angliam abituri ad Patrem tumultuantem apotasis. Huygens schreef dit afscheidsgedichtje vlak voor zijn eerste reis naar Engeland in 1618. Hij neemt als tweeentwintig-jarige afscheid van zijn roerig vaderland. In de eerste drie regels doet hij nog zijn best het vaderland niet al te slecht af te schilderen, maar onmiddellijk daarna moet het hem van het hart dat de vreugden van het vaderland niet opwegen tegen wat Engeland in zijn verbeelding te bieden heeft. Daar heerst vrede en is vroomheid in de juiste zin van het woord. Het land staat vol prachtige bouwwerken die de gebouwen uit de tijd van Romulus evenaren en het heeft veel cultuur. Alles is daar in harmonie. Hij zegt zijn vaderland vaarwel en meent zelfs dat hij liever een balling is dan een ongelukkig burger in eigen land. Want het vaderland kent alleen maar twist, onenigheid en waanzin, vrede in soldatenkleding en strijd in vredeskleding. Hij zal uitzien naar goed nieuws over het vaderland, maar hij weet zeker dat ook jammerklachten hem ter ore zullen komen. Huygens vertrekt inderdaad vol hooggespannen verwachtingen. Hij heeft tijdens dit eerste bezoek geen enkele officiële taak en hij kan zijn programma inrichten zoals hij zelf wil. De reis wordt een groot succes. Uit biografisch materiaal blijkt dat Huygens ontvangen wordt door de Engelse vorst en deze op zijn luit mag voorspelen. Verder dwaalt hij naar hartelust door Oxford en Cambridge en maakt hij vele vrienden. Hij ziet er tegen op om naar huis terug te keren en plakt er telkens een maandje verblijf in Engeland aan vast.Ga naar eind7. Dit betekent dat het geïdealiseerde beeld van Engeland, het Engelse hof en het culturele leven aldaar op deze reis intact blijft. Anders wordt het in de periode 1620-1623, waarin hij als ambassadesecretaris tot driemaal toe in Engeland verblijft en het Engelse hof frequenteert. Uit zijn brieven blijkt dat hij erg teleurgesteld is over de houding van de vorst, de intriges aan het hof, de moeizame onderhandelingen, de vrienden die geen vrienden blijken te zijn en de geloofstwisten die ook dáár bestaan. Hij vindt de verhouding vorst-Lagerhuis een farce. Bovendien heeft hij nu geen tijd meer om aardige culturele uitstapjes te maken.Ga naar eind8. Tevens ontvangt hij slechte berichten over de zorgwekkende situatie waarin zijn vaderland verkeert. De oorlog is weer hervat en de Spanjaarden rukken op. In oktober 1622 ontvangt hij het nieuws dat Bergen op Zoom ontzet is.Ga naar eind9. Eind december van datzelfde jaar schrijft hij dan het gedicht D'Uytlandighe Herder. Zoals ik hierboven al heb vermeld, vormt de spanning over de afloop van het beleg van de stad het eerste deel van het gedicht. Als de ‘ik’ in het gedicht zeker weet dat de stad ontzet is, is hij niet in staat een vreugdezang aan te heffen. Hij vraagt aan Heinsius of die het voortouw wil nemen: Lust u doch dit vlies te scheuren
En onttoovren mijn gemoet,
| |
[pagina 40]
| |
Lust u blij te hooren neuren
Die nu vrolijck swijghen moet,
Vriend, alleen aen uw gevallen
Hangt het quicken van mijn hertt,
Wilt ghij aen den voorsang vallen
'K sie mijn herssenen ontwerrt. (r. 321-327)
Enkele regels verder dicht hij: Onder duysend metgesellen
Rondom hers te hoop gehaelt
Sult ghij oock den Balling tellen
Even dus door mij vertaelt:
Komt hij sijn gevolgh te weygren
Vreemdeling van's Vaders Kust,
'Ksall sijn'Weerwill oversteygren
En doen deynsen daer't mij lust. (r. 353-360)
Hier introduceert Huygens de balling als een van de ‘ik’-persoon onderscheiden figuur. Uit het vervolg blijkt dat de ‘ik’ een zekere macht over deze balling kan uitoefenen. De balling wordt in twintig regels gekarakteriseerd als iemand die niet erg verlangend is om terug te keren naar zijn vaderland. Dit is vreemd. Juist een balling, zou men denken, verlangt naar zijn vaderland. Maar zo ligt het blijkbaar niet voor hen die zich, zoals Huygens, vrijwillig in ballingschap begeven. Nu komen dergelijke vrijwillige ballingschappen meermalen voor in een bepaald type pastorale literatuur dat populair is in de zestiende en zeventiende eeuw in Engeland.Ga naar eind10. Sidney, Spenser en Drayton zijn de namen die daarmee verbonden zijn. Het model van deze gedichten wordt gegeven door N.J. Hoffman in haar analyse van het gedicht Colin Clout's come home again van Spenser.Ga naar eind11. Ik betrek dit schema niet zozeer in dit betoog omdat het geschikt zou zijn als model voor een analyse van D'Uytlandighe Herder, als wel omdat het een situatie weergeeft die te vergelijken is met de werkelijkheid van Huygens. Een dichter-herder, ‘begeleid’ (beschermd) door een kameraad verlaat zijn eenvoudige, soms wat al te simpele (landelijke) leven en kiest voor het hof, op zoek naar kennis en waardering. Hij heeft in zijn gedachten een geïdealiseerde plek voor ogen, die hij op afstand verheerlijkt. Maar de decadentie aan het hof, het gevlij, de achterklap en de ontmoedigende manier waarop hij bejegend wordt, brengen hem tot inkeer. Hij realiseert zich zijn naïviteit en keert vrijwillig terug naar de plaats waar hij vandaan komt. Weer thuis, is zijn kijk op het leven wat complexer geworden. Enerzijds heeft de ervaring hem geleerd dat het allemaal niet zo geweldig is aan het hof, anderzijds blijkt het moeilijk te zijn de geïdealiseerde werkelijkheid zomaar op te geven. Hij is ‘saddened and wiser’ na deze ervaring. Het model eindigt met een expliciete opmerking over de superioriteit van de herder-dichter. Deze kan namelijk ons door middel van een eenvoudige vertelling de complexiteit van de werkelijkheid leren lief hebben.Ga naar eind12. | |
[pagina 41]
| |
Deze levensgeschiedenis komt mij, met uitzondering van de vrijwillige terugkeer, bekend voor. Huygens verkiest op vergelijkbare wijze het Engelse hof boven het, in zijn geval, onrustige vaderland. In 1618 spreekt hij immers al uit dat hij liever balling is dan een ongelukkig burger. Tijdens de diplomatieke reizen is Huygens, als ambtenaar buitenslands, een balling-burger (zie versregel 54 van D'Uytlandighe Herder). Het is mijns inziens belangrijk er even bij stil te staan dat er sprake is van vrijwilligheid, aangezien de onvrijwillige ballingschap van Hugo de Groot juist in die tijd de gemoederen bezighoudt. Voor Huygens is dus de ballingschap een actueel onderwerp. Nu speelt het thema ballingschap al sinds Vergilius (Ecloga 1 en 9) een rol in de pastorale poëzie. Het verlangen naar elders, naar een paradijs of een Gouden Eeuw, is eveneens altijd een onderwerp in de pastorale poëzie geweest. Een combinatie van deze twee onderwerpen levert volgens mij het schema van de vrijwillige ballingschap op. Het verschil tussen een literaire herder en een bestaande (Haagse) herder die ervaart hoe weinig verheffend de werkelijkheid is, is net zo groot als het verschil tussen de pastorale wereld, figura voor ‘natuur’, en het hof, figura voor ‘cultuur’. De eerste wordt gekarakteriseerd door eenvoud en harmonie en de tweede door ingewikkelde maatschappelijke verhoudingen en onrust. De literaire herder, van nature een harmonisch en ‘simpel’ mens, is in staat zich neer te leggen bij de teleurstelling en keert wijzer geworden terug. De balling-herder Huygens echter is teleurgesteld en weet niet hoe hij met die gevoelens om moet gaan. Blijven waar hij is lokt hem niet, maar terugkeren naar huis ook niet. Déze interpretatie van het tweede deel van D'Uytlandighe Herder wordt volgens mij geloofwaardiger als men de regel van Horatius, die Huygens aan het begin van zijn reisjournaal aantekent, er naast legt: Patria quis exul se quoque fugit?
Wie buitenslands gegaan is, ontvlucht zichzelf ook?Ga naar eind13.
Als diplomaat kan hij zijn land ontvluchten. De reizen zijn niet alleen van belang in verband met zijn politieke carrière of zijn voorliefde voor de Engelse cultuur, maar ook vanwege zijn afkeer van de oorlog en van de godsdienstige kwesties waarin de Republiek ook na 1618 nog verwikkeld is. Zeer waarschijnlijk spelen dezelfde gevoelens voor zijn vaderland als die in zijn afscheidsgedichtje tot uitdrukking komen, nog steeds een rol. Daarbij betekent de terugkeer naar Den Haag opnieuw keuzen maken. Bachrach schrijft naar aanleiding van de terugkeer van Huygens na diens plezierreisje: How many personal choises would our returned exile be called upon to make? To wat extent would he be pressed to commit himself [...]?Ga naar eind14. Mijns inziens speelt dit dilemma Huygens opnieuw parten in december 1622. Dít is de werkelijke reden van de droefheid van de herder. Hij kan niet meer hardop zeggen dat hij liever een balling is dan een ongelukkig burger, omdat hij nu om professionele redenen in Engeland verblijft en omdat Hugo de Groot, die hij | |
[pagina 42]
| |
ondanks de geloofsverschillen zeer bewondert, inmiddels in werkelijkheid verbannen is. Hij kan slechts op bedekte manier deze persoonlijke kwesties tot uitdrukking brengen. Om die reden schrijft hij een pastoraal werk. Het pastorale genre biedt hem immers de gelegenheid op bedekte manier de werkelijkheid literaire vorm te geven. Maar Huygens zou Huygens niet zijn wanneer hij niet nòg een reden zou hebben. Hij speelt het pastorale spel mee, totdat hij zijn identiteit bekend maakt. De kans is groot dat hij dit doet om de tekortkomingen van het genre aan te tonen. Zoals het in het literaire pastorale wereldje van herders toegaat, zo gaat het in de werkelijkheid immers niet: Yder mensch van Vrouw genomen
Schijnt een erffelijkck gequell
Metten adem aegekomen
Voor sijn dagelijckse hell;
Tanden-dollicheyt, graveelen,
Zenuw-slaghen, swijmel-vall,
Gichten hopeloos van heelen
Zijn van 'tschrickelijck getal (r. 385-392)
Zo blijkt volgens mij met behulp van enige Engelse pastorale kennis en van het gedichtje dat Huygens in 1618 schreef, het gedicht D'Uytlandighe Herder iets minder curieus dan vaak vermoed is. |
|