| |
| |
| |
Signalementen
De redactie heeft besloten geen recensies op te nemen. In plaats daarvan worden de lezers in de rubriek ‘signalementen’ geattendeerd op boeken en in bijzondere gevallen ook tijdschriftartikelen van interdisciplinair belang. Behalve een korte aanduiding van de inhoud, wordt in principe slechts een omschrijving gegeven van de disciplinaire reikwijdte van de betreffende publicatie.
| |
S. Groenveld, H.L.Ph. Leeuwenberg. De bruid in de schuit: de consolidatie van de Republiek 1609-1650. De Tachtigjarige oorlog 2. De Walburg Pers, Zutphen 1985. 255 blz., f 39, 50.
Onder deze eigenaardige titel verbergt zich een geschiedenis van de tweede helft van de Tachtigjarige Oorlog, gevolgd door een overzicht van de economische, sociaal-culturele en religieuze toestand in de Republiek omstreeks het midden van de zeventiende eeuw. Acht van de negen hoofdstukken zijn van de hand van de eerstgenoemde auteur. Het werk is een vervolg op S. Groenveld e.a., De kogel door de kerk? De Opstand in de Nederlanden en de rol van de Unie van Utrecht, 1559-1609 (Zutphen 1979); met deze twee werken beschikken we nu dus over een up to date beknopt overzichtswerk over de gehele Nederlandse Opstand in zijn economische, sociale en culturele context. Het geheel bestaat uit een lopend verhaal over de politieke geschiedenis van 1559 tot 1648, en drie momentopnames van de toestand in 1559, in 1609 en in 1648. Eigenlijke Cultuurgeschiedenis (met een hoofdletter C) wordt in het hier aangekondigde deel niet behandeld; het hoofdstuk ‘sociaal-culturele verhoudingen’ behandelt voornamelijk de sociale gelaagdheid in de Republiek. Het boek is rijk geïllustreerd en bevat een zeer bruikbare beredeneerde bibliografie.
H.F.K. van Nierop
| |
J.L. van Zanden. ‘Kosten van levensonderhoud en loonvorming in Holland en Oost-Nederland 1600-1850. De voorbeelden van Kampen en Alkmaar.’ In: Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis 11 (1985), p. 309-323.
Hubert Nusteling. Welvaart en werkgelegenheid in Amsterdam 1540-1860. Een relaas over demografie, economie en sociale politiek van een wereldstad. Amsterdam/Dieren 1985.
Leo Noordegraaf. Hollands welvaren? Levensstandaard in Holland 1450-1650. Bergen 1985.
In 1985 zijn drie, onafhankelijk van elkaar geschreven studies verschenen, waarin de ontwikkeling van lonen en prijzen in de Noordelijke Nederlanden en speciaal in het gewest Holland centraal staat. In elk daarvan wordt uitvoerig ingegaan op de situatie in de zeventiende eeuw. Op het kruispunt van de economische, sociale en demografische geschiedenis vragen de auteurs vooral aandacht voor de hoogte van de koopkracht en voor de levensstandaard in het algemeen, voor de situatie op de arbeidsmarkt (mede in relatie tot de migratie) en voor het beleid van de overheid inzake duurte, werkloosheid en armenzorg. Van Zanden wijst op basis van een regionale vergelijking op het belang van verschillen in de kosten van levensonderhoud bij het verklaren van verschillen in geldlonen. In Nustelings werk treft vooral de door hem voorgestelde
| |
| |
methodische vernieuwing bij de reconstructie van de Amsterdamse bevolking, terwijl de uitkomsten van zijn becijferingen in het licht van de bestaande kennis de moeite van het overwegen waard zijn. Noordegraaf geeft, teneinde de bijzondere ontwikkeling van de levensstandaard in Holland te accentueren, o.a. een uitgebreide samenvatting van de bestaande literatuur over koopkracht elders in Europa.
L. Noordegraaf
| |
R.E.M.A. de Peuter. ‘De overdracht van technische kennis en de emigratie van technici vanuit de Republiek naar de Zuidelijke Nederlanden, 1650-1800.’ In: Jaarboek voor de geschiedenis van bedrijf en techniek 2 (1985), p. 11-31.
Op het terrein van de economische betrekkingen tussen Noord en Zuid behandelt De Peuter de import van Noordnederlandse technologie en de immigratie van technici in het Zuiden en in het bijzonder in Brussel en omringend gebied. Een verrassend onderwerp als men weet hoe uitvoerig én eenzijdig in de geschiedschrijving van de Republiek altijd, zij het voor een eerdere periode, is ingegaan op de migratie van Zuid en Noord én op de overdracht van technische kennis van Zuiderlingen aan ‘botte’ Hollanders.
L. Noordegraaf
| |
J.R. Bruijn. ‘Mercurius en Mars uiteen. De uitrusting van de oorlogsvloot in de zeventiende eeuw.’ In: S. Groenveld, M.E.H.N. Mout, I. Schöffer. Bestuurders en geleerden. Amsterdam/Dieren 1985, p. 97-106.
Dit artikel, dat zich zowel op het terrein van de economische als op dat van de militaire geschiedenis van de Republiek beweegt, behandelt de relatie tussen handel en scheepvaart en marine, zoals die tot uitdrukking kwam in de uitrusting van de oorlogsvloot. Bruijn laat zien hoe de kooplieden, scheepsbouwers en reders in de loop van de eerste helft van de zeventiende eeuw steeds minder direct financieel belang kregen bij het uitrusten van de marineschepen en hoe (mede door de toenemende belastingdruk en hen ongevallige oorlogen) de aanvankelijk hechte band met de marine dientengevolge losser werd. Duurzame vervreemding was het gevolg.
L. Noordegraaf
In 1985 verscheen Seventy-seven Neo-Latin Letters, an Anthology edited by F.F. Blok Bouma's Boekhuis, Groningen. XII + 256 p., ill., f 70,--. Bijna tweederde van deze fraai uitgegeven bloemlezing behelst brieven, in het Neo-latijn, die in de zestiende en zeventiende eeuw, voornamelijk door humanisten, geschreven zijn. Behalve een goede indruk van de vele vormen en stijlen waarin zich de Latijnse brief sinds de veertiende eeuw in Europa vertoont, verschaft het boek ons een reeks documenten die vooral ook historisch gezien interessant zijn. Dankzij de afgewogen keuze van de editeur, zijn uitvoerige en informatieve inleidingen die elke brief in een wijdere context plaatsen, en dankzij de veelzijdige commentaar, confronteert deze verzameling bronnen de lezer heel direct met tal van aspecten van het openbare en particuliere leven van toen. Men zie, om enkele zeventiende-eeuwse voorbeelden te noemen, nr. 61 A en B over de dood en de - dure - begrafenis van de dochtertjes van de Leidse hoogleraar Saumaise, twee van de drie, die in één jaar aan de pokken stierven; of nr. 29, van het twaalfjarig jongetje Constantijn Huygens aan zijn vader over een gerezen misverstand over imitatio. Belangwekkend zijn ook de vier, voor het eerst hier, meen ik, met elkaar in verband gebrachte brieven uit 1636 en 1637 over de Jodenvervolgingen in Lublin (nr. 65-68) van
| |
| |
de gebroeders Slupecki aan hun oud-leermeester Grotius en G.J. Vossius en de antwoorden van die laatsten. De slotbrief (nr. 77) van de bloemlezing is het ooggetuigeverslag, van een medicus aan een collega in Amsterdam, van de laatste ziekte en dood van Descartes, waarbij Blok een nieuwe en genuanceerde visie op deze gebeurtenis geeft.
G.C. Kuiper
Bij H&S te Utrecht verscheen De tweeling van Plautus. Twee zeventiende-eeuwse Plautus-bewerkingen. Uitgegeven door B.F.W. Beenen en A.J.E. Harmsen en met taalkundige medewerking van Prof. Dr. B.C. Damsteegt (414 blz.; f 35,--). Deze loyaal ingeleide editie betreft twee Nederlandse bewerkingen die in 1670 van de Menaechmi verschenen zijn: Joan Blasius' Dubbel en enkkel, gemaakt in de trant van P.C. Hoofts Warenar en De gelyke tweelingen, een werkstuk van leden van Nil Volentibus Arduum in neo-classicistische zin. Beide spelen zijn ontstaan vanuit de beruchte discussies die in die tijd over het theater werden gevoerd en bezitten derhalve een groot cultuurhistorisch belang.
K. Porteman
Van de door literatuur- en kunsthistorici langverwachte Index emblematicus zijn de eerste twee delen verschenen. Deel I bevat al de Latijnse, deel II al de vertaalde uitgaven van Alciatus, d.i. 2 × 212 emblemen. Het materiaal wordt op drie manieren zeer toegankelijk gemaakt: 1) door de facsimile-reproductie van de emblemata in de originele Latijnse tekst en de Franse, Duitse, Italiaanse en Spaanse versies. Uitgangspunt waren de Alciatus-bundels, zodat de enkele Nederlandse vertalingen van afzonderlijke emblemata, o.m. door Van der Noot, niet zijn opgenomen; 2) door vertalingen van al de teksten in het Engels en een korte beschrijving van de picturae in dezelfde taal; 3) door talrijke concordantie-indexen op de motti en de bijschriften en een picture-index. Het concordantie-systeem maakt de meest verrassende invallen mogelijk. Een volgend volume zal de Engelse embleemproductie bevatten.
Andreas Alciatus. I. The Latin Emblems. Indexes and Lists. II. Emblems in Translation. Ed. by P. Daly a.o. Toronto-Buffalo-Londen, University of Toronto Press, 1985.
K. Porteman
| |
Elly Cockx-Indestege, Jeroom Machiels en Marcus de Schepper. ‘Kroniek van de boekdrukkunst tot 1700 [nrs. 664-790].’ In: Archief- en Bibliotheekwezen in België 56 (1985), p. 456-495.
In deze jaarlijkse kroniek worden recente studies m.b.t. de boekgeschiedenis van de Nederlanden (tot ca. 1700) kritisch voorgesteld. Algemene studies komen aan bod voor zover zij materiaal behandelen uit onze streken of van groot belang zijn voor het (analytisch-)bibliografisch onderzoek. Enkele werken worden uitvoeriger be-/veroordeelt (nrs. 671, 682, 712, 732). Volledigheid wordt niet betracht; wel komt het hele spectrum van de (cultuur)geschiedenis aan bod.
M. de Schepper
| |
C.A. Höweler en F.H. Matter. Fontes hymnodiae neerlandicae impressi 1539-1700: de melodieën van het Nederlandstalig geestelijk lied 1539-1700: een bibliografie van de gedrukte bronnen. B. de Graaf, Nieuwkoop 1985. LXIII-400 p. Bibliotheca Biblio- | |
| |
graphica Neerlandica, 18. f 140,--.
Deze bibliografie neemt, althans voor het geestelijk lied, de plaats in van Nederlandsche liedboeken ed. D.F. Scheurleer ('s-Gravenhage 1912, Suppl. 1923, repr. Utrecht 1977). Geboden wordt een chronologisch geordende bibliografische beschrijving (met literatuuropgaven en vindplaatsen) van 800 uitgaven met melodieën van Nederlandstalige geestelijke liederen (tot en met 1700). Hieronder wordt verstaan ‘een in het Nederlands gestelde geestelijke tekst van christelijke signatuur (ongeacht confessie of modaliteit), bestaande uit metrische verzen in strofische geleding en niet gebonden aan één bepaalde gelegenheid’ (p. IX-X). Er zijn registers (p. 313-398!) op 1) titels, auteurs, componisten etc.; 2) drukkers, uitgevers en boekverkopers; 3) plaatsen van druk, uitgave en verkoop - hiermee zijn de voornaamste interessegebieden aangegeven.
M. de Schepper
Feestbundels zijn, interdisciplinair gezien, vaak zeer interessant. Meestal worden ze slechts gesignaleerd in bibliografieën over het vakgebied van de gevierde, waardoor heel wat boeiend materiaal verloren gaat. Uit de produktie van de laatste maanden signaleren wij:
Het bijzonder lijvig en fraaie Liber Amicorum L. Voet, em. conservator van het Antwerpse Museum Plantin-Moretus, bevat niet minder dan veertig gespecialiseerde artikels gegroepeerd rond de themata: Plantijn en de Officina Plantiniana, andere uitgevers, drukkers en drukken, de geleerdenwereld rond Plantijn en de Moretussen, de Antwerpse teken- en prentkunst in de zestiende en zeventiende eeuw (Antwerpen, Museum Plantin-Moretus, 1985).
Het Hulde-album Dr. F. van Vinckenroye (Provinciaal Handelsinstituut, Hasselt 1985) biedt vooral bijdragen van literairhistorische aard, o.m. over de twaalf sonnetten van de Schoonheyt (A. Keersmaekers), komische personages in het Zuidnederlands ernstig toneel in de eerste helft van de zeventiende eeuw (H. Meeus), Cruls Erasmiaanse ‘Cluchte van eenen dronckaert’ (L. Roose), het lied van Thijsken vanden Schilde (G. van Eeemeren). Maar men kan er ook een opstel lezen over het plaatselijk verweer in de Limburgse Kempen tijdens de 80-jarige oorlog (J. Molemans).
Onder de overwegend linguïstische bijdragen verschenen in het Hulde-album Prof. Dr. M. Hoebeke (R.U. Gent, Seminarie voor Nederl. Taalkunde, Gent 1985) signaleren we een opstel van J. Daen over sociolecten en stijlen bij Bredero. G. de Smet handelt over de Engelse humanist William Camden (+ 1623) als bron voor Kiliaan. R. van Passen heeft het over de woorden Anduyt en Hannekenuyt, vooral op basis van taalkundig, volkskundig en literair materiaal uit de zeventiende eeuw.
Cultuurgeschiedenis in de Nederlanden van de Renaissance naar de Romantiek luidt de titel van het liber amicorum verschenen naar aanleiding van het emeritaat van de Antwerpse hoogleraren J. Andriessen, P. Lenders (beiden historici) en A. Keersmaekers (literairhistoricus). Met betrekking tot de zeventiende eeuw signaleren we opstellen over het samenhorigheidsbesef in de Nederlanden (P. Avonds), de Mechelse Geheime Raad (M. Baelde), de nalatenschap van de drukker H. Verdussen II (R. Baetens), Marnix' Bijencorf (F. Bossier), de voornaamgeving in het hertogdom Brabant (M. Cloet), de receptie van Puget de la Serre in de Nederlanden (K. Porteman), de Muiderkring (L.
| |
| |
Strengholt), de wijsgeer Arnold Geulincx (J. van den Broeck), J. Six van Chandelier (M. Schenkeveld-van der Dussen), P.C. Hooft en Balthasar II Moretus over Parijs (D. van der Cruysse) en de kunstenaar Simon Cossiers (H. Vlieghe) (Acco, Leuven-Amersfoort 1986).
In de bundel Rubens and his World (Het Gulden Cabinet, Antwerpen 1985), opgedragen aan Prof. dr. R.A. d'Hulst, treffen we onder het rijke schilderkunstig aanbod ook studies over het geïllustreerde boek in de Officina Plantiniana (L. Voet), grafiek, beeldhouwkunst, de biografie, etc.
K. Porteman
Aangekondigd voor april 1986 worden twee bundels, geschreven ter gelegenheid van het aftreden van Dr. C Reedijk als bibliothecaris van de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage. De eerste bundel, met de titel Opstellen over de Koninklijke Bibliotheek en andere studies, bevat bijdragen van medewerkers. Uit deze bundel signaleren we o.a. opstellen over het stempelen à petits fers en de Nederlandse boekband (Jan Storm van Leeuwen), etiquette in humanistische schoolboekjes (E.J. Verzaal), de Amsterdamse papierhandel (H. Voorn), de Jan Klaaz van Thomas Asselijn (Elly Beukenhorst-Kamp), Nil volentibus arduum (Anton Bossers), Bredero en het boekenstilleven (Marja Geesink) en de studie van Martialis (E. de Korte). De tweede bundel, met de titel Boek, bibliotheek en geesteswetenschappen, bevat bijdragen van vrienden en collega's. Hierin o.a.: H. de la Fontaine Verwey over de bibliotheek van Adriaan Pauw, Léon-E. Halkin over ‘Matthias Schürer imprimeur D'Erasme’, Chris L. Heesakkers over een bibliotheek van Nederlandse studenten in Frankrijk, Otto Herding over ‘Erasmische Friedens-schriften im 17. Jahrhundert’, Jean-Claude Margolin over een humanistische collectie in de bibliotheek van Tours, Pieter F.J. Obbema over de introductie van het humanistische schrift in de Nederlanden, J. Stellingwerf over ‘De betekenis van de gouverneur-generaal J. Camphuis voor het Japanboek van E. Kaempfer’, J. Trapman over ‘De eerste Nederlandse vertaling van Erasmus' Moria en Sebastiaan Franck’, en H.D.L. Vervliet over ‘Humanisme en typografie’. De eerste bundel kost f 75, --, de tweede f 60, --; beide bundels samen kosten f 125, --.
M. Spies
| |
Clasina Manusov. Pelgrims en profeten. Bunyan's ‘The Pelgrim's Progress’ in de mystieke denkwereld van Jacob Böhme. Een comparatistische studie met theologische en filosofische implicaties. HES Utrecht 1985. (262 pp.) f 49,50.
Deze in 1985 te Utrecht verdedigde dissertatie handelt over de receptie van John Bunyans beroemde Christenreis, een boek dat sinds zijn verschijnen in 1678 in meer dan tweehonderd talen vertaald en dikwijls geïllustreerd uitgegeven werd. In ons land zijn in dat verband de namen van de Amsterdamse drukker Joannes Boekholt en de illustrator Jan Luiken genoegzaam bekend. Op zoek naar de kringen waarin Bunyan gelezen werd, stuit de auteur op het milieu dat onder invloed stond van de Silezische mysticus Jacob Böhme. Bekende laat-zeventiende-eeuwse mystieke auteurs als Johann Georg Gichtel, Gottfried Arnold, en Pierre Poiret passeren de revue. Voorts wordt aandacht besteed aan de verwantschap van böhmistische ideeën met enerzijds die van vooraanstaande zestiende-eeuwse familisten als Hendrick Niclaes en Hiël, anderzijds met de denkbeelden omtrent het pelgrimsmotief van negentiende- en twintigste-eeuwers als Bilderdijk, Blake en Jung.
| |
| |
De materie die in deze studie aan de orde komt, de mystieke denkwereld van Böhme en zijn geestverwanten, is bepaald niet eenvoudig te doorgronden. Mede daarom is de poging om zich hierin te verdiepen en licht te werpen op bepaalde böhmistische concepties, in dit geval in verband met het pelgrimsmotief, toe te juichen. Helaas is de structuur van het boek niet overal even doorzichtig en laten sommige hoofdstukken de lezer enigszins verward achter, terwijl niet op alle punten een even grote zorgvuldigheid is betracht. Gekozen is voor een interdisciplinaire benadering waarbij heel veel zaken ter tafel gebracht worden. Bij de slotconclusie rijst echter onwillekeurig de vraag of die niet langs eenvoudiger wegen bereikt had kunnen worden. De studie illustreert de problemen van de interdisciplinaire methode, door één onderzoeker gehanteerd. Hoezeer men een dergelijke ‘integrale’ methode ook wenselijk, zo niet noodzakelijk, acht, duidelijk schijnt eens te meer dat specialisatie een noodzakelijke voorwaarde is voor integratie.
E.G.E. van der Wall
| |
Germaine Warkentin. ‘Ins and outs of the Sidney family library’. In: Times literary Supplement, 6 december 1985, p. 1394 en p. 1411.
Tussen de familiepapieren van Lord De L'Isle is de catalogus herontdekt van de bibliotheek die de Sidney-familie heeft opgebouwd van het eind van de zestiende eeuw tot ongeveer 1670. Daar deze bibliotheek in het midden van de achttiende eeuw verkocht en verspreid is, is deze catalogus van grote waarde voor de reconstructie van de bibliotheek van Sir Philip Sidney en zijn erfgenamen. De catalogus zal door professor Warkentin worden uitgegeven, vergezeld van een studie waarin behalve de reconstructie van de bibliotheek van Sir Philip Sidney ook de verdere geschiedenis en de door mysteries omgeven verkoop van de bibliotheek aan de orde zullen komen. Tijdens de Sydney-conferentie die in september te Zutphen zal worden gehouden zal prof. Warkentin een lezing geven over dit onderwerp.
T.S.J.G. Bögels
| |
Dutch Quaterly Review of Anglo-American Letters. Vol. 15, 1985/3.
Dit deel is geheel gewijd aan de conferentie ‘Utopia and Dystopia’, die in september 1985 in Amsterdam plaatsvond. Het bevat de tekst van vijf lezingen die tijdens deze conferentie werden gehouden, waaronder een lezing van de historicus Keith Thomas over ‘The Utopian Impulse in Seventeenth-Century England’.
T.S.J.G. Bögels
|
|