De zegenpraal der liefde(ca. 1840)–Anoniem Zegenpraal der liefde, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 1] [p. 1] De zegenpraal der liefde. Wys: God save the King. 1. Wat men op aard verlangd, De liefde is de beste dwang; Wat men verlangd, De min heerscht overal, Al op het aardsche dal, En het geeft vreugd en lust, Als men een Meisje kust. 2. Wat baat ons doch 't fortuin, Met al haar gekke luim, Wat baat 't fortuin, Als men het eenzaam heeft, Nooit in de liefde leeft, Weg, weg dan met het geld; Dat maar de zorgen kweld. 3. Al is de beurs dan plat; De liefde is een schat; Die meer bevat; Als men zyn Liefje kuscht; Haar minnevonkjes bluscht, Dan leeft men vergenoegd; Hoe ook een ander zwoegd. 4. Haar Oogjes als een vuur; Die stralen uur op uur; In ons dat vuur; Haar poesle blanke hals; Haar mondje, ô zo mals! Doordringen in myn hart; Door wellust heel verward. 5. Hier zwygd het Oorlogs staal; En 't donderend Metaal; Vind hier haar paal; Want zelfs de grootste Held; Hoe hy ook draaft in 't veld; Door Venus wicht verblind, Word zwakker als een kind. 6 Geleerdheid hoog beroemd; Werd naauwlyks zelf genoemd; Hoe men 't verbloemd, Want ook de Advocaat; Schoon hy verstandig praat; Als 't hart tot liefde neigd, Is 't dat hy aanstonds zwygt. 7. In Kerk en Burgerstaat, Ja! waar men zoeken gaat; De Liefde staat; Ook de Ambachtsman, die bloed, Hoe hard hy werken moet; Vind hy zyn Liefje schoon; Van al zyn arbeid loon. 8. Want ieder Jaarsaisoen; Kan Venus krachten voên; En maakt ons groen, 't Is waar, de Lentetyd; Maakt recht de jeugd verbleid, De Zomer geeft ons lust; Dat elk zyn Liefje kuscht. 9. Maar ook de Winterdag; Hoe men bevriesen mag; Baart minneklagt; Men voeld dat Liefdevuur, Gestadig op den duur; Al trillend van de Kou, Verwarmd een Jonge Vrouw. 10. Dus wat men ook begeert; Wat onze vreugd vermeerd, Wat elk begeerd; Van al het aardsche goed; Smaakt niets zo zuiker zoet; Als dat me een lieve Meid; Al kuschend streeld en vleid. EYNDE. Vorige Volgende