Zeeuwsche Nachtegael en bijgevoegd Tafereel van sinne-mal(1982)–Anoniem Zeeusche Nachtegael– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 107] [p. 107] Aen-spraecke Tot L. Scipio, Over het vvedergeven van sekere E. over schoone Maget, aen haren Bruydegom. WAtter van u is gheschreven, Edel Helt, en groot ghemoet. Dat en acht ick niet soo goet; Als het rustich weder-gheven, 5[regelnummer] Van de Maecht, de schoone Bruyt; V ghevallen tot een buyt. Ghy een Ridder vol van krachten, Eere, Rijckdom, alle vreucht, Vol van bloed en heete jeucht; 10[regelnummer] Cont betoomen u ghedachten: Cont bewaren uwen sin, Voor de tochten vande min. Siet een Rooske vers ontloken, Dat een yders ooghen treckt, 15[regelnummer] En tot Minne-lust verweckt; Comt u jonghen Gheest bestoken: Comt van sellef u ter hant, En dit even sonder schant. [pagina 108] [p. 108] Waer ick van die rouwe gasten, 20[regelnummer] Seyt hy: waer ick slecht Soldaet, Of een Ruyter, of zijn Maet; Sonder ampt en sonder lasten: Hadd'ick niet als cap en sweert, Of een slecht ghesadelt Peert. 25[regelnummer] 't Sou ons mede wel ghevallen, By een jonck en aerdich dier, Naer der jongher luy manier; Wat te kussen, wat te mallen: Ick en ben noch dom noch stuer; 30[regelnummer] Oock gheen vyant van natuer. Dese, na de Oorloghs wetten, Was ghevallen my ten deel, Mijne, wasse gants en heel; Niemandt conde my beletten, 35[regelnummer] Haer te setten van haer eer; Want ick ben haer over-heer. Maer sal ick een Maecht schoffieren? Ick een Velt-heer een Romeyn? Neen, mijn hert is al te reyn; 40[regelnummer] Neen voor seecker, ons banieren, Vlieghen niemant over 't hooft, Die een Maecht haer eere rooft. Nu Luceï sit hier wat neder, Siet! daer is u weerde pant, 45[regelnummer] Comt en neemtse metter hant; [pagina 109] [p. 109] Daer-en-boven geef ick weder, Dese schatten die ghy siet; Die haer Vader voor haer biet. Dan noch sweer ick by die Goden; 50[regelnummer] Dat haer niemandt heeft geraeckt: Dat haer niemandt heeft ghenaeckt: Want op lijf-straf was gheboden, Datmen haer bewaren sou, Iuyst gelijck mijn eygen Vrou. 55[regelnummer] Gaet Geliefkens laet u paren, Nu versien van goet en gelt; En bevrijt van boos ghewelt: Wel moet 't Edel Herte varen; Dat te gaer heeft uyt-geblust, 60[regelnummer] Giericheyt en vuyle lust. J.C. Vorige Volgende