Zeeuwsche Nachtegael en bijgevoegd Tafereel van sinne-mal
(1982)–Anoniem Zeeusche Nachtegael– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 84]
| |
GVnstighe Leser, ick werde schielick besprongen, om yets op te soucken, dan onse jeuchdighe Nachtegael, tot een lichte pluyme mochte verstrecken. Ende hoewel ick, naer mijn natuerlicke sucht, beter versien was van vaster schachten, hebb'ick evenwel, met een tochtich besluyt, het selve in-ghewillicht. Over-siende dan, metter haest, mijn ghemengde papieren, zijn my ter hant ghevallen de luyren (om niet te seggen de leuren) van mijn nieu-geboren Muse: die geen meerder hooveerdy en heeft, als dat sy den Artsch-vader van onse Zeeusche Poëten, niet alleen tot een vader, maer een lieftallighe vriend heeft. Vaert wel, ende verwacht op een ander tijd wat beters. I. de B. |
|