Cvpido Honich-Dief.
VEnus Soon dat soete kint,
Plucte bloemkens langs den cant
Van een groen verheven lant,
5[regelnummer]
Op een bergsken reed lick hoogh,
Vet van front, en schoon in d'oog.
Menich honich-byeken cleen,
Wt de bloem en 'tgroene cruyt
10[regelnummer]
Tooch den soeten honich uyt.
Soo dit kint int groene gras
Doende met sijn plucken was,
En met menich bloemken soet
Kroonde sijnen roosen hoet,
15[regelnummer]
Quam een Yemken uyt den gront
Van een bloemken, en terstont
Heeft ghesteken t'eirste lidt
Van sijn sachte duymken wit.
Doen hy sick ghesteken sach,
20[regelnummer]
Doot soo ben ick, amy, ach!
Over-luyd de Liefde riep;
Nae sijns moeders soeten schoot,
Thoonend' haer sijn wonde root,
25[regelnummer]
Sie doch, moeder, van dijn soon
'tOngheluck, en hulpe thoon,
Sprack de Liefd', en onder dien
Liet haer sijnen duym besien;
Venus loech, en Liefde bang
30[regelnummer]
Kuste dry-mael aen de wang,
Dry-mael aen den rooden mont,
Dry-mael daer de wonde stont,
Daer het swol, en doen oock ras
Liefde van de steeck ghenas.
35[regelnummer]
Nu soo segt my, boefken snoo,
Wie dij heeft ghesteken soo?
Wie dijn cleene duymken soet
Sulcken pijne lijden doet?
Zijnt de Kunst-Goddinnen bly
Hebben buyten in het velt
Dus ghequollen en ontstelt?
Gheensins, moeder, geen van haer
Overvallen heeft my daer:
45[regelnummer]
Tis een draecxken ruych en bont,
Met twee vlerckjens wit en ront,
Cleen van lijf, en over hem
Geel van buyck, en grof van stem:
Als de soete Bloem Goddin
50[regelnummer]
'tVelt begint te nemen in;
En des groene Lentes tijt
Ons, en alle vee verblijt,
Vliegt het over bloem en cruyt
Boven in, en weer daer uyt,
Met een soet en luyd ghemom.
Venus sprack, van daer ontrent
60[regelnummer]
Spreyden neerwaerts, comend' op
Wort gheheeten Honich-bye.
Nu dewijl soo grooten quaet
Van soo cleynen dier ontstaet,
65[regelnummer]
Als syn scherpe tengel straf
Doet ons wijcken van hem af.
Wat een meerder pijn int hert
Ons van dy ghegeven wert?
| |