Zeeuwsche Nachtegael en bijgevoegd Tafereel van sinne-mal(1982)–Anoniem Zeeusche Nachtegael– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Gedicht van de selve Ionck-vrouw aen de Zeeusche Poëten. DE heuchelicke son, die bralt, en climt om hooch; De wegen nat, en glat, die werden hart, en drooch; De wijngaert oogen crijcht, en aen der boomen toppen Daer berst te met een blat uyt dick-gheswollen knoppen: 5[regelnummer] De bruyne voester-vrouw, de vette groeysaem aerdt Die heeft haer eerste cruyt en bloemen al gebaert: Het luchtich pluym-gediert, al t'ilpende comt swieren, En springt van tack op telgh, met vrolick tierelieren. Dees Somer-teyckens die verneem ick altemael, 10[regelnummer] En noch verneem ick niet u Zeeusche Nachtegael. Vorige Volgende