Zeeuwsche Nachtegael en bijgevoegd Tafereel van sinne-mal
(1982)–Anoniem Zeeusche Nachtegael– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |
Het eerste deel, ofte stem vande Zeevsche Nachtegael: ghenaemt Minne-sang.Met Privilegie. | |
[pagina 34]
| |
Liefdighe Leser, MEn heeft goet ghevonden, dese Zeeusche-Nachtegael (overmits de sonderlinge eyghenschap die de selve by sich heeft) V.E. voor te draghen in dry deelen: (ghelijck geseyt is) waer van dit het eerste wert gerekent, ende genaemt Minne-sang, dwelck, toe-geeyghent wert aen de soet bloeyende Ieucht, om daer innerlijck mede de uyterlijcke bywoontselen der jonckheyt te kennen te geven: Derhalven, wert hier cortelijck verhaelt wat voortreffelijcke ghedichten en ghesangen zijn aen te mercken, in dit eerste deel. Int begin wert verthoont het Wapen-schild, aller eerlijcke Ionghelinghen als een plicht voorgestelt; mitsgaders de Wille-comen aen de waerde Ionck-vrou Anna Roemers: ende de Antwoorde des selfs; met een Plock-haertje van Cupido: als mede een Muytery tegen 't Liefde-kind, (by de selve Ionck-vrou gemaeckt, benevens het gedicht aen de Zeeusche Poëten.) Volgende daer aen, is noch een aerdich gerijm op Cupido Brille-man; met Cupido Honich-dieff. Oock de wercking der Wout, en Zee-goddinnen. Loff vande Leeuwerck. Volgend noch het soet dubbel-sinnich Visschers Praetje van Steven, en Marijntje. Int voort-gaen een Venus bedroch. noch wijder een treffelijck gespreck op Ionckheyt. Wederom een Liedt aen de Vrouwe-slagers; ende Wulmers Ys-breuck. Men sal int voortgaen sien de scharp-sinnighe Raetsels, ende Boere dubbel-praet. De Zeeusche Mey-clacht oft Schijn-kijcker, wijst in rijmsche wijs, ten deele hoe de Schilder-const ghehanthaeft wert, terwijl de claegende Minnaer van liefde spreeckt; (doch wert met een Vreuchden-lied weder versoet.) Daer is voorder acht te nemen, op de aenspraeck tot L. Scipio over het weder geven van een seker E. overschoone Maeght, aen haeren Bruygom. Voorts noch derghelijcke meer, als Harders-sang. Galm-dichten. ende eyndelijck een Tafereel vande liefde, waer mede de Minne-sang wert besloten, jae gelijck als ten toone gestelt. Leent V.E. ooren en oogen nu voorder tot het tweede deel, en oordeelt heuslijck. |
|