Zedelyk Herders Lied, tot Lof van een goeden Her der, die zyn Schaapen wel bestierd om van den Wolf bevryd te zyn.
Wys: Van Luxemburg.
1
Ach menschen hoort eens na myn vermaan,
die reden en den zin verstaan,
Vooral de ouders die nog Kinders voed,
Als een Herder die zyn Schaapkens hoed,
Waar dat u pligt voor staat,
2
Hoord wat een goede Herder leert
Al die in myn stal verkeerd,
Houd uwe Schaapkens onder u gebied,
Of gy den Wolf of den Luipaard ziet,
Zyt daar niet voor benouwd,
De Schaapkens die gy houd,
3.
Is 't dat u Schaapkens zyn verstrooid,
Waar distels en het onkruid groeid,
Gaan hun voordeel raapen,
Roept hem dan weder met een zoet geluid,
Met het gegalm van u Herders sluit,
4.
Hebt gy nog Lammers teer en klyn
En die nog niet volwassen zyn,
Daar moest gy allermeest,
Dat zy niet loopen uwen Schaapstal uit,
Naar eenig giftig of feneinig kruid
5.
Helaas veel Herders doen dat niet,
Die Slaapen op hun Herders spriet,
Waar dat den Wolf briest,
Die niet en perzen op den Herdere last,
Die van de Meester ben is toegepast,
6
ô Herders zo gy niet ontwaakt,
Of dat gy uwen slaap niet staakt,
Steld gy uw gantsche kooy,
Hoort gy het bleire van u schaape niet,
| |
Daar gy de Schaapen voor uw oogen ziet,
Verliest gy een daar van,
7.
Veel Herders zyn met vrees belaan,
Om Ram en Lammers voor te staan
die voor een klein gerugt,
die maar speizen in de grootste nood
Beter de Schaapen als den Herder dood,
8
Wat zal het met den Herder zyn,
die laat zyn Schaapen in de pyn,
voor zyn loon heeft hy niet verdiend
als zyn meester hem ontrouwig vind
Daar Beer en Wolf briest,
Voor zynen Stal verkiest.
9
Gelukkig Schaapke dat hier leeft,
die eenen goeden Herder heef,
die brengt zyn schaapen zo wel groot als klyn,
Voor zynen meester zuiver klaar en rein,
Hem daar voor loonen zal.
EYNDE.
|
|