Zaan-vreugd, opgedragen aan de Zaan-landze jeugd
(1790)–Anoniem Zaan-vreugd, opgedragen aan de Zaan-landze jeugd– Auteursrechtvrij
[pagina C3r]
| |
[pagina C3v]
| |
2.
't Was zulk een aartig beest,
Ik hield het hoog in waarde;
't Is wit en swart geweest,
Met lange knevel-baarden,
't Stond het zoo Eel!
Als een Juweel!
Al van myn Poes, Poes, Poes, bis.
Hiel ik zoo veel!...
3.
Wel zeid ik fiere Maagt
Kan ik geen gunst verwerven?
Zo moet hy die nu klaagt,
Van zuivere liefde sterven!
Gun my uw schoot,
En lipjes rood;
'k Zal zyn uw Poes, Poes, Poes, bis.
Trouw tot 'er dood....
| |
[pagina C4r]
| |
4.
Doe kreeg Climeen een bloos,
Op haar sneê witte kaaken,
En sprak, zult gy altoos;
Tot myn in liefde blaaken?
Wees myn getrouw,
Kom kus myn gauw;
Doen riep zy Poes, Poes, Poes. bis.
En ik zei, Miauw...
|
|