Zaan-vreugd, opgedragen aan de Zaan-landze jeugd(1790)–Anoniem Zaan-vreugd, opgedragen aan de Zaan-landze jeugd– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina B2r] [p. B2r] De eenzaamheid. Wys: Waar of myn Roselyntje blyft. Doris en Roosje. DORIS. ô Zielbekoorende Eenzaamheid! Gy streeld toch steeds myn hart; Als gy uw' sombre luister spreid, Verzagt gy ramp en smart. Hier in dit bosch, ô Zalig oort! Ken ik my zelven niet, Daar de Eenzaamheid myn hart bekoord, En slaakt al myn verdriet. - [pagina B2v] [p. B2v] ROOSJE. Neen Doris! gy zyt niet alleen, Schoon gy hier niemand ziet; Maar de Eenzaamheid baart my geween, En kommer en verdriet. Gezelligheid is myn vermaak, Hoe schoon dit Bosch mag zyn; Als ik in 't morgen uur ontwaak, Baart de Eenzaamheid my pyn. - DORIS. Van waar komt toch dat zoet geluid? Waar woont dat God'lyk beeld? Och! had ik haar eens tot myn Bruid, Dan wierdt myn ziel gestreeld! ô Schoone! komt wat nader by; Voldoet uw' lust, uw' zin: Gy hoorde juist de stem van my, Maar 'k dacht toen aan geen min. - [pagina B3r] [p. B3r] ROOSJE. Neen Doris! u zy de Eenzaamheid; Gy zult my nimmer zien; Dit Bosch is moog'lyk u bereid, Daar kund ge uw' hulde aan biên: Maar Roosje wagt op beter lot, Dan op uwe Eenzaamheên; Terwyl zy met uwe liefde spot, Blyft gy, helaas! alleen. - Vorige Volgende