Vooraf
We zouden het graag en onomwonden willen zeggen: ‘yang, voor wie de weg kwijt is’. Als reclameslogan in ‘dürftiger Zeit’ kan het tellen, ware het niet dat we tegenover slogans altijd een slecht geweten hebben en sommigen in de huidige redactie vrezen dat ooit nog eens - als in de dagen van zijn oprichting (1963) - iemand ‘yang’ weer met ‘yin’ verbindt en we het tijdschrift gaan terugvinden op de schappen van etablissementen van kleine zelfstandigen waar biologisch-dynamisch voedsel wordt verkocht, en waar met het invallen van de lente het personeel juist weer de jaarlijkse, reinigende sapkuur achter de rug heeft (zuurkool-, bietensap). We hebben niets tegen dergelijke winkels, al maken we bij die sapkuren een voorbehoud, maar we zouden niet de verkeerde indruk willen wekken. Yang biedt geen uitweg, alleen ingangen.
‘In deze dagen,’ schrijft Bert Bultinck in de inleiding van een door hem samengesteld dossier over lifestyle, ‘heeft men minder geduld met levenslessen, dogma's, catechese, goede raad of spreekwoorden,’ maar desalniettemin ‘blijft er ruimte voor en nood aan de stilering van het eigen handelen.’ Wat verderop stelt hij zelfs onomwonden dat waarschijnlijk een ieder zijn leven wil stileren ‘als een zoektocht naar de waarheid’ - hoe allergisch we ook voor het woord ‘waarheid’ zijn geworden en hoezeer we ook onze waarheden het liefst beleven als hoogstens (deel van onze) ‘lifestyle’. Maar daarmee is de principiële vraag van dit nummer gesteld, een vraag die ook op verschillende wijzen centraal staat in de bijdragen van Michel Foucault, Piet Joostens, Jeroen Theunissen, Maurice Blanchot, Niklas Luhmann en Jesse Schlaman.
Antwoorden zijn er ook, zij het geen pasklare.
Dit nummer opent met een indrukwekkend ‘in memoriam’-gedicht over Kees Ouwens. ‘Tekortkoming, hierop moeten wij het eerst mogelijke antwoord / bloesem verschaffen,’ schrijft Lucas Hüsgen. Verderop in het nummer