DaniëL Rovers
Wat wil je dat ik zeg? Wat wil je dat ik wil horen?
Victor stak een sigaret op en streek over zijn haar. Lisa trok een deken over haar boezem en dronk een paar slokjes.
‘Wat ís dit, Ludwig van Beieren?’
‘Je verjaardag, Elisabeth van Oostenrijk.’
Ze stak haar armen uit. Hij kuste haar wang.
‘Wa's dat?’
Hij presenteerde de envelop. Ze peuterde hem open, trok de vellen eruit en keek verbaasd naar zijn handschrift.
‘Een verhaal?’
Hij knikte, bloosde, tintelde.
Ze bladerde.
‘Niet doen, niet doen, bij de eerste zin beginnen.’
‘Nu?’
‘Wanneer je maar wilt.’
‘Geef 's een peuk?’
Ze inhaleerde diep en greep naar de rozen.
‘Gut, wat een geuren op de vroege ochtend, je stinkt uren in de wind joh.’
Hij bloosde.
‘Helmut Berger, van kwaad tot erger,’ zei ze, hem ietwat ongerust aankijkend.
Hij liep naar haar pick-up en zette de Ruckert-Lieder op, heel zacht. Ich atmet' einen linden Duft, zong Kathleen Ferrier. Victor glimlachte. Lisa woelde in haar haren. Haar borsten golfden tevoorschijn. Ze liet het maar zo.
Joehoe!’ Ze praatte met de sigaret in een mondhoek.
‘Ga 's even rustig zitten. Wat heb jij de dokter verteld? Hij kijkt me de laatste tijd nogal eigenaardig aan.’
Victor ging bj het open raam zitten en rook de tuin.
‘Wat valt er te vertellen.’
‘Ja, wat valt er te vertellen, moeten we je schedel lichten?’
‘Wat wil je dat ik zeg?’
‘Wat wil je dat ik wil horen?’