[YANG 40ste jaargang nr. 3 - oktober 2004]
Vooraf
Niet dat we gaan somberen, maar de dood houdt dit nummer van yang in een tangconstructie. Jacques Derrida opent en zegt ‘Overleven is iets oorspronkelijks: leven is overleven’. Rudi Visker sluit het nummer af, maar maakt evengoed een opening: ‘De dood is in wezen onbehandelbaar, en zelfs als we erin zouden slagen hem definitief te overwinnen, door een levenselixir te ontwikkelen, dan zou hij zich toch weer melden, want de onsterfelijken, dat weten we al sinds Homeros, missen iets: de sterfelijkheid. Zij vervelen zich dood.’
Tussen zoveel dwingende eschatologie schrijven en spreken mensen zich een leven lang los. Soms met een gedicht over hoe ‘ieder begin is begonnen’ (Robert Van Ruyssevelt), soms ook met proza dat zich terloops afvraagt hoeveel slachtoffers er zijn (Gabriel Bergounioux) of waar de perfectie van stenen haar eindpunt schijnt te vinden (Bernard de Bruyckere).
Toch altijd weer drie puntjes zetten aan minstens één kant van het levenslijnstuk? Dan helpt het altijd om een klankbord te vinden, want woorden, als ze niet doodvallen, inviteren wederwoorden. Meer spraak vindt u in het dossier Tweespraak, met kakelverse stukken die The Black Eyed Peas' Shut up! glosseren (Bindervoet en Henkes), dan wel schijninterviews (Sofie Gielis), theatrale tweegesprekken (Marcel Otten), of de dialogen van Nanne Tepper (Daniël Rovers). Er wordt gediscussieerd met oerlinguïsten (Gijsbert Rutten), met SS'ers (Marc Kregting), in de democratie (Raf Geenens), de door hoest geteisterde concertzaal (Tonnus Oosterhoff) en uiteindelijk ook in verongelijkte, mensachtige gedichten (Arjen Duinker en Kees 't Hart).
In Amerikaanse parlementen en daarbuiten leveren Republikeinen dan weer stof voor een slechts schijnbaar polyfoon prozagedicht (Eliot Weinberger).
De taal gaat aan ons vooraf en overleeft ons ook, zegt de spectrale filosoof. Wij trachten op verschillende wijzen te antwoorden.