Foto's mochten dan weer wel van hem gemaakt worden, daar had hij niks op tegen. Zijn beeld stond los van hem, men mocht er mee doen wat men wou. Maar zijn adem en al die kleine geluidsgolfjes die uit hem kwamen gegutst, nee, die pakten niet op papier.
Of hij zich dan als lid van een natuurvolk wou bekennen, vroeg de verslaggever hem bij een volgende gelegenheid.
‘Hoe bedoelt u?’ vroeg Pierre.
‘Ik bedoel,’ ging de verslaggever voorzichtig verder, ‘dat er nog altijd volkeren zijn, stammen die zich niet van het schrift bedienen. De Indianen bijvoorbeeld...’
‘Jongeman. Nu moet u mij eens goed bekijken. Zie ik er als een Indiaan uit?’
De verslaggever moest glimlachen. Nee, als een Indiaan zag Pierre er niet uit.
‘Ben ik dan meer een Kaukasisch type?’
‘U wantrouwt woorden, is 't dat? U vindt dat ze de dingen inperken.’
‘Ik vind helemaal niks.’
‘Maar wat hindert u dan in het schrift?’
‘Het hindert me niet,’ zei Pierre zacht, ‘het wil alleen niet meer bewegen. Ik heb altijd de indruk dat geschreven woorden dood zijn. Ze liggen daar maar, op een blad. Vroeger strooide men er zand over om ze nog iets van een begrafenis te geven. Och, voor mij is de wereld al schrift genoeg, ik ben nog niet eens door het voorwoord heen. En zelf iets nalaten, nee... Geen boom, geen kind, geen geschrift. Niemand zal nog last van mij hebben en ik beloof hierbij plechtig dat ik ook nooit zal komen spoken.’
Zo palaverde Pierre nog even door. Opnieuw had hij aan de verslaggever gevraagd geen opname-apparatuur te gebruiken. ‘Als u iets zinnigs uit mij weet te krijgen, dan zult u dat zeker onthouden. Zal ik u eens wat zeggen, jongeman. De mensen zijn lui, ze gebruiken hun hoofd niet meer.’
De echte moeilijkheden begonnen pas toen hij op een dag weigerde zijn handtekening te zetten onder een document. Welk document het precies was vermeldt de overlevering niet, maar we mogen er wel van uitgaan dat het een stuk van importantie was, een bankkaart misschien die hem door zijn instelling was uitgereikt.
‘Nee,’ zei Pierre.
‘Komaan,’ zei z'n vrouw, je moet nu ook weer niet overdrijven. Je naam op de achterkant is genoeg.’
‘Liever niet,’ zei Pierre.