Yang. Jaargang 39
(2003)– [tijdschrift] Yang– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 501]
| |
Maria van Daalen
| |
[pagina 502]
| |
uitnodigingen voor optredens die waren bijgezet in een verleden jaarrekening, en stapels oude gedichten, prozastukken, losse notities op giroenveloppen, en drukproeven met correcties in handschrift. Potloden. Balpennen. Een paars doosje Trojan-condooms die ik nooit gebruikt had omdat er teveel glijmiddel op zat, en een kapotte paraplu uit Montréal, stok gebroken, geel doek, met het levensgrote opschrift MERDE IL PLEUT.
- Ik heb geen nieuw huis. Ik woon hier, éénhoog, aan de Bandoengstraat 13A, in de Indische buurt in Groningen. Er wordt gedeald, er is eenmaal sjaars een shoot-out, er wonen veel kleurige mensen, en mijn benedenbuurman is een WAO-er die het trapgat vult, in de gaten houdt welke mannen er bij mij blijven slapen, en een hondje heeft met roepnaam Tóbie-kóm-híer. De paraplu heb ik vanmorgen laten repareren. Er is één winkel hier in Groningen waar een jongeman rustig drie kwartier op de zaterdagmorgen bezig is om de stof van een dure nieuwe paraplu los te knippen, en de stok en de baleinen vervolgens te bespannen met mijn gewone gele montréalaise katoentje. Kosten 25 euri. Ik weet nu wel alles van het intieme mechaniek van een regenscherm, in glasfiber, aluminium, staal, hout. Zolang er nog mensen zijn die paraplu's repareren, vergaat de wereld niet. Merde. Il pleut. Autobiografie is fictie. Daarom is het zo verschrikkelijk leuk om te schrijven. Ook als het niet regent en wel kwart over drie is. Niemand vraagt mij ooit of een gedicht echt gebeurd is. Maar als ik een verhaal schrijf met een ‘ik’ als hoofdpersoon, die een vrouw is, van mijn leeftijd, met wat onduidelijke erotische contacten, een iets te gezonde belangstelling voor een goed glas wijn, en die wat rondmompelt over mystiek en af en toe een versje schrijft, kun je er donder op zeggen dat iemand denkt dat het Van Daalen is.
In de ochtend wacht hij tot mijn kind naar school is. Dan haalt hij me terug in bed, komt voorzichtig tegen me aanliggen, neemt mijn hand, legt die op zijn blind tastend omhoogkomend lid, ‘wil je me vasthouden, alsjeblieft?’, legt met verwachting in zijn gezicht het zachtbehaard dubbel gewicht in mijn andere hand, en raakt langzaam in extase, onderwijl mij in de ogen kijkend, moeizaam. En na uren, of minuten, werkt hij zich kreunend omhoog om boven me te zijn, schreeuwend van pijn en geluk, en als de wereld vergaat, houdt hij zich aan mij vast als een drenkeling.
- | |
[pagina 503]
| |
Pas als ik schrijf, uitschrijf, niet wat ik denk, want wat ik denk weet ik pas als ik schrijf, en als ik zeg dat ik zit te denken ben ik meestal bezig in slaap te vallen, maar wanneer ik probeer tastend het onbehagen te verwoorden dat zich langzaam in mijn lichaam heeft gevormd zoals ijskristallen in afkoelend water, het steekt, maar waar, ik moet het vinden, pas als ik schrijf krijgt het vorm, zoals ik pas de afmetingen van het nieuwe appartement begrijp wanneer ik de meubels heb neergezet, ik wist wel dat ze er in zouden passen, want dat had ik vantevoren uitgemeten, maar de ruimte krijgt niet eerder vorm dan wanneer ik haar gevuld heb, met onnutte voorwerpen, zoals een enorme plastic krat vol oude New Yorkers die ik maar niet kan weggooien. Het nut is dat ik schrijf, niet om ruimte te scheppen, want die is er al, maar om die te herkennen. Wat ik schrijf? Het moet altijd kaler.
- Chéri,
In een ‘courriel’ van collegadichter Stefano dal Bianco zat een mooi gedicht verpakt, de inhoud ongeveer zoals in de Gorter-parodie van Kees Stip,’Thisbe's tocht naar de voordeur’, over een ‘ik’ die in het niemandsland (‘zona franca’) tussen weggaan en blijven, op de drempel van zijn huis, met de bedoeling dat huis te verlaten op weg naar zijn werk, zich ineens hevig bewust is van zijn liefde voor de vrouw en voor het kind die er achterblijven.
In questa nostra zona franca ma non senza memoria
siamo ancora nel momento in cui scrivo
‘In dit gebied dat leeg/vrij/onbestemd is maar niet zonder herinnering zijn we nog steeds in het ogenblik waarin ik schrijf’
Of ‘In het niemandsland’? ‘In het tussengebied’? Maar dan zit ik met dat ‘ma non senza memoria’ dat een tegenstelling aangeeft. In een tussengebied is de herinnering nog levend genoeg. In de NRC stond in een artikel dat vertaald was uit het Pools. Het begon met de zin: ‘Europa is op een tegenstrijdig keerpunt.’ Die plek, dat is een ‘zona franca’. | |
[pagina 504]
| |
Een dichter wil nergens komen. Ik heb geen boodschap, ik wil niets anders meedelen dan het spreken zelf. De aanwezigheid van taal. Taal zegt ons de dood aanGa naar eind1. Want ‘writing (...) always points toward the possible death of the sender. Part of what we value in writing is precisely the ability to transcend limits of space and time and to enable communication across these barriers.’Ga naar eind2 Maar dezelfde wegwijzer naar dood is ook de meest intieme communicatie. Ik schrijf het liefste liefdesbrieven. In geen lichamelijk samenzijn kan ik zo met hem samenvallen als wanneer hij mijn woorden leest. Ik ben bij brief nr. 589.
- Intussen krijg ik steeds bozere emails van mijn ex inzake geld, steeds bozer omdat ik niet antwoord, ‘wil hij gaan samenwonen’ vraagt mijn advocate behulpzaam, jazeker, hoe raadt ze het, ik schiet in de lach, wat niet handig is als je net een slok koffie in je mond hebt, en ik bedenk hoe zeer mensen die niet over zichzelf nadenken, zoals die ex, eindeloos maar vooral humorloos zichzelf herhalen, in een patroon dat nurture gefabriceerd heeft van nature, hij vraagt een vrouw in zijn leven maar wil gewoon zijn moeder terug, beiden als eigendom van een klein stampvoetend jongetje dat niet wil opgroeien, dat zijn ogen stijf dichthoudt en hard roept dat hij onzichtbaar is. Dat een vrouw blijkbaar bezit is: het heeft me achteraf nog het meest verbaasd dat ik het niet eerder gezien heb, èn, dat er nooit een greintje zelfspot te vinden was in wat hij zegt en doet. Albertina zou zeggen: ‘als je aandacht wilt, ga je maar naar de dierentuin’.
- ‘If a performance is genuine, it doesn't matter if the actor is real or not.’ Al Pacino in de film S1MONE, dat is ‘Simulation One’, want de actrice die S1MONE speelt heet een computeranimatie te zijn. Ik schrijf mijn autobiografie en dan zeg ik dat ik alles verzonnen heb. Dat heb ik ook. Wat is ‘levensecht’? ‘To perform’ is in het Amerikaans-Engels een uitdrukking voor de erotische prestaties van een minnaar - ‘if the actor is real’.
- Mijn belangstelling voor een godsdienst als Vodou is ingegeven door de werkelijkheidsconceptie erin, die totaal anders is dan de Noordwesteuropese christelijke. Mijn worsteling is die tussen taal en lichaam, mogelijk niet eens zo ver verwijderd van die tussen literatuur en werkelijkheid. Lichaam is voorwaarde voor taal. Ik ben het kruispunt tussen beide. De loaGa naar eind3 van de keuzes, de loa van het kruispunt, Papa Là-Bas, een soort Hermes-figuur, is de ‘god’ van de dieven, van de handelaars en van de dichters. Papa Là-Bas opent de deuren, hij is de | |
[pagina 505]
| |
eerste loa die in een ritueel wordt aangeroepen. Zonder hem komt het contact tussen de levenden onderling, nù, en tussen de levenden en de voorouders, niet tot stand. Een hel of hemel in de toekomende tijd speelt in Vodou geen enkele rol.
- Zoals bekend oefen ik mij al een tijdje in het schrijven van sonnetten met elf lettergrepen per dichtregel. Deze zgn. endecasillabo, de bekendste vorm van een dichtregel in de Italiaanse literatuur, is bij mijn weten nooit door een Nederlandse dichter beproefd, en is curieus genoeg ook nog nooit door een Nederlandse recensent van mijn werk als zodanig herkend.
- Waarom schrijf ik? Ik schrijf om een toestand, die ik zelf telkens weer maak, kwijt te raken. Ik schrijf om iets van me af te slaan.
Ik lees om ergens in te verdrinken. Mystieke eenwording: het gedicht dat hij me stuurt, uit het hoofd kennen.
Soms begin ik te verdrinken in het gedicht dat wordend is, tot het af is, en ik eruit word gegooid.
- Ik heb in Montréal gewoond. Montréalais zijn tweetalig. Middenin een zin gaan ze over van het Frans naar het Engels, en terug. In de métro, in de bus, op straat, in het café, alles leest of schrijft. Ik woonde er temidden van zeer Franse, goedkope maar uitstekende, eetcafé's en tweedehandsboekenwinkeltjes. Zodat ik terugging met twee koffers die elk krap 32kg wogen. Het wegen van mijn bagage was een zenuwslopend ogenblik, maar het kwam nog net goed, ook al omdat ik verder een rugzak, een tas, een laptop en een knalgele paraplu in het vliegtuig vervoerde.
Ik wou niet weg. Misschien schrijf ik om niet weg te hoeven gaan. |
|