länder, waarvan Charlotte de bedrijfsleider is. Zij koestert de fabriek alsof het haar eigen zoon is, een organisme uit haar vlees en bloed samengesteld. Charlotte wordt echter door haar ondergeschikte, Stine, van haar troon gestoten nadat de laatste Charlotte verleidt om te investeren in een dubieuze vastgoeddeal. Daarvoor moet Charlotte een zeer risicovolle lening aangaan bij de bank (zie het fragment ‘ethel krijgt gedaan dat de kredietlijn voor haar moeder wordt verhoogd’). Het gevolg van de mislukte deal is dat ook Beer, Charlottes beste vriendin, die zich met hart en ziel heeft gestort in de arbeidsoptimalisatie-speltheorie, het veld moet ruimen (zie het fragment ‘Vergeleken met waar het echt om gaat, is de prijs te hoog. - Maar waar gaat het echt om?’). Stine zal vervolgens toenadering zoeken tot Milla, de directeur van een concurrerend bedrijf. Deze samenwerking loopt op een mislukking uit, zodat ook Stine ten slotte zal verliezen en sterven. ‘Sterven’ wordt hier natuurlijk in de economische zin gebruikt. Want de dood wordt in de wereld van Wenn wir sterben herleid tot een economisch principe: men wordt uit de roulatie genomen, men is van geen enkel nut meer, men is afgeschreven. Händler laat een van zijn personages denken: Wenn wir sterben, wogegen tauschen wir unser Leben ein?
De verhaallijn in Wenn wir sterben is niet bijzonder origineel. Dergelijke intriges spelen zich in allerlei variaties af op duizenden werkvloeren over de hele wereld. Dat het er op die werkvloeren erg wreed en meedogenloos aan toegaat, is niet Händlers eerste zorg. De schrijver lijkt vooral een poging te wagen humanistische begrippen als menselijkheid, individualiteit en innerlijkheid opnieuw te definiëren binnen een zuiver kapitalistisch systeem.
Händler gaf aan elk van zijn personages een eigen stem of zelfs een eigen grammatica mee. Hiertoe grasduinde hij in het werk van door hem bewonderde Duitstalige auteurs, zoals Robert Musil, Rainald Goetz, Brigitte Kronauer, Peter Handke en Botho Strauß. De schrijver benadrukte echter in interviews dat hij met Wenn wir sterben geen pastiche heeft willen schrijven, dat hij slechts bepaalde stilistische aspecten van de genoemde auteurs heeft overgenomen. Zo wilde hij bepaalde emoties en gedachten verwoorden die normaliter in de zakenwereld ongezegd blijven. Zakenlieden, zo sprak Händler op de Buchmesse, zouden simpelweg niet over het idioom en de tijd beschikken om hun innerlijk leven in kaart te brengen. Händler vond wel de tijd - naar het schijnt werkt hij aan zijn romans onder het autorijden en in de weekends - én de woorden. Dat de twintigste-eeuwse Duitstalige literatuur in Wenn wir sterben wordt ingezet als wisselgeld om het lege bewustzijn van het hedendaagse kapitalisme op te vullen en daarmee toonbaar te maken, is op zijn minst ironisch te noemen.