hen succes en publiek kan opleveren, reduceert hun werk tot zijn marktwaarde. Wat hen in beweging brengt om kunst te creëren, hoe ze vanuit deze activiteit naar de samenleving kijken en wat deze visie aan de wereld toevoegt, zijn alweer vragen die zeer moeilijk een forum vinden.
Als kunst gedefinieerd wordt in termen van productie en consumptie, investering en rendement, heeft men het niet meer over kunst maar hanteert men een economisch model dat helemaal niet ontworpen is om over artistieke arbeid uitspraken te doen. De beoordeling van het kunstwerk, de kunstenaar en de kunstkritiek zegt in dit geval hoogstens iets over kwantiteit, niet over kwaliteit.
De uit dit discours teruggedrongen kunstkritiek - want te intellectualistisch, te geleerd, te narcistisch, te dikke nek - kan m.i. alleen binnen de private ruimte functioneren. Wat me in dit verband bezighoudt, is de vraag of het kunstwerk dat de publieke ruimte opzoekt meteen ook zijn eigen kritiek formuleert en de rest overlaat aan iedereen en aan niemand tegelijk, waarbij elke uitspraak tegelijk als cafépraat, kunstkritiek, onzin en filosofie kan worden beschouwd. Of is dat alweer democratisering? Dit keer van het kritische discours?
Er is natuurlijk ook iets anders aan de hand. Kunstkritiek is niet narratief maar discursief, niet vertellend maar uiteenzettend. Wat verteld wordt, is gemakkelijker als beeld te begrijpen. Wat uiteengezet, geargumenteerd en betwijfeld wordt, is dat niet. Door de aloude kracht van het verhaal is beeldende kunst die verhalend werkt, nog steeds begrijpelijker, aanschouwelijker. Niet- verhalende kunst is nog steeds moeilijker (om dit moeilijke woord maar eens te gebruiken) en minder aanvaard.
In dit verband vond ik het aangrijpendste voorbeeld in Over The Edges de historische uitspraak van de gids die naar het werk Sky Bath van Cai Guo Qiang wees en zei: ‘Dit is een bokaal met vissen.’
Dat wie uitspraken doet over beeldende kunst zich verbaal uitdrukt over wat in nietverbale beeldtaal tot uitdrukking wordt gebracht, is een evidentie. De kunstkritiek stelt daartegenover, in het volle bewustzijn van deze tegenstelling, het wetenschappelijke probleem om ondubbelzinnige of meerzinnige, subjectieve of objectieve, bespreekbare of onbespreekbare uitspraken te doen. Ze verplicht zichzelf tot een referentiekader, verschillende referentiekaders of de afwezigheid daarvan.
In ieder geval is ze lang niet altijd gericht op het veroorzaken van een debat, een discussie of een gesprek. Geeft ze daartoe toch aanleiding, dan resulteert dat niet zelden in een persoonlijk conflict tussen criticus en lezer of tussen critici onderling. Ik heb me wel vaker afgevraagd waarom dat zo is. Wekt de kunstkritiek op die manier de indruk dat de criticus zich het werk heeft toegeëigend, waardoor het niet langer bereikbaar is? Ik vraag het me af.
Haaks op de beoordeling door de criticus staan de verbale uitspraken van de beeldende kunstenaar die niet alleen zichzelf, zijn project maar ook zijn eigen werk formuleert, verklaart, definieert, situeert, verdedigt. Terwijl men eigenlijk alleen maar