En dan zijn er nóg vier redenen om eens goed te gaan zitten voor deze yang. Zo zijn er maar liefst drie essays van de Oostenrijkse auteur Robert Menasse, die de verplichte geschoktheid van 9/11 bekijkt door een bril met jaloezieën. Deze drie essays tellen we maar samen als reden nummer een.
Een tweede reden vindt u in het schalkse proza van Kees Ouwens:
‘“Over nemen gesproken, Horst. Zou je me... nemen/neuken, als ik me geven wou en je begaan liet? Och nee, dat is toch niets voor jou, Horst!”
“Dat moet je niet zeggen, Gita!”
“Ook als er eigenlijk neuken staat in plaats van nemen, Horst? [...]”’
Reden nummer drie is nieuw werk van een ex-writer-in-residence, J.Z. Herrenberg: ‘Een kindje in een winkelwagen is genoegzaam bekend - voorin, handjes aan de stang (tussen de groterds van zijn duwende moeder), beentjes door de uitsparingen, dàn vol leven, dàn monddood wegens kaas of worst, terwijl andere produkten zich ophopen in zijn ruggetje. Ja, een kindje en een winkelwagen, dat is zoiets als Christus en een kruis: het ene moet erin, de ander eraan.
Een royaal volwassen man echter in die rolkuil te zien gepropt, kop één gerasterde gil, terwijl de bestuurder Zak es effe door loeit, nee, dat was andere koek.’
En tenslotte bevat deze yang de laatste bijdragen van onze huidige writer-in-residence, Bart Meuleman, hulpverlener tegen wil en dank. Hij sluit af met een gedicht en wat hij zelf een primitieve lezing van het werk van Hans Faverey noemt. Wij hopen hem nog vaak uit zijn uithuizigheid te mogen halen.
‘Poëzie als schuim op de golven van het zinloze en het tijdelijke. Even sardonisch