| |
| |
| |
// Die ochtend in de boekhandel
Daniël Rovers
Nederland verovert fantoomkolonie
Over politiek en liefde van Nachoem M. Wijnberg
Yra van dijk
Een angsthaas in een reuzenrad
Over Circulaire systemen van Paul Bogaert
| |
| |
| |
Daniël Rovers
Nederland verovert fantoomkolonie
Over Politiek en liefde van Nachoem M. Wijnberg
_ Lering
‘Realiseer je ook dat je alleen in toespraken die voor onderwijs of onderricht dienen, toespraken over wat rechtvaardig, mooi en goed is, die echt in de ziel worden geschreven, iets helders, iets volledigs, iets wat verdient serieus te worden genomen kunt vinden, zie verder in dat zulke toespraken min of meer als wettige zonen moeten worden beschouwd...’
Plato, Faidros
In de romans van Nachoem M. Wijnberg sluiten nabootsing, vertelling en lering een eigenaardig verbond. De romans Landschapsseks, De joden en Politiek en liefde lezend waan je je soms in een klaslokaal, badend in het licht dat naar binnen valt door grote ruiten waarachter de wereld begint, bevolkt door een aantal leraren - aanwijsstok in de hand - met aan de wanden meerdere schoolborden met daarop de nodige waarheden geschreven. Vertelt één van de leraren een verhaal en wijst hij met aanwijsstok in een bepaalde richting, dan is het aan de leerlinglezer te beslissen of daarmee één van de borden of toch misschien één van de ruiten wordt bedoeld. Vervolgens blijft er nog te raden wat schuilgaat achter schoolbord en schoolruit.
Plato maakte ooit het onderscheid tussen een mimetische en een diëgetische manier van vertellen. Aan het verschil tussen de twee zijn boekenkasten gewijd, maar om het in één zin te zeggen: bij mimesis treedt de verteller op de achtergrond en tracht zo een werkelijkheid in woorden op te roepen waarbij de lezer soms vergeet dat hij maar een verhaal aan het lezen is, terwijl bij diëgesis de verteller expliciet naar voren treedt om zijn verhaal uit de doeken te doen zodat de lezer er steeds aan herinnerd wordt dat hij een verhaal aan het lezen is. Plato heeft in zijn geschriften altijd op het gevaar van de eerste manier van vertellen gewezen. De verteller van een mimetisch verhaal zou niet meer uit eigen naam spreken, er niet meer op uit zijn de waarheid aan het licht te
| |
| |
brengen; de lezer zou bovendien, bevangen door een esthetische roes, vergeten de tekst te gebruiken waar deze voor bedoeld was, namelijk om na te denken over wat rechtvaardig, mooi en goed is. Nu zag Plato ook wel in dat een zuiver diëgetisch verhaal verveelt en niet bepaald aanzet tot nadenken. Dus combineerde hij de mimetische en diëgetische manier van vertellen tot een nieuwe, eigentijdse literair-filosofische vorm: de dialoog.
Nachoem Wijnberg verdiept in zijn romans de dialogische vertelvorm. Hij rekt deze stijlvorm openlaat hem overgaan in verwante vormen. De roman Landschapsseks (1997) spiegelde Wijnberg aan de eigenzinnige Chinese mimetische traditie van de landschapsschildering. De joden (1999) ontleende zijn vorm aan de talmoed. Politiek en liefde (2002) verwijst naar en is gevormd door de negentiende-eeuwse romantraditie, waarvan de in de titel weerklinkende romans van Leo Tolstoj en Jane Austen deel uit maken. De verhalen van Wijnberg worden bevolkt door welbespraakte leraren, behept met een Socratische arrogantie. Hun wijsheid is uitgebreid maar niet oneindig. In De joden trad Walter Benjamin op in de rol van monomane tsaddik. In Politiek en liefde neemt ‘de generaal’, een liefhebber van de negentiende eeuw, van Jane Austen en van stoomtreinen, niet zelden langdurig het woord. Wijnberg paart zijn welbespraakte woordvoerders aan naïeve, onderdanige leerlingen en betrekt zo de lezer bij de lering. De lezer, of hij het nu wil of niet, wordt aangewezen als derde, oordelende partij. Aan de lezer is het laatste woord gegeven, hij moet de woorden van de wijzen of waanzinnigen beoordelen, hij moet die woorden toetsen aan de daden.
Politiek en liefde verleidt de lezer bij een eerste lezing door prachtige uitspraken die in de mond worden gelegd van de waanwijze docenten. Zo zegt in Politiek en liefde de generaal op een gegeven moment: ‘Ik denk dat het karakter zich eerder tussen de gedachten en het vermogen te beslissen bevindt, en soms de kleur van het een en soms de kleur van het ander aanneemt.’ Op een ander moment onderwijst de generaal: ‘Zo hoort een jonge man te zijn [...] Hij doet alles wat hij doet op een manier die, naar zijn eigen inzicht, onmatig is. [...] Later ziet hij in [...] dat hij meer kracht nodig had gehad dan hij had toen hij jong was, om werkelijk onmatig te hebben kunnen zijn.’ Deze zinnen zou je zo met een watervaste stift op een badkamertegel kunnen schrijven, waarbij zou opvallen dat de laatste zin wel erg vaak het werkwoord ‘hebben’ bevat. Hoewel deze spreukachtige zinnen een onmiskenbaar esthetisch effect hebben, zijn ze niet gewild mooi. De zinnen doen denken aan de poëzie van Nachoem Wijnberg. Marc Kregting omschreef deze poëzie in yang (2001/4) als ‘exacte wetenschap van de geest’. Misschien was het woord ‘exacte’ overdreven aan deze definitie. De wetenschap van de geest, of de geesteswetenschap, leent zich niet voor exacte uitspraken. Wijnbergs wetenschap van de geest is een oordelend spreken waarbij de lezer uitgenodigd wordt het één en ander te verifiëren en te verbinden met het betekenisvolle raamwerk van de roman.
De kracht van Politiek en liefde ligt in het bevragen van overtuigingen en vooroordelen
| |
| |
die een mens aankleven. Wijnberg lijkt in zijn werk een ietwat ‘unzeitgemäße’ positie in te nemen. Hij neemt afstand van de laatmoderne Freudiaanse traditie die de kern of de betekenis van een bepaald verschijnsel altijd buiten dat verschijnsel legt. In het oeuvre van Wijnberg wordt onophoudelijk en onbevangen getracht door te dringen tot het hart van de bevraagde fenomenen, in het geval van Politiek en liefde zijn dat - inderdaad - de politiek en de liefde. De schrijver lijkt hierbij op zoek naar het juiste evenwicht tussen vertellen en tonen, tussen diëgesis en mimesis. De min of meer mimetische passages zijn veelal ironisch van aard. Wijnberg lijkt hier al te nadrukkelijk bezig de lezer te vermaken met ludieke beschrijvingen van bijvoorbeeld dertigers-feestjes en begrafenissen. Humoristischer zijn de korte, naar het allegorische neigende schetsen die de roman sieren. Vooral de hilarische, gruwelijke scène waarin het Nederlandse leger een eenzame leeuw in Afrika per helikopter van vers voedsel - een levend legerpaard - voorziet, is onvergetelijk betekenisvol.
| |
_ Oorlog
‘Hij bezat een wetenschap - de theorie der schuinse bewegingen, door hem uit de geschiedenis van de oorlogen van Frederik de Grote afgeleid, en alles waarop hij in de historie van recenter oologvoering stootte, kwam hem absurd en barbaars voor- monstrueuze botsingen, waarin door beide partijen zoveel stommiteiten werden begaan dat men deze oorlogen geen oorlogen mocht noemen; zij klopten niet met de theorie en waren daarom als wetenschappelijk materiaal onbruikbaar.’
L.N. Tolstoj, Oorlog en vrede Politiek en liefde beschrijft de veldtocht die het Nederlandse leger onderneemt naar een niet nader genoemd land in Afrika. Het boek is vooral een beschouwing over het morele besef en het gevoel van naastenliefde dat ten grondslag lag aan de vele humanitaire interventies die de laatste jaren werden uitgevoerd in onder meer Bosnië, Kosovo en Rwanda. Men kan hierbij natuurlijk denken aan de missie van het Nederlandse leger naar Srebrenica die zo onfortuinlijk eindigde in 1995. Politiek en liefde bevat tal van pijnlijk ironische verwijzingen naar Srebrenica. Eén van de officieren van het leger dat naar Afrika wordt gestuurd heet bijvoorbeeld Nicolai Cosman. Deze naam doet denken aan een personage uit Oorlog en vrede én aan chef-staf Cees Nicolai, die tijdens het beleg van Srebrenica werkte op het bureau van de United Nations Protection Force (UNPROFOR) in Sarajevo. Nicolai, een sympathieke, zachtaardige man, keurde tijdens de dagen voor de val van Srebrenica enkele verzoeken om luchtsteun af van het in Srebrenica gelegerde Nederlandse bataljon (Duchtbat). Een ander voorbeeld van een Srebrenica-verwijzing: in Politiek en liefde vindt, voordat het Nederlandse leger zich hals over kop terugtrekt uit Afrika, een groot feest plaats. Bij dit feest is zelfs de kroonprins aanwezig. De generaal dringt erop aan haast te maken met het feest ‘uit bezorgdheid dat er iets zou kunnen gebeuren dat het beschamend of ongemakkelijk zou maken op kosten van de overheid een nacht lang uitbundig te dansen’. Zoals bekend vluchtte Dutchbat na de val van Srebrenica naar Zagreb, waar het uitgeputte bataljon opgewacht werd door de bevelhebber van het Nederlandse leger, Generaal Couzy,
| |
| |
toenmalig Minister-President Wim Kok en kroonprins Willem-Alexander. Het werd een gezellig feestje. Beelden van hossende soldaten gingen de wereld over.
Hoewel het boek verwijst naar gebeurtenissen in Srebrencia, gaat Politiek en liefde een ruimer verband aan met de wereld. Het Nederlandse leger onderneemt in Politiek en liefde een veldtocht naar een Afrikaans land dat getroffen is door een vreemde slaapziekte waardoor het land maatschappelijk ontwricht raakt. Worstelclubs hebben de macht van politie en leger overgenomen. De geschetste situatie verwijst in de eerste plaats naar Afrika zelf, waar ziektes als de slaapziekte, malaria en AIDS jaarlijks miljoenen slachtoffers maken. Deze ziektes, waar de veelal westerse farmaceutische laboratoria maar weinig geld en aandacht aan besteden, vormen een zeer werkelijke bron van instabiliteit en armoede in de regio. De vele gewapende conflicten maken de situatie er natuurlijk niet beter op. In Politiek en liefde houdt de officier Andrei Marescaut zich bezig met het ontwikkelen van oorlogsspelen. Het spel dat Andrei ontwikkelt is gebaseerd op de aanname dat de Eerste Wereldoorlog op Afrikaanse bodem zou zijn uitgevochten. Het spel doet denken aan het bestaande peperdure bordspel over de Eerste Wereldoorlog ‘Paths of glory’, maar roept ook een vrij recente uitspraak van de Amerikaanse diplomaat Richard Holbrooke over Centraal Afrika in herinnering. Holbrooke, ooit bemiddelaar in voormalig Joegoslavië, stelde niet lang geleden dat momenteel de Eerste Wereldoorlog op Afrikaanse bodem uitgevochten wordt. Hij doelde op de oorlog waarbij Congo, Zimbabwe, Angola, Namibië, Rwanda en Oeganda betrokken zijn. Die oorlog vergde de afgelopen vijf jaar al meer dan twee miljoen doden. Momenteel versplintert het conflict en raken de legers ontbonden zodat Congo, zoals dat in vaktaal heet, dreigt te ‘somaliseren’.
Op grond van de situatie in Afrika zou de internationale gemeenschap, zoals zij dat eerder deed in Bosnië en Kosovo, kunnen ingrijpen. Natuurlijk zouden beschuldigingen van neokolonialisme dan niet van de lucht zijn. Nederland lijkt daar in Politiek en liefde niet door afgeschrikt. Het land handelt binnen een juridisch kader. Het heeft een rechtbank opgericht die zich ‘bezig zou gaan houden met zaken die niet binnen de bevoegdheid vielen van de gewone Nederlandse rechter omdat er geen Nederlanders bij betrokken waren en ze zich ook niet op het Nederlandse grondgebied hadden afgespeeld. Tegelijk zou de rechtbank zich gedragen als een Nederlandse rechter die geen ander recht toepaste dan Nederlands recht.’ De pretentie die uit deze taakomschrijving spreekt, mag ridicuul lijken, maar Wijnberg lijkt het te menen. Hij levert geen kritiek op de overdaad aan ambitie van het land dat de rechtbank oprichtte. Eerder hekelt hij het tekort aan daadkracht bij het in werking stellen van die rechtbank. In de eerste plaats is dat een tekort aan menselijke daadkracht. De schrijver lijkt een gebrek aan karakter bij het Nederlandse leger en zijn politieke leiders te constateren. In deze zin is Politiek en liefde een conservatief boek en werkt Wijnberg uit wat Frits Bolkestein eens in een luchtige column ‘het gebrek aan mentale hardheid’ van Nederlanders noemde. Deze karakterzwakte openbaart zich bijvoorbeeld
| |
| |
als ‘de zoon’, in Afrika geconfronteerd met een cafébrand, weigert hulp te bieden onder de puberale uitroep: ‘Ik heb hier geen zin in.’ De bevelhebber van het Nederlandse legerkamp, een niet met name genoemde kolonel, blaast op een gegeven moment de aftocht omdat hij constateert dat zijn troepen zich terugtrekken. Hij geeft als argument voor zijn beslissing dat hij het best bevelen kan geven die bij de gang van zaken passen.
Vanaf het begin van de ambitieuze veldtocht is duidelijk dat deze zal mislukken. Hoe kan dat ook anders met een leger dat met bootjes in Afrika landt omdat de marine ook wat te doen moet hebben? Meteen na de mislukte missie start er een halfslachtige poging, een soort openbaar onderzoek, om te achterhalen wat er precies fout is gegaan. Het onderzoek vindt plaats in de pas opgerichte internationale rechtbank. Kennelijk maakt het niet uit wat daar veroordeeld wordt, als er maar iets veroordeeld wordt. Het gebrek aan standvastigheid in het leger heeft zijn pendant in de politiek. Hier openbaart zich een fundamentele karakterzwakte, niet van de individuele machthebbers, maar van het gehele westerse politieke systeem. Humanitaire missies, zo lijkt Wijnberg te suggereren, zijn vooral gedoemd te mislukken omdat ze ondernomen worden door instanties - de westerse natiestaten - die zelf aan de basis liggen van veel van de conflicten die opgelost moeten worden. Deze staten denken teveel vanuit staatsperspectief en zijn daarom bij gewapende conflicten alleen in staat tot het nemen van halfslachtige maatregelen, die altijd de schijn van neokolonialisme wekken. De generaal weet dat maar al te goed. Als hem tijdens de veldtocht wordt gevraagd of Nederland nu Afrika gaat veroveren, luidt zijn antwoord: ‘Nederland is niet toe aan een nieuwe kolonie, hoogstens aan een fantoomkolonie, als fantoomledemaat.’ Een fantoomkolonie, zo zou je inderdaad Srebrenica kunnen beschrijven.
De generaal omschrijft de natiestaat tijdens het openbare onderzoek naar aanleiding van de mislukte missie als ‘een staat waarin de burgers met elkaar omgaan alsof ze de erfenis van een gezamenlijke voorouder nog moeten verdelen’. Hij maakt zich daarom al bij een eerste inspectie van de nieuwe Nederlandse rechtbank zorgen over de legitimiteit van deze rechtsmacht. Hij vraagt aan de rechters hoe zij denken over ‘de aard en omvang van de schadevergoedingen die een land een ander land behoort te geven nadat de resultaten van een veroveringsoorlog ongedaan zijn gemaakt’. De financiële genoegdoening die Nederland aan het huidige Indonesië zou moeten geven, zou bijvoorbeeld behoorlijk kunnen oplopen. Door inkomsten uit het Indische wingewest konden in Nederland belastingen worden afgeschaft, spoorwegen worden aangelegd en slaven uit Suriname worden vrijgekocht, ‘met volledige genoegdoening van de slaveneigenaren’. De families van de twee ‘helden’ in Politiek en liefde, Nicolai Cosman en Andrei Marescaut, hebben hun fortuin verdiend in de kolonies, onder meer met de slavenhandel. De vader van Andrei vertelt zijn zoon dat zijn voorouders slavenschepen verzekerden. Alleen stormschade was verzekerd, zodat iedere slaaf die stierf aan ondervoeding voordat een schip in een storm verging, de familie Marescaut voordeel opleverde.
| |
| |
De nieuwe Nederlandse rechtbank legt op een zekere manier rekenschap af van het verleden van de natie die haar oprichtte. Met een meesterlijk gevoel voor ironie beschrijft Wijnberg hoe de rechters van de nieuwe rechtbank letterlijk gedragen worden door een tiental zwarte mannen. De rechtbank, zo schrijft Wijnberg, had eerst recente Afrikaanse vluchtelingen voor die taak willen inhuren, maar toen de vluchtelingen niet in voldoende mate voorradig bleken, nam de rechtbank genoegen met gewone donkere mannen die zwaar lichamelijk werk konden verrichten. Deze politiek correcte maatregel is een opmaat voor een consequent politiek correcte maatregel die de generaal tijdens zijn verhoor voorstelt: het opheffen van de natiestaat. De generaal zegt: ‘Een andere mogelijke stap is het verder openbreken van de natiestaat door personen die buiten Nederland wonen en werken, en ook niet van Nederlanders afstammen, toe te staan Nederlander te worden als zij betrokken willen worden bij de besluitvorming die in onze staat plaatsvindt.’ De generaal wordt meteen geconfronteerd met de praktische bezwaren die kleven aan zijn plan. Omdat de generaal het idee van de natiestaat prijsgeeft, kan hem niet verweten worden dat Nederland als gevolg van zijn plan ‘te vol’ of ‘te druk’ zou worden. Het bezwaar is nu dat Nederland ‘te groot’ zou worden. De generaal wijst dit bezwaar van de hand. Hij stelt dat ieder land bestuurbaar is als de kwaliteit van de vertegenwoordigende vergaderingen maar groot genoeg is. Om die kwaliteit te garanderen, stelt de generaal dan ook voor om de zogenaamde ‘keuzestaat’ uit te roepen.
In Afrika blijkt al een soort keuzestaat te bestaan: een volksvergadering waar iedereen die daartoe in staat is, mag meebeslissen. Deze staat vertoont een lichte overeenkomst met de democratische Griekse stadsstaat, door Hannah Arendt uitgelegd in onder meer The Human Condition. De werking van de keuzestaat wordt de Nederlanders uit de doeken gedaan door het enige Afrikaanse personage in Politiek en liefde, Doanine. Deze vrouw, met een naam als een chemische stof, studeerde in Londen, werkte in Afrika bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en vervult in de nieuwe keuzestaat de rol van generaal. De keuzestaat werkt als volgt: elk jaar wordt een volksvergadering samengesteld uit minstens tien personen, waaronder minstens drie zogenaamde ‘volksopvoeders’ en een ‘generaal’. De discussies tijdens de vergaderingen worden ingeleid door de volksopvoeders. Deze kiezen elk een radicaal standpunt om zo de discussie op gang te brengen en de vergaderaars te helpen een goede, gegronde beslissing te nemen, bij-voorbeeld over de straf die misdadigers ontvangen of over de rechtmatigheid van huwelijken. Als er in de vergadering iemand is die een veel hogere straf voorstelt dan de andere vergaderaars, dan moet hij of zij zelf het verschil in strafmaat ondergaan. Dit om te voorkomen dat van de liefde of het strafrecht een spel wordt gemaakt. Wijnberg schetst een utopische staat van de democratie: ‘De vergadering is niet als een strand vol vakantiegangers van wie sommigen met hun ogen dicht naar de zee proberen te luisteren en anderen met hun mond vol de zee proberen te overschreeuwen.’ In deze Afrikaanse democratie functioneert de gene- | |
| |
raal als beleidsuitvoerder en niet als ‘warlord’. Te voeren oorlogen zijn een zaak voor de hele vergadering. Wat telt is niet de kwantiteit van het leger, maar de overtuiging waarmee de vergadering genomen beslissingen wil verdedigen. In
theorie klinkt dit alles prachtig, in de praktijk blijken ook de nadelen van het systeem van directe volksvertegenwoordiging.
In Politiek en liefde komt de volksvergadering van de keuzestaat één keer in actie. Daarbij zijn twee gasten uit Amerika en Nederland aanwezig. Zij mogen meevergaderen. Probleem alleen is dat er niet zoveel te beslissen valt. Er wordt dan maar besloten te beslissen over het lot van de Amerikaanse en de Europeaan. De volksopleiders stellen het volgende voor: verbannen, slaaf maken of levenslang verzorgen op kosten van de staat. Op grond van deze uitgangspunten is de discussie binnen de minuut geklaard. De discussie verschilt niet zoveel van de manier waarop in Europa over immigranten wordt gedebatteerd. Het resultaat ligt voor de hand: verbannen dus. Het argument luidt dat de Europeaan en de Amerikaanse ‘hier niet horen, zich hier niet goed voelen en alles uitgelegd moeten krijgen’.
| |
_ Liefde
‘You appear to me, Mr. Darcy, to allow nothing for the influence of friendship and affection. A regard for the requester would often make one readily yield to a request, without waiting for aruguments to reason one into it.’
Jane Austen, Pride and prejudice.
Een liefdesrelatie, zo legt de generaal uit aan Ceecee (een naam als een e-mail-functie), de vriendin van het hoofdpersonage Nicolai, zou altijd een ‘redelijke grondslag’ moeten hebben. Dat wil zeggen dat de partners niet te zeer mogen verschillen in hun gedachten over wat goed is en hun vermogen of kracht beslissingen te nemen. Tussen de gedachten en het vermogen te beslissen bevindt zich het karakter, stelt de generaal: ‘Ik denk dat het karakter zich eerder tussen de gedachten en het vermogen te beslissen bevindt, en soms de kleur van het een en soms de kleur van het ander aanneemt. Het karakter is wat maakt dat iemand het iemand anders toevertrouwt beslissingen over hem te nemen.’ De betekenis die Wijnberg aan het woord ‘karakter’ geeft, is contra-intuïtief. Het karakter duidt gewoonlijk een actieve instantie aan. Toch gaat dat betekenisaspect niet helemaal verloren in de definitie van de schrijver. Het karakter maakt dat je je overgeeft aan de wil van een ander. Dit heet dan vertrouwen. Het karakter maakt ook dat je de bevelen van een hogergeplaatste accepteert. Dit heet dan discipline.
De generaal ontleent zijn definitie van het karakter aan de romans van Jane Austen, een schrijfster waarvoor hij een grote liefde koestert. Romans van Austen handelen, doceert de generaal, over de keuzes die gemaakt moeten worden tijdens de periode waarin iemand in staat is iemand anders op zich verliefd te laten worden. In de negentiende eeuw duurde die periode enkele jaren, tegenwoordig kan zij twintig tot dertig jaar beslaan. De generaal impliceert dat Austens romans politieke liefdesverhalen zijn. Want in de liefde moet je handelen alsof je politiek
| |
| |
bedrijft. Bij elke liefde komt het erop aan de juiste dingen op het juiste moment te vragen of te zeggen of te verzwijgen. Wijnberg mag onpersoonlijk over de liefde schrijven, zijn observaties en opmerkingen nopen iedere lezer tot introspectie, tot een hernieuwde lectuur van zijn eigen verhaal van gemiste kansen en verkeerde zetten. Liefde bevat momenten van stille, verbeten strijd én momenten van overgave waarop het karakter zich toont, waarop iemand het iemand anders toevertrouwt beslissingen over hem of haar te nemen. Toch zal een teveel aan overgave nooit goed uitpakken. Wilszwakke mensen zijn niet aantrekkelijk, alhoewel niet iedereen het hier mee eens zal zijn. Jane Austen merkte hierover ooit eens cynisch op: ‘Imbecility in females is a great enhancement to their personal charms.’
In de persoon van Jane Austen komen liefde, oorlog en politiek samen. Tijdens haar leven was Engeland voortdurend in oorlog, zo schrijft één van haar biografen, David Nokes. Hoewel de oorlog in haar romans nauwelijks een rol speelt, interesseerde de militaire macht van het Britse rijk de schrijfster wel degelijk. Zo was zijzelf naar eigen zeggen een tijdje verliefd op de schrijver van het Essay on the Military Policy and Institutions of the British Empire, kapitein Pasley. In dat essay schrijft Pasley dat de macht van het Britse rijk vooral gebaseerd is op de overmacht van de Britse marine. De generaal geeft het boek in Politiek en liefde als literatuurverwijzing op: de daadkracht van een postkoloniale internationale rechtbank zou toenemen als zij over een militaire arm zou beschikken. Liefde, zo wist Jane Austen, is een voortdurende tactische strijd om aandacht, een strijd die in de achttiende en negentiende eeuw vooral uitgevochten werd in de balzalen. In balzalen komen politiek en liefde bij elkaar. Op het bal, gegeven ter gelegenheid van de Nederlandse missie in Afrika, neemt de vader van Andrei, een oude patriarch, het woord: ‘Voor vrouwen die hun huis zelden verlaten is een bal een gelegenheid om serieus met politiek kennis te maken, mee te maken hoe moeilijk het is gekozen te worden, hoe ingewikkeld het is bondgenootschappen te sluiten met andere bruiden, en met hun moeders en tantes.’ Wijnberg, nooit verlegen om een goede grap, beschrijft daarop een vrouwelijke burgemeester die op het bal ongelukkig voor zich uitkijkt omdat niemand met haar wil dansen. (In Nederland worden burgemeesters voorlopig nog niet rechtstreeks gekozen, maar aangewezen door wat in de volksmond het Haagse regentendom is gaan heten.)
De praktijk van de liefde valt in Politiek en liefde heel wat banaler uit dan de uiteengezette theorie. De personages lijken amper beslissingen te nemen in hun liefdesleven. Relaties worden op de routine aangegaan, bezorgen de beide partners tijdelijk een comfortabele warmte en doven dan uit als een kampvuur in de motregen. Slechts Doanine lijkt zeker van haar beslissingen in de liefde (en in de politiek). Deze karaktervolle vrouw stelt onomwonden dat de slaapziekte ‘iets was wat overkwam aan wie niet met mij wilde trouwen’. Tijdens een zwoele Afrikaanse nacht zoekt zij de generaal bewust op en bedrijft met hem de liefde op een manier die de generaal doet denken aan een prachtige charge van de infanterie. Net als de praktijk van liefde is de praktijk
| |
| |
van de politiek in Politiek en liefde weinig sprankelend of verlicht. De politici en andere ‘decisionmakers’ nemen beslissingen op grond van de gang van zaken, zonder de ambitie een politieke richting aan te geven. Symptomatisch voor deze wijze van leidinggeven is de kolonel die de aftocht blaast omdat hij zo een bevel geeft dat past bij de beweging van zijn manschappen. Deze kolonel staat op één lijn met die politieke leiders die hun keuzes baseren op de meest recente opiniepeilingen en de laatste economische gegevens. Zij die zo aan politiek doen, gedragen zich, zo suggereert Wijnberg, als ‘slaven van nature’, dat wil zeggen als mensen die geen beslissingen meer kunnen nemen.
Het grootste gevaar in zowel de liefde als de politiek is het gevaar van de werktuigelijkheid en van het formalisme. Tot op zekere hoogte bedreigt dit gevaar ook de hedendaagse literatuur. Zoals in de politiek werkelijke keuzes uit de weg worden gegaan onder verwijzing naar economische modellen, zo wordt in de literatuurbeschouwing een meer betekenisvolle, een ethische lectuur vermeden onder verwijzing naar (aftreksels van) taalfilosofische modellen. Nachoem Wijnberg wil voorbij de keuzeverlammende lectuur en schriftuur en grijpt daarom in Politiek en liefde terug op de literaire traditie van de negentiende eeuw. De schrijver laat zijn generaal negentiende-eeuwse romans lezen omdat deze hem zouden oefenen in het nemen van ‘beslissingen’. De roman Politieke en liefde kan gelezen worden als een aaneenschakeling van beslissingsmomenten. Voortdurend moet de lezer oordelen wat er precies op het spel staat, wie of wat er het mikpunt van een grap is en welke extra betekenis een literatuurverwijzing aan het geheel geeft. Politiek en liefde lezend waan je je soms in een klaslokaal, krijtje in de hand, aan jou wordt gevraagd de zinnige antwoorden op het bord te schrijven.
|
|