| |
| |
| |
| |
| |
| |
Jan Puype
In Flanders' Valleys
Over het economische succesverhaal van West-Vlaanderen
[Met citaten uit: Hugo Claus, het verdriet van België]
_
West-Vlamingen, hoort men wel eens zeggen, zijn een apart volkje. Door hun landgenoten worden ze omschreven als harde en ijverige werkers die met de nodige portie lef hun koppige wil doordrijven. Op enige decennia tijd wisten de West-Vlamingen hun provincie om te toveren in een economisch Mekka. Tot het einde van de jaren vijftig boekte zij op socio-economisch vlak de slechtste resultaten van ons land, maar nu is ze op bijna alle economische parameters de eerste van de klas. In tegenstelling tot de rest van Vlaanderen, zijn het niet de multinationals maar wel een hele serie familiale mastodonten die de streek naar een hoger niveau hebben getild en er welvaart hebben gebracht. West-Vlamingen hebben misschien last met het verschil tussen de letters g en h, maar hoe je van één frank er tien moet maken, weten ze maar al te best.
West-Vlaamse bedrijfsleiders hebben bovendien nog dat extraatje. Ze hebben vaak iets ‘oerigs’ over zich. De West-Vlaamse miljardentycoons van vandaag zijn niet zelden begonnen als kleine garnaal. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de West-Vlamingen diep respect hebben voor selfmade men. Tapijtboer Roger De Clerck van Beaulieu kan dienst doen als het prototype: in de jaren vijftig begonnen met twee weefgetouwen en vandaag uitgegroeid tot een groep die wereldwijd jaarlijks een omzet van 150 miljard frank realiseert, goed voor een tewerkstelling van twintigduizend personen. De heersers van weleer gaf hij het nakijken.
Dat de ondernemers in West-Vlaanderen het verre van slecht doen, mag blijken uit het onderzoek dat het weekblad Trends nu al twee jaar organiseert naar de sterkste zakensteden en -gemeenten van België. Het Engelse handelsinformatiebureau Dun & Bradstreet onderzoekt hiervoor de winstcijfers, de financiële gezondheid en het betalingsgedrag van zo'n 160.000 bedrijven en stelt zo een top-200 op van de economisch gezondste Belgische steden en gemeenten. Zowel bij editie 2000 als 2001 is het een West-Vlaams onderonsje. In 2000 sleept Izegem de hoofdprijs in de wacht, in 2001 Veurne. Toen lagen zes gemeenten uit de toptien in West-Vlaanderen (1 Veurne, 3 Kuurne, 4 Ardooie, 6 Izegem, 8 Waregem, 9 Wielsbeke); in 2000 waren ze met zeven (1 Izegem, 2 Kuurne, 4 Wielsbeke, 6 Ardooie, 7 Ingelmunster, 8 Kortemark, 9 Menen). Maar ook verder in het klassement zet de West-Vlaamse suprematie zich door: in 2001 staan elf West-Vlaamse gemeenten in de top
met de dichtbundel welcome hygiene / gust gils krijgt de staatsprijs voor een schrijversloopbaan / in antwerpen wordt het honderdste geboortejaar
| |
| |
twintig, vijftien in de top dertig. Niet slecht wanneer je bedenkt dat West-Vlaanderen 64 gemeenten telt (op een totaal van 589 Belgische gemeenten). West-Vlaanderen is vandaag het kloppend hart van de Belgische industrie. Een extra indicatie tref ik aan in het boek De 200 rijkste Belgen van Ludwig Verduyn, waar de West-Vlamingen goed in vertegenwoordigd zijn: 45 van de tweehonderd Belgen met de dikste geldbeugel zijn afkomstig uit de provincie. De negen andere Belgische provincies moeten zich met heel wat minder miljardairs tevreden stellen. De West-Vlaamse rijkdom is van recente datum. In een aantal sectoren wisten een pak West-Vlaamse families hun imperium pas op te bouwen in de naoorlogse periode.
| |
_ Textiel
De textielsector is, met zijn omzet van 245 miljard frank en 42.500 werknemers (1999),
‘Daarbij, de Amerikanen kennen maar één politiek, die van het geld verdienen.’
één van de belangrijkste Belgische economische sectoren. De textielbedrijven zijn zeer sterk exportgericht. Ongeveer 90 procent van de totale productie vindt zijn weg naar meer dan honderd landen. In 2000 nam de textielsector ongeveer vijf procent van de totale Belgische export voor zijn rekening; de sector zorgde voor een overschot van 116 miljard frank op de handelsbalans. In 1998 verscheen in een uitgave van het West-Vlaams Economische Studiebureau (WES) een tot de verbeelding sprekend cijfer: bijna 60% van de omzet van de hele Belgische textielsector wordt gerealiseerd in de vierhoek Tielt-Roeselare-Kortrijk-Waregem, een gebied met een straal van 10 kilometer. Zuid-West-Vlaanderen kreeg de bijnaam ‘Texas van België’ opgeplakt. Niet voor niets wordt het West-Vlaamse deel van de autosnelweg E17, met het ene familiale textielconglomeraat naast het andere, omschreven als de Carpet Road. De textielsector kende in West-Vlaanderen voornamelijk na de Tweede Wereldoorlog een ongelofelijke ‘boom’. De oudere textielcentra Gent en Doornik werden in een razend tempo voorbijgestoken. Terwijl elders in België maar ook in heel Europa de textielsector in de jaren tachtig klappen kreeg, stond er op de groei van de West-Vlaamse tapijttycoons geen maat.
Als de West-Vlamingen geen Belgen waren, kwam ons land niet voor in de Europese top. Van de jaarlijkse Belgische tapijtproductie (499 miljoen m2) produceren de West-Vlamingen zo'n 300 miljoen m2. Het zorgt ervoor dat West-Vlaanderen na de Verenigde Staten op mondiaal vlak de grootste producent is. De gezamenlijke tapijtproductie van Engeland en Duitsland, de nummers twee en drie in Europa, tipt zelfs niet aan die van West-Vlaanderen alleen. Wanneer je de West-Vlaamse tapijten naast elkaar zou leggen, bestrijk je een oppervlakte van 44.642,8 voetbalvelden. En de prestatie van de West-Vlaamse textielboeren is in de praktijk nog indrukwekkender. Velen van hen namen buitenlandse ondernemingen over en/of richtten buitenlandse vestigingen op. Vaak vormen deze buitenlandse
van paul van ostaijen gevierd / johan museeuw wordt in lugano wereldkampioen wielrennen / gestorven: wim neetens // 1997 / gestorven. herman de
| |
| |
productiecentra onafhankelijke entiteiten, zodat ze in de Belgische bedrijfsresultaten niet zijn opgenomen.
| |
_ Hout
De West-Vlamingen zijn beresterke spelers geworden in de houtverwerkende industrie. In 2000 was deze nijverheid in ons land goed voor een omzet van 160,5 miljard frank en een tewerkstelling van 25.500 personen. In de twee belangrijkste deelsectoren behoren de West-Vlamingen onbetwistbaar tot de nationale top. Het gaat hier om respectievelijk de meubelindustrie, met een omzet van 77,5 miljard frank, en de fabrikanten van houten plaatmaterialen, goed voor een omzet van 37,9 miljard frank. Bouwelementen vormen de derde belangrijkste deelsector (22,4 miljard frank omzet), gevolgd door die van de verpakkingen zoals kisten en paletten (9,7 miljard frank omzet). De vier deelsec-
‘Wij zijn toch niet veel anders,’ zei Mama.
‘Maar Constance!’ riep Tante Mona. ‘Wat zegt ge nu?
toren vertegenwoordigen samen 92 procent van de totale omzet van de houtverwerking. In spaanplaten vertegenwoordigen de West-Vlamingen 9% van de totale Europese productie, goed voor een vierde plaats na de Duitsers, de Fransen en de Italianen. De Belgische, dus West-Vlaamse, spaanplaatsector is bovendien sterker gericht op de export dan de andere markten, waardoor maar liefst 11,7% van de wereldhandel in spaanplaten in handen is van een aantal West-Vlaamse families.
| |
_ Baksteen
De huidige Belgische baksteenproductie bestaat uit veel nulletjes; het West-Vlaamse aandeel is overdonderend. In 1999 werden in ons land maar liefst 2,417 miljoen m2 bakstenen geproduceerd. Met deze bakstenen zou je rond de maan een muur van 1,2 meter hoog en 20 cm dik kunnen bouwen; door ze op een rijtje te zetten, zou je jaarlijks moeiteloos de afstand tussen de maan en de aarde kunnen overbruggen. Wie van de Belgen zegt dat ze met een baksteen in hun maag zijn geboren, kan beweren dat West-Vlamingen met een baksteenfabriek in de maag ter wereld zijn gekomen. Sinds de jaren tachtig verdelen een handvol West-Vlaamse dynastieën de baksteenproductie in ons land onder elkaar. Toch waren er vroeger in West-Vlaanderen niet meer steenfabrieken dan elders in België. Zowat elk Belgisch dorp had toen zijn steenbakkerij. Maar de West-Vlamingen groeiden uit tot Europese mastodonten in hun sector; de anderen moesten wijken. De Kortrijkzaan Christian Dumolin neemt vandaag zelfs de eerste plaats in op wereldvlak. Zijn beursgenoteerd bedrijf Koramic Building Products telt vandaag meer dan 250 productie-eenheden verspreid over 26 landen, goed voor een totale tewerkstelling van ongeveer 14.000 mensen en een omzet van 40,95 miljard frank in 1999. In twintig jaar tijd werd hij de baksteenkoning van de wereld: Dumolin vermenigvuldigde de omzet van het familiale bedrijf met 50 en vergrootte de winst 1500 maal.
coninck / postuum krijgt de coninck de driejaarlijkse cultuurprijs voor essay // 1998 / de antwerpse boekhandel demian geeft gedichten 1953-1998 van
| |
| |
| |
_ De maag van België
Jaarlijks eet de gemiddelde Vlaming 92 kg aardappelen, 106 kg groenten, 70 kg fruit, 19 kg kaas, 14 kg yoghurt, 6 kg boter en drinkt hij zo'n 64 liter melk. Uit cijfers blijkt dat hij in 1998 maar liefst 21 kg rund- en kalfsvlees, 48 kg varkensvlees, 17 kg verbruikseieren en 19 kg pluimveevlees naar binnen heeft gewerkt. Ook hier zijn de West-Vlamingen het productiefst. Want zonder overdrijving: West-Vlaanderen is de maag van België.
De West-Vlaamse hegemonie in voedingssector komt nog het best tot uiting in de veeteelt. De Vlaamse veehouderij was in 1998 goed voor 113 miljard frank. Uit cijfers van het Nationaal Instituut voor de Statistiek voor het jaar 1997 blijkt dat Vlaanderen 7,036 miljoen varkens telt. In heel België lopen er iets meer dan 7,6 miljoen rond. Vlaanderen heeft samen met Nederland en delen van Duitsland de hoogste varkens-
Wij hebben idealen.’
Het Verdriet van België, p. 93
dichtheid ter wereld. Liefst negenduizend knorrende beesten per vierkante kilometer. Van de totale varkenspopulatie bezit meer dan de helft de West-Vlaamse nationaliteit. Het is leuk te bedenken dat er ruim drie keer zoveel varkens in West-Vlaanderen wonen dan mensen. Naast varkens telt Vlaanderen 1,63 miljoen runderen, waarvan er 534.879 huisvesting in West-Vlaanderen vinden. Ook in pluimvee zijn de West-Vlamingen heer en meester. Van het 35,57 miljoen eenheden tellende Vlaamse pluimveebestand hebben de West-Vlamingen er 12,61 miljoen stuks in hun bevolkingsregisters ingeschreven. Van het overige Vlaamse pluimvee, zoals eenden, ganzen, kalkoenen, parelhoenen en fazanten, verblijft zowat de helft of 360.000 zielen in de kustprovincie.
De West-Vlaming voert dan ook het peloton aan in de veevoederindustrie. Maar liefst 45% van de Belgische veevoedermarkt (totale productiewaarde 92,1 miljard frank) is in handen van West-Vlaamse familiale spelers die zich hebben geconcentreerd in de streek van Roeselare. De specialisatie van een aantal families in het samenstellen van het dierenmenu bleef niet zonder gevolgen: de huidige varkens en runderen leveren 30% meer vlees op dan pakweg vijftig jaar geleden. West-Vlaamse hormonenboeren en de dioxinecrisis hebben er evenwel voor gezorgd dat over de kwaliteit van het vlees kan worden gediscussieerd.
De provincie telt ook een pak voedingsbedrijven. De Izegemse familie Vandemoortele, bijvoorbeeld. Zij gaat schuil achter margarinemerken zoals Fama, Vitelma, Roda, Belolive; frituurvetmerken zoals Resi en Blanc de Boeuf/Ossewit of de Alpro-sojadrinks. Maar ook in diepvriesdegen, mayonaise, ketchup en andere sausen behoort de West-Vlaamse familie tot de belangrijkste Europese producenten. De groep is momenteel actief in 15 Europese landen, verspreid over 25 locaties. Naast Interbrew is Vandemoortele de enige Belgische voedingsgroep met een echte internationale dimensie. In 1999 goed voor een omzet van 79,03 miljard frank en 3400 werknemers. In de streek rond Roeselare ligt dan weer het kloppend hart
adriaan de roover uit / gestorven' anton van wilderode // 1999 / het vlaams fonds voor de letteren wordt opgericht / in aalst wordt het boonjaar
| |
| |
van de Europese diepvriesgroenten. Noem het gerust de Flanders Vegetable Valley. Net geen derde (!) van de totale Europese productie is in handen van een handvol daar gevestigde familiale bedrijven. Op een boogscheut van elkaar en via familierelaties nauw met elkaar verbonden, verdelen ze de Europese koek. Een gigant als Unilever heeft nog altijd geen verhaal tegen het West-Vlaams diepvriesgeweld. En met een Belgisch marktaandeel van 25% laat de Roeselaarse familie Soubry de Italiaanse pastaproducenten overtuigend achter zich.
| |
_ Metaal- en machinebouw
Ook de metaal- en machinebouw gedijt goed in West-Vlaanderen. De provincie telt een pak wereldleiders in beide sectoren. Uit Trends Top 30.000 voor het jaar 2000 blijkt al dat het grootste Belgische metaalbedrijf in de provincie gehuisvest is, namelijk Bekaert (in 2000 goed voor een wereldwijde omzet van 109,9 miljard frank en een tewerkstelling van 17.202 mensen). In de machinebouw is de West-Vlaamse dominantie nog duidelijker. Van de tien grootste Belgische machineconstructeurs zijn er vijf West-Vlaams. Verwonderlijk is het West-Vlaamse overwicht niet, want al deze bedrijven maken machines bestemd voor sectoren waarin de West-Vlamingen heer en meester zijn. Aangezien de provincie bezaaid ligt met textielmastodonten, is het nogal wiedes dat textielmachineproducenten, zoals Picanol en Michel Van de Wiele, er een goede voedingsbodem vinden. Idem voor bedrijven die machines produceren voor de hout-, metaal- en voedingssector. West-Vlaanderen is ten opzichte van de rest van Vlaanderen gespecialiseerd in de fabricage van machines, apparaten en werktuigen. In 1998 werkten van de 27.475 Vlaamse werknemers in deze sector er 12.422 in West-Vlaanderen. Niet alleen in België weten de West-Vlamingen goed te scoren. In machines bestemd voor de textielwereld zijn het absolute wereldheersers. Het Ieperse bedrijf Picanol produceert bijvoorbeeld machines bestemd voor kledingtextiel. Vandaag draagt één op drie luchtweefmachines op deze aardbol het koperen plaatje Made in Belgium by Picanol. Maar liefst een derde van alle jeansbroeken ter wereld en een vijfde van andere kledingsstukken, al komen ze van Korea of een ander lagelonenland, worden gemaakt op de Ieperse weefgetouwen. Niet minder spectaculair is de prestatie van de NV Michel Van de Wiele, die wereldleider is in de productie van weefmachines voor de tapijt- en fluweelsector. Deze nabij Kortrijk gelegen familiale onderneming levert maar liefst 80 à 85% van
de tapijt- en fluweelweefmachines die jaarlijks wereldwijd worden geproduceerd.
| |
_ Vrije tijd
Van werken zijn West-Vlamingen niet vies, meer nog, werken is voor velen een hobby. Het is dan ook niet verwonderlijk dat ze karig omspringen met hun vrije tijd. Ze zouden echter geen West-Vlaming zijn als ze ook niet in de amusementsindustrie een aantal grote pionnen naar voren hadden geschoven. Als u op vrijdagavond naar de bioscoop gaat, is de kans groot dat u hiervoor naar Kinepolis trekt, in handen van de West-Vlaamse families Bert en Claeys. Als u op zaterdagavond besluit om ietwat steviger een stapje in de wereld te zetten, kijk dan
gevierd // 2000 / het nwt wordt opgedoekt / ook de vlaamse gids en sampel houden ermee op // 2001 / de volksunie blaast zichzelf op / dirk van bastelaere
| |
| |
goed uit welke dancing u binnendanst, want het is er misschien een van de Kuurnsc familie Van Wonterghem. We trekken met heel de jolige bende naar het casino. De Oostendse familie Verdonck die in ons land de meeste speelholen bezit, zal u met open armen ontvangen. Met een gat in uw portemonnee besluit u het zondagmiddag wat rustiger aan te doen. Een beetje cultuur zou u goed doen. Geert Allaert van Music Hall bezorgt u via zijn massamusicals zoals Les Misérables een flitsende afsluiter van het weekend. U amuseert zich misschien, maar de West-Vlamingen amuseren zich met u. De West-Vlaamse suprematie wordt u teveel en u besluit de grens over te steken. Tot voor kort moest u hiervoor onvermijdelijk aankloppen bij twee Oostendse families: de familie Vanmoerkerke werkte de reisgroep Sunair op tot een miljardenconglomeraat, terwijl de familie Brackx hetzelfde deed met JetAir. Ondertussen hebben beide families hun aandelen voor de nodige duiten aan buitenlandse groepen verpatst.
| |
_ Hard labeur
Ik schreef het al in de inleiding: West-Vlaanderen was vroeger op sommige ogenblikken schrijnend arm. Tot in de jaren vijftig spanden de West-Vlaamse arrondissementen in ons land de kroon inzake werkloosheidsgraad; de pendelarbeid naar Noord-Frankrijk was er fenomenaal hoog en de definitieve emigratie naar andere streken (in België of richting buitenland) was onrustwekkend. West-Vlaanderen was overwegend een landbouwprovincie en de industriële revolutie die in de 19de eeuw door onze contreien trok, liet de provincie nagenoeg onaangeroerd. Een van de verklaringen is dat West-Vlaanderen een grensgebied was. Grensgebieden, ook in andere Europese landen, hebben met elkaar gemeen dat ze gedurende lange tijd aan hun lot werden overgelaten door het (politieke) centrum van het land. In België was het niet anders. Brussel wist amper waar West-Vlaanderen lag. Gevolg was dat de industrie er amper ontwikkeld was. Van wegeninfrastructuur was nauwelijks sprake. Maar in de aanvankelijke achterstand, in de desinteresse van Brussel en het landbouwkarakter van de provincie schuilt voor een groot deel het geheim van de opgang van de West-Vlaamse economie. Deze factoren zijn in een belangrijke mate verantwoordelijk voor de ondernemersmentaliteit van de provincie. Hard labeur wordt er hoog in het vaandel gedragen. Ook moet je zaaien naar de zak: je verteert en betaalt maar wat je kan missen. Een derde leidraad is gen vremde luzen, wat betekent dat inmenging van externen in familiale West-Vlaamse bedrijven zeer moeilijk ligt. Het vierde gebod, geen pottenkijkers, houdt verband met het vorige: niemand moet zich moeien, we weten zelf wel wat best voor ons is.
Natuurlijk is West-Vlaanderen geen homogeen blok. De mentaliteitsverschillen tussen de bewoners van de kust, Brugge, de Westhoek en Zuid-West-Vlaanderen (met Kortrijk als epicentrum) zijn groot. Het zuiden is ondernemender dan het noorden. Ook al zetten de West-Vlamingen zelf de onderlinge verschillen sterk in de verf, stuk voor stuk vinden ze dat ze hebben moeten knokken om hun welvaart te bereiken. De inwoners van de Westhoek vertellen dat ze na de Eerste Wereldoorlog alles hebben moeten heropbouwen. De mensen van de Leiestreek
publiceert de dichtbundel hartswedervaren, waarvoor hij de driejaarlijkse cultuurprijs door poezie krijgt / ivo michiels voltooit de journal brut-
| |
| |
benadrukken dat ze telkens de vlascrisissen hebben moeten overwinnen. De kustbewoners verhalen over het leven met de grillen van de zee en die van Brugge over de strijd om een doorgang naar de zee. Het gevoel dat men heeft moeten knokken om het te maken, maakt deel uit van het collectieve geheugen van de provincie. Armoede kan een motor zijn: er is niets dat je rijker maakt, dan armoede te hebben gekend, vertelt men mij. Je wilt dan vooruit in het leven. Het gevoel van achteruitstelling heeft bovendien een West-Vlaamse weerbaarheid gecreëerd: we moeten niet op de anderen rekenen, we krijgen toch niets. Als we het zelf niet doen, zal niemand het doen. En het is vanuit die mentaliteit dat de West-Vlaming is beginnen ondernemen. Het creëerde een agrarisch type van de gedreven ondernemer die zijn familie, zijn clan, centraal stelde. In de achtertuin startten familiale pioniers bedrijfjes op, die nu in hun sector toonaangevend zijn. In een traditionele en arme familie zit het geld immers bij de familie. Moeder beheert de portemonnee. De kinderen krijgen pas de centen op het ogenblik dat ze huwen. Wanneer je dus wilde ondernemen en vooruit geraken in het leven, moest het wel in familieverband. In West-Vlaanderen vormde de familie de uitgesproken vorm van sociale zekerheid.
| |
_ ‘Doeneriken’
De West-Vlamingen zijn beginnen ondernemen vanuit een drang naar gezonde zelfbevestiging. Dat heeft een bonkigheid gegeven. Zo ontstond het type van de West-Vlaamse doenerik, die niet te schuw was om hard te werken en tegenslagen op te vangen, de wereld rond te reizen en risico's te nemen. Het professionalisme in het West-Vlaamse ondernemerschap neemt nu wel toe, maar vroeger gold vooral de trial and error-benadering. Het heeft ervoor gezorgd dat West-Vlaamse ondernemers er niet van hielden te ondernemen op basis van tabellen, dure studies of ander schriftelijk materiaal. Ze hebben nog steeds geen boodschap aan ingewikkelde en hoogdravende theorieën, verafschuwen logge structuren en verfoeien traagheid in het nemen van beslissingen. Deze agrarische types van ondernemers laten zich het liefst leiden door hun aanvoelen. West-Vlamingen zijn ondernemers, geen managers. Een ondernemer is iemand die zich baseert op intuïtie en feeling; een manager op facts and figures. Een manager kan zijn bedrijf perfect managen maar zal liever nooit iets spectaculairs ondernemen. Een ondernemer daarentegen realiseert iets groots of maakt alles kapot, gedreven door zijn buien, door zijn intelligentie en zijn aanvoelen. Wanneer je een bedrijf opstart en iets wilt uitbouwen, kan een ondernemer slagvaardiger zijn.
| |
_ Onderlinge concurrentie
De jonge West-Vlaamse economie putte haar kracht niet alleen uit haar positie ten opzichte van de rest van het land. Ook onderling zweepten de families elkaar op tot wereldleiders. De eer van de familie stond op het spel. Het leidde tot een individualistisch type van ondernemer dat grenzen wilde verleggen. Het type dat zijn naaste tegenstrever voor een centiem de gracht zou induwen. Zulke concurrenten beloeren elkaar en letten op elke (schijn)beweging om hun reactie te
cyclus / sabena en lernout & hauspie gaan failliet / belgie plaatst zich voor de zesde opeenvolgende keer voor het wk voetbal //
| |
| |
bepalen. In West-Vlaanderen is er sprake van een voortdurend onderling provoceren, met als leidraad: Als gie da keunt, keunne kek da dook. Uit die meedogenloze concurrentie, die leidde tot extreem goedkope productie, jaagden ze elkaar voortdurend op, terwijl ze van elkaar ook enorm veel leerden. Door de wederzijdse druk pijnigden de West-Vlaamse ondernemers hun hersens om steeds betere producten op de markt te kunnen brengen. Zo kon West-Vlaanderen in de sectoren die ik eerder aanstipte op enkele decennia uitgroeien tot de nationale, ja zelfs internationale top.
| |
_ Gemeinschaft
Dat het de West-Vlamingen zelf zijn die hun streek hebben opgekrikt, zorgt ervoor dat de provincie zich kenmerkt door een sterke gemeenschapszin. Ondanks het feit dat families onderling een ware concurrentieslag hebben uitgevochten, bestaat er zoiets als West-Vlaamse solidariteit. De streekverbondenheid is er groter dan elders omdat ze allemaal op hun eigen erf hun onderneming hebben uitgebouwd. Naast dat individualisme veroorzaakt dit een verknochtheid aan de streek en een sterke sociale cohesie. De West-Vlamingen hebben een zeer sterk Gemenebestgevoel, ze beschouwen zich als een commonwealth. Een West-Vlaming gaat sneller met een andere West-Vlaming opereren omdat ze elkaar kennen. Ze kennen de tradities. Een onbekende wantrouwt men snel. Ook de vakbondsvertegenwoordigers die ik sprak gaven het volmondig toe: het onderscheid tussen werkende klasse en ondernemers leeft er niet of toch niet zo sterk als in andere streken. De West-Vlaamse proletariër gunt zijn baas de rijkdom: hij is immers één van hen, op voorwaarde dat de patroon zijn arbeiders mee van de verworven welvaart laat genieten. Deze sterke streekverbondenheid is mede mogelijk omdat de provincie nog sterk homogeen is. Terwijl nationaal het percentage vreemdelingen net geen tien procent bedraagt, is dit in West-Vlaanderen 1,6% (1996).
Voor de andere Belgen zijn de gevolgen minder positief. Een collega-West-Vlaming kan je vertrouwen, met iemand van buiten de provincie ligt dit al veel moeilijker. Belangrijker evenwel is de houding van de West-Vlaamse ondernemers ten opzichte van de overheid. Ik heb het vaak gemerkt in mijn interviews met de West-Vlaamse captains of industry: ze klagen steen en been over de bemoeizucht van de overheid en voelen zich tot op de dag van vandaag onbegrepen in het verre Brussel, het politieke centrum van het land. Door de sterke onderlinge band, die gepaard gaat met een doeners-mentaliteit, is de houding ten opzichte van de rest van het land ambigu, zeker als het gaat over de overheid, of ze nu van Europese, Belgische of Vlaamse makelij is. De West-Vlamingen zijn niet verzot op onze hoofdstad, de plaats waar wetten en reglementen worden gemaakt. De ‘regelitis’ staat haaks op de ondernemingsdrang van de West-Vlaming.
| |
_ Belgikske nikske, West-Vlaanderen alles
Dit onbegrepen voelen, de drang om zich af te zetten tegen het centraal gezag heeft zijn gevolgen. De West-Vlaming ziet vaak geen graten in het overtreden van de wet. De fraudezaak rond tapijtenproducent Beaulieu
| |
| |
is zeker geen unicum. De West-Vlaamse economie is groot geworden door te frauderen. Een goede twintig jaren geleden zei Olivier Vanneste, de vroegere gouverneur van West-Vlaanderen, tijdens zijn colleges aan de Kortrijkse universiteit KULAK botweg het volgende: ‘Neem het zwart werk weg in West-Vlaanderen en de economie ligt op zijn gat.’ Een Zuid-West-Vlaamse ondernemer legde me de fraudeurattitude als volgt uit: ‘West-Vlamingen gaan elkaar ondersteunen, maar in welbegrepen eigenbelang. Wij zijn egoïstisch en dat vertaalt zich ook naar de fiscus. Wij denken dat de fiscus alles van ons wil afpakken. Belastingen moet je dus ontduiken omdat je het betaalt aan een vreemd spul. Het geld keert toch niet weer naar de streek. Wij zijn Robin Hood-fans: hij pakte het geld van de koningen af en gaf het aan de armen.’
Brusselse kruistochten vanuit Justitie, maar ook het besef dat de fraude excessieve vormen had aangenomen, hebben ervoor gezorgd dat het fenomeen in de provincie verminderd is. Toch blijft het Gemeinschaft-gevoel in West-Vlaanderen tot op de dag van vandaag zeer sterk. Het aantal serviceclubs is er bijvoorbeeld zeer sterk uitgebouwd. De 250 leden van de ‘Top West-Vlamingen’, de West-Vlaamse club bij uitstek, geven elkaar vier keer per jaar rendez-vous in het Brusselse Hilton-hotel. De voertaal is er verplicht West-Vlaams. In het Smoelenboek (de Who's who van de club) staat in het West-Vlaams de toelatingsvoorwaarde afgedrukt: in je werksekteur moet je etwat te zeggen èn: op kulteur - politiek - sociaal of industrieel vlak. Naast West-Vlaamse ondernemerstelgen, een rist topadvocaten en toplui van multinationals, banken en verzekeringsmaatschappijen, voelt ook het openbaar belang er zich thuis. Naast politici zoals Stefaan De Clerck (voorzitter CD&V), Jean-Luc Dehaene (CD&V en ex-premier), Johan Vande Lanotte (SP.A en minister van Begroting) en een pak directeurgeneraals uit de Vlaamse en federale administraties, is ook de rechterlijke macht present in de persoon van onderzoeksrechter en substituut. Tussen alle West-Vlaamse leute door blijven deze ontmoetingen niet vrijblijvend. Naast uitgebreid tafelen worden er deals gesloten. Ons kent ons is op dergelijke avonden de elitaire vorm van Eigen Volk Eerst. Geen enkele streek in ons land kent meer serviceclubs dan Zuid-West-Vlaanderen. De inbreng van het West-Vlaams kapitaal in durfkapitaalfondsen is indrukwekkend en huwelijken tussen ondernemersclans zijn tot op de dag van vandaag aan de orde van de dag.
Het L&H-debacle heeft de interesse van de rest van België in de West-Vlaamse economie opnieuw opgeschroefd. De zeepbel omtrent Flanders Language Valley is uiteengespat. In tegenstelling tot de Lernoutiaanse en Hauspiaanse managementtalk van weleer, verkiezen de andere West-Vlaamse ondernemersgeslachten om op de achtergrond te blijven ondernemen. De protagonisten blijven trouw aan de West-Vlaamse mentaliteit: zonder veel blabla naarstig voortwerken. Hun valleien zijn niet zo bekend als de Ieperse spraakvallei, maar ze zijn wel veel robuuster. Het ziet er naar uit dat ze als middeleeuwse ridders het grondgebied verder onder elkaar zullen blijven verdelen, terwijl almaar meer buitenlandse markten aan hun macht worden onderworpen.
|
|