| |
| |
| |
| |
| |
| |
Inger Leemans
Het pornografisch offensief
Over de korte bloeiperiode van de Nederlandstalige pornografische roman
_
In de geschiedenis van de pornografie nemen Nederland en Vlaanderen een zeer bescheiden plaats in. In de Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden werd vanaf de 17e eeuw weliswaar veel erotica gedrukt en verkocht, maar dit waren vooral (vertalingen van) Franse, Duitse of Engelse werken. Nederlandstalige auteurs lijken zich maar weinig voor pornografie geïnteresseerd te hebben. In de periode 1965-1975 kwam hier echter drastisch verandering in.
| |
_ Een golf van ongebreidelde erotiek
1971. Bij uitgeverij Walter Soethoudt verschijnt Het voortplantingsoffensief een verzameling ‘Erotiese spielereien’ van de hand van Vlaamse auteurs als Gust Gils, Jan Emiel Dade, Paul Snoek, Paul Koeck, Frans de Bruyn, Claude Krijgelmans, Marc Andries, Freddy de Vree, Nic van Bruggen en Hugues C. Pernath. De verhalen, gedichten en tekeningen uit deze bundel lopen uiteen van licht erotisch tot zwaar pornografisch, van cliché tot experimenteel. Uit de bijdrage van Gust Gils blijkt echter dat het oorspronkelijk helemaal niet de bedoeling was om een verzamelbundel uit te geven, maar om met een aantal literatoren samen één roman te schrijven. Met dit project was ook een begin gemaakt, maar enkele auteurs die eerder hun medewerking hadden toegezegd (Jef Geeraerts, Roger Binnemans en Clem Schouwenaars) waren waarschijnlijk niet erg (of misschien wel té erg) onder de indruk van het voorlopige resultaat en haakten af. De afzegging van Louis Paul Boon werd zelfs in de bundel afgedrukt: ‘Het lijkt me een boekje van niks, alhoewel het idee prima was’. Ondanks het feit dat het dus om een deels mislukt project gaat, is de bundel toch zeer interessant, maar eerder door de strekking dan door de inhoud. Het boek is een sprekend voorbeeld voor het pornofonds van uitgeverij De Dageraad van Walter Soethoudt, een fonds dat hij opbouwde met bekende literatoren, vanuit de wens om ook op het gebied van de seksualiteit alles te kunnen zeggen en schrijven wat men wil.
Walter Soethoudt is boekverkoper van
// 1971 / louis paul boon publiceert pieter daens / eddy merckx wordt wereldkampioen / op 7 december verzamelden in het halfrond van de kamer van
| |
| |
geboorte: zijn ouders runden vanaf de jaren '50 boekhandel De Dageraad in Antwerpen, een boekhandel die al snel uit zou groeien tot groothandel. Op een volgeladen bakfiets reden de Soethoudts boekhandels en leesbibliotheken af van Antwerpen tot en met Mechelen. De Dageraadpers begon ook boeken uit te geven en vanaf de jaren '60 bepaalde Walter mee welke boeken er onder deze naam zouden verschijnen. Zijn nogal preutse moeder schrok behoorlijk toen hij aan kwam zetten met zijn eerste pornografische werk, De belevenissen van een gouvernante, volgens de titelpagina een vertaling van Adventures of a governess van de Zuid-Afrikaanse auteur James B. Richardson Jr., in werkelijkheid een in klonterig Vlaams geschreven pornoroman van J.D. Burton. Soethoudt en zijn moeder kwamen overeen om het boek uit te geven zonder foto of illustratie op de omslag, zodat de erotische inhoud zich pas bij lezing zou openbaren. Dit werd het begin van een hele reeks ‘witte boeken’, een reeks die al snel faam zou krijgen in Antwerpen en omstreken. Deze straffe Vlaamse porno bleek een gat in de markt. Met name de particuliere leesbibliotheken waren goede afzetmarkten voor dit soort werken: zij bestelden vaak meerdere exemplaren, die hun leden dan konden huren of kopen. Het debuut van J.D. Burton was al snel aan een tweede en een derde druk toe. De oplagen van de witte boeken liepen soms tot in de tienduizenden.
J.D. Burton bleek een goede vangst: hij schreef het ene werk na het andere voor de erotische reeks (ook Bisonreeks genoemd). Boeken met romantische titels zoals De sirenen zongen, en met meer extreme titels zoals Verkrachter in zwarte rokken. Het echte schrijftalent kreeg Soethoudt echter op een andere manier binnen, namelijk via de werken van D.A.F. de Sade. In de jaren '60 was een ware Sade-rage ontstaan: uitgaven van werken van Sade, vertalingen in vele talen, academische artikelen en boeken over Sade, navolgingen van Sade, de markt werd ermee overspoeld. Soethoudt was er als de kippen bij met een vertaling, die echter zo slecht was, dat vanuit de literaire wereld meteen werd gereageerd: als je dit soort werken wil brengen moet je het ook goed doen. Het waren vooral enkele auteurs rond Jan Walravens - die in 1965 samen met Herwig Leus een vertaling van een werk van Sade had verzorgd -, die zich aanboden als nieuwe vertalers. In de jaren '68 en '69 verschenen Juliette, Filosofie in het boudoir en De 120 dagen van Sodom, vertaald door René Gysen, Claude Krijgelmans, Freddy de Vree en Gust Gils en ingeleid door Frans de Bruyn. Verschillende van deze auteurs bleven een tijd bij de Dageraadpers, met regulier werk, maar sommige van hen werden ook gegrepen door het pornoproject. Freddy de Vree publiceerde onder het pseudoniem ‘Jan Vlaming’ 69+1 James Klont, opgedragen aan Jan Cremer. Claude Krijgelmans - bewierookt als een van de grootste literaire talenten van Vlaanderen - schreef verschillende pornoromans onder het pseudoniem ‘Jug me Bash’. Tot op de dag van vandaag is dit facet van het schrijverschap van Krijgelmans onbekend gebleven en dat is jammer. Want niet alleen heeft de geschiedenis van de Nederlandstalige pornografie er met Krijgelmans een nieuwe interessante auteur bij, ook de literatuurgeschiedenis zou een meer coherent beeld
van het oeuvre van Krijgelmans kunnen geven als men werken als K-Anaal der liefde en Te koop:
volksvertegenwoordigers voor het eerst de 213 kamerleden en senatoren die samen de cultuurraad voor de nederlandse cultuurgemeenschap vormden
| |
| |
honderden beschadigde paren mee zou nemen in de bespreking. De ‘officiële’ Krijgelmans zou immers al in 1967 (na Homunculi) van het literaire toneel verdwenen zijn, om in de jaren '80 ‘plots’ weer te keren met ‘heel ander’ werk: hij zou zijn idealisme zijn kwijtgeraakt en meester geworden zijn in ‘het bedenken van platte taal’. Had men de ware ‘Jug me Bash’ gekend, dan had men kunnen weten dat Krijgelmans al veel eerder deze ‘enorme omslag’ had gemaakt. Tom Van de Voorde bespreekt in een artikel in dit nummer het vroege literaire werk van Krijgelmans en zijn ‘come-back’: yang publiceert, na een stilte van 17 jaar, nieuw werk van Krijgelmans.
Walter Soethoudt schreef overigens ook zelf het ene pornoboek na het andere, deels onder het pseudoniem ‘Winnetou Stradevarius’. Volgens vrienden en critici niet zonder verdienste, alhoewel men zijn naam tevergeefs zoekt in de literatuurgeschiedenissen. Freddy de Vree beschreef Soethoudts Sodomsappel (1969) zelfs als ‘geniaal’, Piet van Aken zag in Penistentie, een sex kabouter (1970) pastiches terug op Mulisch en Faulkner. Ontegenzeglijk probeerde Soethoudt met deze romans een nieuw soort pornografie te schrijven, pornografie die niet alleen opwindt, maar ook vermaakt, boeit. Veel pornografische verhalen zijn kort: toegespitst op het opwinden en laten klaarkomen van de lezer, zijn/haar opwinding bepaalt de lengte en de ontwikkeling van het verhaal. Soethoudts romans laten de lezer verder lezen, geboeid door het verhaal, geprikkeld door de vreemde wendingen, geïnteresseerd in het wel en wee van de hoofdpersoon. Voor een uitvoerige inhoudelijke bespreking van deze pornografische romans is in dit artikel geen plaats, maar als u hierin geïnteresseerd bent hoeft u nog maar even geduld te betrachten: Claude Krijgelmans werkt op dit moment aan een lang essay over Sodoms-appel.
Het pornofonds van Soethoudt bereikte een waar hoogtepunt met de romans van ‘Johannes de Back’, oftewel Heere Heeresma. Het mag opmerkelijk heten dat een auteur uit het permissieve Nederland zijn pornowerken uit liet geven door een Vlaamse uitgever. Heeresma was echter goed op de hoogte van het Soethoudtfonds omdat zijn broer Faber Heeresma pornoromans voor De Dageraad vertaalde. Heere bood zijn eerste pornoroman Gelukkige paren (1968) aan Soethoudt onder pseudoniem aan. Soethoudt had geen flauw idee wie deze auteur was, maar was onmiddellijk geïnteresseerd. Wie schetst zijn verbazing toen bij hun eerste afspraak Heere Heeresma het restaurant binnen kwam lopen...
De pornoromans van Heeresma zijn een schoolvoorbeeld van de seksuele revolutie uit de jaren '60. Herwig Leus beschrijft Gelukkige paren op de achterflap als ‘een uitermate goed geslaagde proeve van vrolijke pornografie, door de bloedige onernst waarmee zowel het gefrustreerde burgerdom als de hipokriete pornografie ironisch in hun nakie worden gezet’. Het boek biedt een kijk ‘achter de gordijntjes van de fatsoenlijke burgerman (en vrouw)’ en natuurlijk willen ook deze brave burgers in feite niets liever dan hun lusten de vrije loop laten. Alle seksuele taboes moeten doorbroken worden. Dit gaat gepaard met een enorme dosis agressie. Vooral de vrouwen worden met veel geweld genomen (‘“Hou je bek rotwijf!”, schreeuwde Marthy, “je laat mijn man
/ gestorven raymond herreman // 1972 / première van groenten uit balen van walter van den broeck / patrick conrad en nic van bruggen richten de
| |
| |
neuken, begrijp je!”’) en dat geweld is natuurlijk nodig om deze ‘burgertrutten’ in te laten zien dat ze er eigenlijk wel pap van lusten (‘'Ben je een hoer?’ fluisterde Marthy in haar oor. ‘Een slet die andere mannen gebruikt? Een dweil? vooruit kutmeid... Wat ben je!’), zodat de hele kliek scheldend en tierend klaar kan komen.
Nu zijn de boeken van Heeresma nog heilig in vergelijking met vele andere pornoromans van De Dageraad. Hoe afstotelijker, hoe opwindender, zo lijkt het vaak. Soethoudt is persoonlijk duidelijk geïnspireerd geraakt door de Sade. Aan Het voortplantingsoffensief droeg hij zijn steentje met een ‘brief aan de goddelijke Markies de Sade’, waarin een ‘volledig weerloos’ meisje in ‘haar schijttube’ wordt genomen terwijl haar zoon wordt gestenigd, ‘de teef verdomme’. Ook door andere auteurs wordt seks vaak op uiterst smerige en liefdeloze wijze afgeschilderd. Neem bijvoorbeeld het
‘Dit is echt geen verboden boek, zei Louis onzeker. Dit is vuil smerig...’
Het Verdriet van België, p. 160
begin van K-anaal der liefde van Krijgelmans: al op de eerste pagina wordt verteld dat Clara af en toe bedelaars opscharrelt en deze op hygiëne inspecteert: zij ‘keek onderzoekend naar de lul van de man in kwestie en naargelang de hoeveelheid kaas die er tussen de voorhuid zat, trok zij met hem naar een gore hotelkamer’. Men kan zich moeilijk voorstellen dat dit soort teksten werden geschreven om de lezer in staat van opwinding te brengen. De regressieve katholieke seksuele opvoeding lijkt de pornografen van de jaren '60 aangezet te hebben tot het uitvergroten van het zondige, het smerige en het afschrikwekkende van seks. Taboes doorbreken is shockeren.
Misschien om deze negatieve tendens wat te verzachten, werden de meeste pornografische verhalen op humoristische wijze gebracht. Zo presenteert ‘Kulturele kring Ons Leesgenot’ het boek Oepsakee van ‘Winnetou Stradevarius’, onder het motto ‘Oepsakee en oepsakee en oepsakee... Wie heeft er nooit geoepsakeest!?’. Het boek vangt aan met: ‘Ja mensen, hier ben ik dan weer met de fabeltjeskrant van seksland’. Op deze wat klunzige maar vrolijke wijze wordt de pornografie zelf aan de kaak gesteld, bijvoorbeeld door Heere Heeresma die in Over de last der lusten zijn verhaal onderbreekt met uitroepen zoals ‘Zeg! Jij daar! Wordt het al vochtig daar beneden?’. Dit soort ironische uitlatingen over het pornografische genre dragen bij aan de meerwaarde van de Soethoudtporno. Pornografische verhaaltjes zijn vaak grotesk en lachwekkend. Pornografen als Heeresma en Krijgelmans proberen dit niet te negeren, maar zetten het nog eens extra dik aan. Ze confronteren de lezer zo met zijn vreemde leesgedrag (het zich via geschriften laten opwinden, blijft toch altijd iets vreemds houden), maar geven deze ook de mogelijkheid om samen met de auteur over het genre te lachen. Hun verhalen balanceren zo vaak tussen serieuze opwinding en speelse absurditeit. Ook op taalgebied is er veel meer te beleven dan in de standaardverhaaltjes van de latere porno-
pink poets op / gestorven' raymond brulez en franz hellens // 1973 / de senaat stemt de wet op het cultuurpact, dat een gelijke vertegenwoordiging
| |
| |
tijdschriften. Krijgelmans vult het standaardjargon van ‘paal’ en ‘geweer’ aan met woorden als ‘haar smeerpot’, ‘haar stomende heksenketel’, ‘haar geile dwerg’, ‘haar bakoven’, ‘zijn endelpook’, ‘zijn sacrale lul’ en ‘zijn propere truffel’. Zijn pornoverhalen worden prettig hilarisch met uitdrukkingen als ‘haar vingertje ging tekeer als een razende derwisch’, en ‘toen hapte haar mond naar het stuk wildgebraad dat rillend uit zijn postbodebroek stak, met haar en kloten en al’.
Soethoudt stond persoonlijk garant voor de seksuele revolutie op literair gebied. Als uitgever betaalde hij bekende en minder bekende literaire schrijvers om pornografische romans voor hem te schrijven, als pornograaf spoorde hij zijn collega's aan om hetzelfde pad te bewandelen als hij. Zo droeg hij Penistentie op aan een hele rits Vlaamse auteurs ‘in de hoop dat velen zullen volgen waar ik ben voorgegaan’. Zijn porno was een literair project en uit Het voortplantingsoffensief blijkt dat veel auteurs bereid waren om daaraan mee te werken.
| |
_ Tegen de censuur
Het voortplantingsoffensief presenteert zich als taboedoorbrekend. Deze ‘erotografiese roman’ zou een ‘indirekt manifest’ zijn ‘over het helaas nog steeds benepen gedoe i.v.m. zg. pornografie’. Taboes dienden echter niet alleen in de huiskamer doorbroken te worden, ook van de gezagsdragers werd een omschakeling gevraagd. Gust Gils schrijft bijvoorbeeld dat hij het krankzinnig vindt ‘dat in een niet-middeleeuwse maatschappij het schrijven over iets, dat tot de ervaring van elk normaal mens behoort, in tot de door ieder gebruikte taal behorende termen, aan verbodsbepalingen onderhevig zou zijn’. Inderdaad was het in 1971 niet zonder gevaar om openlijk over seks te schrijven of om porno of erotica uit te geven. Allereerst kon men natuurlijk problemen verwachten uit de directe sociale omgeving. Het gebruik van pseudoniemen garandeerde niet altijd anonimiteit. Georges Adé bijvoorbeeld, die onder het pseudoniem Laurent Veydt aan Het voortplantingsoffensief meewerkte, kreeg last op de meisjesschool waar hij lesgaf. Maar ook van overheidswege werd fel geageerd tegen de toename van pornografische uitgaven. In 1968 was de beruchte socialist Alfonds Vranckx minister van justitie geworden. Vranckx zag, naast drugsgebruik en criminaliteit, de verspreiding van pornografie als een van de grootste maatschappelijke kwalen, een kwaad waartegen hij streng wilde optreden. Dit was niet altijd even makkelijk. Pornografie was in principe verboden, maar aangezien persdelicten onder de assisenzaken vielen, was het vrijwel onvoorstelbaar dat men daadwerkelijk op een boekverbod of een veroordeling van de auteur en uitgever aan zou sturen. Pornografische uitgaven vervolgen was dus moeilijk, pornografen het leven zuur maken kon wel. Een eerste mogelijkheid was het in beslag nemen van boeken van verdacht allooi. Het bekendste voorbeeld hiervan is de inval bij boekhandel Corman te Brussel in
1969, waarbij Gangreen I van Jef Geeraerts ‘voor nazicht’ mee werd genomen, terwijl dit boek kort daarvoor de staatsprijs had gekregen. Bij deze inval werd overigens ook een aantal uitgaven van Walter Soethoudt meegenomen. Uiteindelijk werden deze boeken weer netjes geretourneerd.
Vooral de opkomst van de erotische tijd-
van de verschillende ideologische en filosofische strekkingen in overheidsinstellingen moet verzekeren / het lijk van verschaeve wordt door leden
| |
| |
schriften vol tekeningen en foto's lijkt de gemoederen in België verhit te hebben. Het persbureau AMP blokkeerde eind jaren '60 de verspreiding van bladen als Playboy en de Sextant. Terwijl in Nederland in 1968 het pornoblad een definitieve vorm kreeg met de opzet van Candy, moesten in datzelfde jaar de oprichters van het Vlaamse ‘mannenblad’ Partner toezien hoe politieagenten er na huiszoekingen bij verschillende medewerkers met de drukproeven van het eerste nummer vandoor gingen. Het blad kwam er uiteindelijk toch, maar er was nog maar weinig over van de eerste intentie van de auteurs om een echt pornotijdschrift te brengen, ‘geen braaf blote-borstending als Playboy’. Na enkele nummers hielden de makers het voor gezien.
Ook schuine moppen konden niet door de beugel. In 1970 kwam Soethoudt met Om het maar openhartig te zeggen, de mensen houden van geslachtelijke omgang, een verzameling moppen door ‘Wim Triesthof’, oftewel Gerd de Ley. Louis Paul Boon schrijft over dit werk: ‘Wat dat boekje betreft... dat moet ge maar eens zelf kopen, als ge een avond lang iedereen wilt aan 't lachen krijgen met schuine moppen op te dissen. Maar haast u een beetje, want morgen kan het misschien al aangeslagen zijn, en dan kunt ge die moppen alleen nog van een politieman horen’. Het boekje werd inderdaad in beslag genomen, nu eens niet in België, maar door de Nederlandse douane. Het waren ook de Nederlanders die Soethoudt een nacht vastzetten, toen hij in Den Haag boeken wilde afleveren. Zijn aanvankelijke veroordeling tot 3 maanden onvoorwaardelijk werd in hoger beroep teniet gedaan. Dit soort voorvallen lijkt Soethoudt en zijn auteurs niet van hun stuk te hebben gebracht, het heeft hen eerder aangezet tot nieuwe werken: in 1972 komen De Ley en Soethoudt met nieuwe seksmoppen, Met dank voor de inbeslagname, opgedragen aan de Nederlandse douanebeambten en ‘aan alle Belgische b.o.b.-ers, rijkswachten en politieagenten, in de vurige hoop dat zij zich van hun taak zullen kwijten indien de douanebeambten de hunne verwaarlozen’.
De starre houding ten opzichte van erotische geschriften lijkt een extra stimulans geweest te zijn voor auteurs van enig kaliber om zich aan de pornografie te wagen. Enkele auteurs die meewerkten aan het gecensureerde blad Partner, vinden we later terug in Het voortplantingsoffensief: Jan Emiel Daele, Nic van Bruggen, Frans de Bruyn en Patrick Conrad. De meeste van hen zijn dan heel wat explicieter gaan schrijven. Ook bij Jef Geeraerts lijken de problemen rond Gangreen I eerder als een rode lap op een stier gewerkt te hebben: in 1972 schreef hij onder het pseudoniem ‘Claus Trum’ De fotograaf, een pornografische roman die Black Venus doet verbleken en die door Soethoudt werd uitgegeven met de aanprijzing op de kaft: ‘dit boek is het einde; hierna zal nooit meer een boek geschreven worden’. In datzelfde jaar kwam Louis Paul Boon met Mieke Maaike obscene jeugd. Boon zei zelf dat hij dit verhaal geschreven had om de katholieken van zich af te houden na het eclatante succes van Daens (1971). Het verhaal gaat dat hij het boek in Nederland uitgaf om de Belgische censuur te ontduiken. Volgens Walter Soethoudt had Boon het werk echter al enkele jaren voor Daens geschreven en heeft hij een tijd overwogen om het door Soethoudt uit te laten geven. Uit loyaliteit met zijn Nederlandse uitgever zou hij uiteindelijk besloten hebben om deze best-
van de vlaamse militanten orde (vmo) te solbad hall ontgraven en naar vlaanderen overgebracht / luuk gruwez debuteert met stofzuigergedichten /
| |
| |
seller toch ook daar uit te laten komen. Uit de brief in Het voortplantingsoffensief blijkt in ieder geval dat hij al in 1971 bezig was met pornografie: ‘Ik geloof best ermee te doen, mijn opvattingen omtrent porno weer eens “Boon-Apart” te geven. Iets wat dan later gebeuren moet, als ik door nog een of twee romans ben doorgewerkt’.
Taboedoorbreking stond bij Soethoudt in het teken van censuurdoorbreking. Hij zette zich met vuur in voor de vrijheid van meningsuiting; overigens niet alleen op het gebied van seks: in dezelfde jaren gaf hij enkele extreem-rechtse, en nazistische werken uit, onder andere de memoires van Oostfrontstrijders. Een persoonlijk motief speelde hierbij zeker mee: zijn vader was ‘fout’ geweest in de oorlog en had daarvoor vijf jaar in de gevangenis gezeten. Via zijn uitgaven wilde Soethoudt de discussie over de Belgische collaboratie aanwakkeren. Vrijheid van drukpers, opkomen voor zijn vader, de rechtse uitgaven van Soethoudt lijken vanuit een ‘nobel’ streven te zijn voortgekomen. Als men de racistische uitlatingen in zijn eigen pornowerken leest, dan begint echter de twijfel te knagen. Is hier sprake van ironie? Moedwillig shockeren? Of van een overtuigde vreemdelingenhaat? Feit is dat Jan Emiel Daele zich in Het voortplantingsoffensief expliciet distantieert ‘van het politieke engagement dat Walter Soethoudt in sommige andere uitgaven van zijn fonds propageert’. Hoe het ook zei, in Soethoudts fonds komen commerciële (zowel hij als zijn auteurs verdienden een aardig centje aan de pornografie) en ideologische motieven samen. De combinatie van uitgever-auteur Soethoudt en censor Vranckx blijkt uitermate vruchtbaar geweest te zijn voor de Nederlandstalige erotica.
| |
_ Het einde
De bloeiperiode wordt in 1975 afgesloten met misschien niet de allerlaatste pornouitgave van Soethoudt, maar wel de meest exemplarische: een ‘volledig woordenboek van de Nederlandse taal’. Krijgelmans verzamelde in dit Joeplala alfabet - Deel I van Aaaa tot en met Dom - onder het pseudoniem ‘Karel Elleveest’ schunnige termen en obscene uitdrukkingen die hij zelf verzonnen had, of die hij vond in pornografische werken. De lijst van bronnen die hij gebruikte laat zien dat er ondertussen aardig wat mensen op de pornomarkt gedoken waren. Eerst in Nederland: na een goed begin met Candy (1968), Rosie (1969) en Chick (1969) werd de Nederlandse markt overspoeld met pornobladen als Sextra, Tuk, Tum-Tum, Sado, Pick-Up, Wauw en ga zo maar door. Vlaanderen volgde in het begin van de jaren '70 met de Cameoreeks van uitgeverij de Schorpioen met titels als De erectie electie (1973) en Vunzige bedden (1975) en voor Wallonië kwam dezelfde uitgever met Paris-Las Vegas. Daarna zal het ook in België snel gaan: in 1976 startte Ed Evan met uitgeverij Cultus een serie porno-contactadvertentiebladen en in 1978 werd het Belgische pornolandschap verrijkt met uitgeverij Terwa, die zich op de ‘grensgebieden’ van de seks zou werpen. De verdere twintigste eeuw zullen deze drie uitgevers de Belgische pornografie bepalen. Voor Walter Soethoudt was de lol er vanaf. De vrijheid van meningsuiting was bevochten. Na het aftreden van Alfons Vranckx werd de censuur verlicht. Hoewel de Belgische porno-uitgevers zich tot op de dag
gestorven. albe // 1974 / roger de vlaeminck wint parijs-roubaix / eddy merckx wint voor de vijfde maal de ronde van frankrijk / gestorven jos de haes
| |
| |
van vandaag aan zelfcensuur onderwerpen door de edele delen van hun modellen niet al te openlijk te vertonen, lijkt het gevecht om de geschreven porno in de jaren '70 beslecht. Soethoudt verkocht zijn fondsrestanten aan De Schorpioen en hoewel hij nog af en toe onder pseudoniem een pornoverhaal voor deze uitgeverij zou schrijven, werd het decennium van de literaire porno in 1975 afgesloten: het decennium waarin bekende literatoren met pornografische romans lezers en censors op wilden hitsen. Het woordenboek van Krijgelmans zal nooit verder komen dan het eerste deel. Pornografisch Vlaanderen is tot en met de ‘D’ verrijkt.
-
Het pornofonds van Walter Soethoudt heeft een zeer bescheiden receptie gekend in kranten en tijdschriften Over de identiteit van auteurs als ‘Claus Trum’ en ‘Johannes de Back’ werd wel veel gegist, maar weinig geschreven. Een groot gedeelte van de informatie uit dit artikel is ontleend aan een interview met Walter Soethoudt. Claude Krijgelmans zorgde voor aanvullende informatie. Freddy de Vree besprak Sodomsappel in Rita Renoir (Amsterdam 1973). Piet van Aken schreef in De volksgazet over Penistentie Over de verkoop ‘onder de toonbank’ wordt geschreven in Jack Henri de Graef, De erotiek in het Antwerpse volksleven (Antwerpen 1978). De citaten over Krijgelmans komen uit een bespreking van Spaanse Vlieg! door Cyrille Offermans in De Groene Amsterdammer, 14 maart 1984 Over de uitgevers van pornobladen (De schorpioen, Terwa en Cultus) zie Peter Vermeersch, Het slijk der zinnen Pornografie in België (Leuven 1987) Over censuur in België G. Schmook-Dieltiens, Censuur, het veelkoppige monster (Brugge 1969).
en achilles mussche // 1975 / gestorven: hugues c pernath // 1976 / jotie t'hooft publiceert junkieverdriet / lucien van impe wint de ronde van frankrijk
|
|