De Emil Zatopek-strategie tegen het Vlaams Blok
Marc Hooghe
Beslissingen van overheidsorganen horen tegenwoordig allemaal gemotiveerd te worden, en dat dwingt de besluitvormers in elk geval tot de nodige creativiteit. Zo heb ik al subsidie-aanvragen zien geweigerd worden omdat ze niet voortbouwen op eerdere initiatieven, maar al evenzeer omdat ze zozeer in het verlengde liggen van eerdere inspanningen dat ze te weinig vernieuwende elementen bevatten. Andere projecten worden dan weer geweigerd omdat ze te weinig internationale uitwisseling bevatten, terwijl bij nog een andere beslissing de opgegeven motivatie was dat het project te eenzijdig internationaal was gericht. Projecten kunnen met andere woorden steeds te breed zijn of te lang, te dik of te dun, te duur of te goedkoop. Wie een hond wil slaan, vindt altijd wel een stok om dat te doen.
Dit is in zekere zin ook het onbevredigende van de analyse van Filip Rogiers: hij gaat ervan uit dat als het politiek systeem perfect zou werken, alle samenlevingsproblemen wel vanzelf zouden worden opgelost. Zo schrijft hij: ‘De democratie bevrijden van het Blok betekent eerst en vooral de samenleving bevrijden van half werk [.]’. Het is echter een illusie te menen dat politiek ooit tot perfectie zou kunnen leiden: democratische procedures leiden per definitie tot half werk. Overleg en compromisvorming zorgen bijna automatisch voor halfslachtige wetteksten, waarin men slechts met veel moeite de rechtlijnigheid van het oorspronkelijke voorstel kan terugvinden. Al doet het politiek systeem nog zo zijn best, er zal altijd wel iemand zijn die opmerkt dat het eindresultaat te dik is of te dun, te duur of te goedkoop. Een simpel voorbeeld uit de praktijk: de inwoners van mijn straat klaagden er vroeger over dat de straat te weinig geveegd werd. Het feit dat er geen probleem zou zijn als de mensen er geen gewoonte van zouden maken hun lege colablikje gewoon op straat te gooien, kwam daarbij meestal niet ter sprake. Het stadsbestuur is zich uiteraard zeer bewust van het feit dat het Vlaams Blok in een volksbuurt zoals de onze een hoog percentage van de stemmen krijgt, en de bevoegde schepen reageerde op deze klachten dan ook met het afkondigen van een heus ‘veegplan’: om de zoveel maanden zouden voortaan alle straten van de stad stelselmatig geveegd worden. Alleen bleek al na enkele tijd dat het niet zo handig is om de weggegooide colablikjes tussen de geparkeerde auto's te moeten wegpeuteren. Maar ook hiervoor vond men een oplossing: de stadsreiniging komt voortaan een dag op voorhand borden plaatsen met een parkeerverbod, zodat de veegborstels ongestoord hun werk kunnen doen. Betekent dit nu dat de mensen in mijn straat tevreden zijn? Nee hoor: nu zijn er een heleboel klachten over het feit dat de inwoners niet eens meer hun auto in de
eigen straat mogen parkeren, maar dat ze die een stuk verder moeten achterlaten. Ondanks alle inspanningen en alle veeg-plannen heb ik zo het stille vermoeden dat het Blok in mijn buurt geen enkele stem verloren heeft. Al doet het politiek systeem ook zo zijn best om de perfectie te benaderen die volgens Rogiers noodzakelijk is, dan nog zullen er altijd wel mensen zijn die vinden dat het beleid te links of te rechts, te breed of te lang is.
Democratische besluitvormingsprocedures berusten op de vorming van een compromis, en zullen onvermijdelijk leiden tot ontevredenheid. Zelfs het beste beleid inzake ruimtelijke ordening zal klachten opleveren: ofwel omdat mensen onvoldoende mooie plekjes vinden om 's zondags rustig te gaan wandelen, ofwel omdat ze geen toestemming krijgen om dat schattige boerderijtje te verbouwen tot een heuse fermette.
Rogiers pleit in feite voor een Emil Zatopek-strategie. Deze Tsjechische loper had een heel eenvoudige strategie: als je de wedstrijd wil winnen, moet je gewoon harder lopen dan de andere deelnemers. Als er dan toch nog iemand sneller is, moet je gewoon nog harder trainen, tot je weer de beste bent. Als onze politici beter hun best zouden doen en perfecte resultaten zouden afleveren, zouden ze het Vlaams Blok gewoon de wind uit de zeilen nemen. De opdracht is met andere woorden to outperform de extreem-rechtse critici. Dit is echter een hopeloze opdracht: misschien kan een autoritair systeem er wel voor zorgen dat alle treinen op tijd rijden, binnen een normale democratische ordening zal er af en toe wel eens een trein te laat vertrekken. Maar net die ene trein zal gebruikt worden om kritiek te leveren op het hele systeem.
Dit wil uiteraard niet zeggen dat we niet moeten streven naar een zo effectief mogelijk functionerende overheid, integendeel. Rogiers heeft natuurlijk gelijk als hij stelt dat het functioneren van de overheidsinstellingen nog te vaak gekenmerkt wordt door onverschilligheid en door een gebrek aan kwaliteitscontrole. Het verkavelingssysteem van politieke benoemingen, zoals dat tot voor kort zowat overal werd toegepast en dat hier en daar nog sluimert, heeft een nefaste rol gespeeld. Alleen zal zelfs een goed functionerende overheid nog altijd fouten maken, en die fouten zullen aanleiding geven tot het ontstaan van wrevels. Voor zover internationale vergelijkingen zin hebben, krijg je echter niet de indruk dat het Belgisch politiek systeem het zoveel slechter doet dan andere landen. Op het vlak van de welvaartsniveaus, het onderwijs, de gezondheidszorg en de sociale zekerheid behoren we tot de absolute topklasse op wereldniveau. Met de milieukwaliteit en de verkeersveiligheid is het dan weer slechter gesteld, maar dat neemt niet weg dat de balans over het algemeen meer dan positief is. Dit geeft nog eens aan hoe moeilijk de Zatopek-strategie wel is binnen de Belgische context: ons netwerk van sociale voorzieningen is reeds zo uitgebreid dat verdere verbeteringen slechts een relatief marginale impact zullen hebben. Als men het Vlaams Blok enkel kan bestrijden door er voor te zorgen dat de kiezers geen enkele reden meer kunnen verzinnen om te klagen, dan vrees ik dat we een hopeloze strijd aan het leveren zijn.
De vraag is bovendien waar we ons eigenlijk het meeste zorgen over maken: over het feit dat een belangrijk deel van de bevolking kritisch staat tegenover het functioneren van de overheidsinstellingen, dan wel over het feit dat dit ongenoegen zich vertaalt in een stem voor het Vlaams Blok. Ik heb de indruk dat vooral dit laatste element belangrijk is. Op basis van wetenschappelijk onderzoek zien we dat het wantrouwen ten aanzien van de overheid even groot en zelfs groter is in Wallonië dan in Vlaanderen. Het verschil is echter dat ten zuiden van de taalgrens extreem-rechts er niet is in geslaagd zich op dat ongenoegen te enten, en in de praktijk zie je dan ook dat bij de Franstaligen slechts weinigen zich druk maken over de befaamde ‘kloof met de burger’. Blijkbaar maken we ons dus vooral zorgen over die Vlaams Blok-stem, niet over de achterliggende gevoelens van vervreemding ten opzichte van het politiek systeem.
Dit betekent dat we een onderscheid moeten maken tussen twee heel verschillende dimensies. Aan de ene kant hebben we een aantal houdingen waarvan we weten dat ze heel bevorderlijk zijn voor een stem op het Vlaams Blok: racisme, gevoelens van onveiligheid en aliënatie, wantrouwen ten opzichte van de instellingen en een voorkeur voor autoritaire machtsverhoudingen. Uiteraard dienen dit soort houdingen bestreden te worden, maar we moeten wel beseffen dat het om relatief vastliggende persoonlijkheidskenmerken gaat, zodat dit eerder een langetermijn-strategie zal zijn. Op een duidelijk ander niveau bevindt zich de vertaling van deze gevoelens in een stem voor het Blok. Het is niet zo dat iedereen die min