Tussen het Blok en Bush zit veel literatuur en literatuurkritiek. De Amerikaan Donald Antrim wordt voor het eerst in vertaling voorgesteld. Antrim beschrijft de belevenissen tijdens een ‘psychopedagogenpannenkoekenfeestje’. Pieter De Buysser leverde een explosieve theatertekst aan. We mogen lezen uit Het Litteken Lip, het eerste deel van de trilogie De Kritiek van de geraakte Rede. Erik Bindervoet, die dit voorjaar nog in de theaters te beluisteren was met zijn en Robert-Jan Henkes' prachtige vertaling van Hamlet, biedt yanglezers een staaltje van zijn binnenkort te verschijnen dichtbundel aan. We krijgen een geslepen vorm van literatuurpolitiek onder ogen. Bindervoet bespreekt in 136 kwatrijnen op een persoonlijke manier de geschiedenis van de Nederlandse poëzie, van Piet Paaltjens tot Gerrit Komrij. De lezer mag raden wie wie is. Ook is er proza van Wim Van Boxtel, dat riekt naar de aangename geur van koeienstront en is er work in progress van [Paul Verhaeghen].
Daarnaast scherpe literatuurkritiek. Peter Venmans bespreekt een studie over de Mexicaanse avant-garde, Inge Arteel werpt een kritische blik op een recente studie over de Oostenrijkse avant-garde. Terloops maakt Arteel melding van een Oostenrijkse variant op Big Brother waarin uitgeprocedeerde asielzoekers de rol van hun leven speelden. J.H. de Roder bespreekt de nieuwe essaybundel van Patricia De Martelaere. De Roder ziet tot zijn spijt één van zijn intellectuele leermeesters haar toevlucht nemen tot Oosterse waanwijsheid: Tao ex machina. Marc Van de Walle zond ten slotte een brief in naar aanleiding van Sacha Bru's essay over Willy Roggeman in yang 2000/4.
In het vorige nummer nam vormgever Stéphane de Schrevel van ons afscheid na vier jaargangen prachtig werk geleverd te hebben. In zijn plaats kwam de jonge, beloftevolle Isabelle Platteeuw. Ook verwelkomen wij de Nijmeegse Gentenaar Daniël Rovers, die vanaf dit nummer in de redactie zetelt.
de redactie