Yang. Jaargang 31
(1995)– [tijdschrift] Yang– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 19]
| |
CorpusIk heb ooit een vrouw zien wegrotten in dezelfde kamer waarin ik haar talloze malen had bemind. Toen de wormen kwamen, heb ik het huis in brand gestoken. De stank van een lichaam in ontbinding valt met geen woorden te beschrijven: hij openbaart die ene geur die de geliefde ook voorheen reeds met zich meedroeg, maar dan heel flauwtjes, ongeconcentreerd, als een parfum dat pas na de vervaldatum zijn geheim prijsgeeft. | |
DijenZijn in gedichten of romans altijd zacht. | |
FiguurEen blik treft ons, maar in werkelijkheid worden we enkel door een figuurlijke blik ontroerd. Want ieder uiterlijk zichtbaar lichaamsonderdeel, en niet alleen het hele lichaam, is dubbel geleed. Wat voor het lichaam geldt, gaat ook op voor de elementen ervan: ze hebben elk een silhouet, een contour, en juist die figuur treft ons. We worden nooit geraakt door een arm- of hoofdbeweging maar door de daarin besloten suggestie van volmaaktheid. Het silhouet of de figuur is de elk menselijk lichaam en de zichtbare onderdelen ervan begeleidende symfonie van indrukken die dàt ene lichaam, die éne arm of hand verheerlijkt, in een perfecte vorm toont. Verliefdheid begint bij een figuur en eindigt bij een lichaam van vlees-en-bloed. Wie het | |
[pagina 20]
| |
geheim van een liefde wil ontraadselen, hoeft slechts de figuur te negeren en enkele minuten lang naar het geliefde lichaam te kijken, naar de vulva bij voorbeeld, of naar de haartjes in de oren, of naar de tenen, ja vooral de tenen: ze zijn àltijd misvormd. | |
IngewandenIk wil je lever betasten, voelen hoe dik hij wel is, want hij is ongetwijfeld uitgezet, vetter en groter geworden sinds je aan absinth verslaafd raakte. Ik wil je maag zien, nu meteen: ze is mij lief. Ik wil je darmen liefkozen, zachtjes, zonder aandrang, kozend, zoals gisteren, toen ik je arm streelde. Je hart kan ik horen kloppen, maar ik wil je hartspier in mijn handen voelen trillen van genot. Je binnenste, je enige innerlijk, je geheime lichaam: ik wil dat je het mij schenkt. Laat mij jouw lichaam opensnijden. Ik zal voorzichtig zijn. Zoals altijd. Je berookte longen, en ook het zwart van het pukkeltje, wil ik vertederen. Je bloed zal ik bloed laten zijn: ik zal alles herstellen. Ik wil je redden: ook je kankercellen zal ik weten te vinden. | |
JampelkanDe jampelkan is een door medici en andere gezondheidswerkers ten zeerste onderschat orgaan. Meermaals vraag ik mij af of ze van het bestaan van dit edele lichaamsdeel wel degelijk op de hoogte zijn. De jampelkan is heel gevoelig. Die kleine tinteling wanneer de eerste zonnestralen doorbreken, die voor anderen onmerkbare lach van het lichaam tijdens een deskundige massage - ja, dat is de jampelkan ten voeten uit, ook al beledigt men eigenlijk dit nobele orgaan door het te betrekken op een zo vulgair iets als de menselijke loopzool. De jampelkan, ach de jampelkan... Alleen de Chinese dichters namen ooit de moeite dit tere onderdeel van het menselijk lichaam met woorden te bejubelen. Zes bladzijden uit het Verzameld Werk van Zi Hun, toch niet de minste onder de Chinese poëten, zijn volledig aan de jampelkan gewijd. Mijn persoonlijke voorkeur gaat uit naar het eenvoudige vers waarin Zi Hun gewoon het bestaan van de jampelkan vaststelt: Jij jampelkan, jij kan jampelen, jij geeft mij alles. Zo weinig woorden en zoveel subtiliteit, alsof de grote Zi Hun tijdens het schrijven werd getroffen door een vleugje jampelkanwind! Leg willekeurig welk Westers vers naast dit rijmpje, en het Westen wordt kinderachtig, één grote verzameling van geleerde ongerijmdheden. Waarom kan onze moderne geneeskunde zo moeilijk om met een zwervend orgaan als de jampelkan? Goed, dat voortdurende verhuizen kan lastig zijn wanneer dringend een diagnose dient te worden gesteld. Maar deze verhuiswoede kan toch geen alibi wezen voor het veronachtzamen van de rol van de jampelkan in zovele ziekten? Wanneer de heer of dame in witte schort er niet meteen wijs uit raakt grijpt hij of zij naar een medisch lexicon en prevelt vervolgens een schietgebedje waarin minstens vijf keer het woord ‘psycho-somatisch’ voorkomt. Terwijl het toch zoveel eenvoudiger is om te zeggen ‘meneer, er is iets niet in orde met de werking van uw jampelkan’? Of ‘mevrouw, uw jampelkan is in uw schede gegleden, een operatie dringt zich op’. Vanwaar toch die Westerse aversie voor de jampelkan? Tijdens mijn laatste reis door China moest ik tot mijn grote spijt vaststellen dat de jeugd niet langer jampelkannetje speelt. Het was nochtans zo'n heerlijk spelletje, dat raden naar de voorlopige verblijfplaats van de jampelkan. Er bestond uiteraard geen juist antwoord, want de jampelkan is gedurig op de hort. In werkelijkheid won altijd degene die het meeste van de menselijke anatomie afwist. Alle mogelijke menselijke organen werden opgesomd, tot ten slotte geen van de deelnemers nog wat wist te raden. Men ging er vanuit dat de jampelkan zich in het laatstgenoemde orgaan bevond. Mijn persoonlijke jampelkan bewoont sinds enkele dagen mijn kleine teen. En de uwe? Eert uw jampelkan! | |
LachlichaamEr zijn belachelijke lichamen (de meerderheid), en er zijn de lachlichamen (de minderheid). Ieder van ons behoort tegelijk tot de meerderheid en de minderheid. Onze lichamen zijn belachelijk, behalve wanneer ze lachen. Neen, niet een glimlachje of een grimasje maar een echte lach, zo een die het lichaam doet schudden en schokken, een echte ‘vettige’ lach waarbij de mond wordt opengesperd van genot en de ingewanden hun bestaan even kenbaar maken door bezit te nemen van de keel, zodat de stem plots heel anders klinkt dan gewoonlijk. Het lachlichaam is grotesk noch vulgair, maar veeleer clownesk. De geliefde lacht, en men wordt weer een beetje verliefder: haar luide lach maakt het eigen lachlichaam wakker, wekt het tot leven, zet het tot grootse daden aan... Een mop is pas geslaagd wanneer ze het lachlichaam weet te ontroeren. En het lachlichaam | |
[pagina 21]
| |
is veeleisend, het stelt zich niet tevreden met flauwe grappen of onnozele gebaren. Zo de spreekwoordelijke mens, zo de lach, zo de humor: bij sommige mensen is het lachlichaam volledig verdord, uitgedoofd zoals de spreekwoordelijke vulkaan. Zulke mensen moet men mijden, vooral wanneer ze grappig trachten te zijn. Ieder menselijk orgaan kent twee toestanden, een normale en een lachende. ‘Ik lach mij te pletter’: mijn lachlichaam vermoordt mijn ‘ik-lichaam’, overmeestert mijn organen, doodt de waakzaamheid van mijn maag en mijn anus. Je ris donc je suis, maar het lachen vergaat mij - omdat het mijn oplettende lichaam laat imploderen. ‘Een lach en een traan’: het eeuwige gevecht tussen lachlichaam en lichaam, tussen ‘zich laten gaan’ en gaan-zonder-meer. In laatste instantie willen we altijd rechtop kunnen lopen, en daarom blijft het lachlichaam in de minderheid. Duchamp: de kunst van het lachlichaam. Al de rest is onzin. Talloze lichamen zeggen ‘ik ben ernstig’. Men zou ze willen kietelen, zodat ze alsnog hun onbewuste lichaam ontdekken, hun kleine edele lachlichaam, hun eigen minoriteit, de minderheid die ze ook zijn. Maar bij sommigen is de minderheid zozeer in de minderheid dat zelfs een meerderheid van lachende mensen hen nauwelijks een glimlach kan ontlokken. Zulke wezens zijn pas echt belachelijk. De pose, de stijl, de vorm - en daaronder het onrijpe, altijd groene lachlichaam! Wij stileren al onze gebaren, maar vergeten ondertussen de lachende mond. Ook daarom zijn wij een belachelijke cultuur. Nee, dan het Oosten: alle lachen is er gemaakt, artificieel, ‘cultuurlijk’. Iemand van het gezelschap lacht werkelijk tranen met tuiten. Ik heb met haar te doen. Zo lelijk, en dan ook nog zo'n mislukte, kakafonische schaterlach! - alsof het lachlichaam zich niet ook heel voorkomend en beschaafd kan gedragen. Te mijden: mannen en vrouwen met een zuinige glimlach. Wie op het eigen lachlichaam bewust bespaart, moet wel hoogst ongelukkig wezen. | |
NeusEr bestaan slangemensen, kikvors- en katachtigen, en ook menseneters. Ik behoor daarentegen tot de edele soort der neusmensen. Laat ik meteen terzake komen: wij neusmensen worden gediscrimineerd. Wij moeten voortdurend smalende opmerkingen aanhoren over te grote of te kleine neuzen (ik zwijg nog over de wipneus, dit oh zo mooie exemplaar in het koninkrijk der neuzen). De neus wordt niet naar waarde geschat, en dat zullen wij geweten hebben. Indien wij de neus verdedigen, durft men ons zelfs wijsneuzen te noemen! Ons, de neusmensen! Wij, de trotse nazaten van het geslacht van Cleopatra! Men zou voor minder iemand een neusje kleiner maken. Hebt u al ooit iemand een lofzang op de neus horen zingen? Heeft iemand u al ooit een liefdesbrief geschreven vanwege uw welgevormde neus? Iedereen vergeet het bestaan van de neus. Tot men snipverkouden is en de existentie geurloos wordt. Pas dan ontdekt men de neus! Nee, u weet werkelijk niet wat wij neusmensen zoal te lijden hebben. Soms zegt iemand van het gezelschap: ‘daar haal ik m'n neus voor op!’ Soms. Maar nooit wordt de neus ook echt opgehaald, alsof de spreker in de eerste plaats z'n neus ophaalt voor de eigen neus (ik heb ooit een vrouwspersoon gekend die wel voortdurend haar neus ophaalde; maar haar neus leek helemaal niet op een neus, eerder op een stompje hondestaart). Val ik u lastig? Vindt u dat ik overdrijf, U weet echt niet wat er met de wereld aan de hand is. De wereld is neus-vijandig. Onthoud het beste lezer: neus-vijandig is de wereld. Maar dat moet en zal veranderen. Want wij neusmensen zijn geboren wereldverbeteraars. Is het u nog nooit opgevallen dat mensen met een grote neus doorgaans heel wat actiever en levendiger zijn dan kleinneuzigen? De neus is heel de mens: mensenkennis is neuzenkennis. Bestudeer iemands neus, en een wereld zal voor u opengaan. Sommige mensen weten echt niet hoe het moet. Neem nu onze vijanden, de neusharigen. Zij hebben een neus maar achten die geen blik waardig. En kijk, wat is hun verdiende straf: een al te zichtbaar bosje neusharen. Hebt u nooit de aandrang gevoeld om zo'n neusharige een lesje te leren? Loopt u niet altijd rond met een klein schaartje in uw broekzak, in de hoop het te kunnen aanbieden aan een mens wiens neusharen werkelijk de neusgaten uitlopen? Neen? Het wordt tijd dat u zich eens bezint over het morele gehalte van uw levenswandel. Maar misschien moet u maar eerst eens in de spiegel kijken. Misschien bent ook u een wandelende tentoonstelling van neusharen. Wij neusmensen vragen niet veel. Wij eisen geen Museum van de Neus. Wij ijveren niet voor de veralgemeende terugbetaling van elke vorm van neuschirurgie. Wij pleiten niet voor meer grote neuzen in het parlement. Met een beetje meer erkenning van de waarde van de neus zouden we vrede kunnen hebben. Een klein gebaar zou volstaan, kwestie van een symbolische buiging in onze richting te maken. Zo zouden we al heel blij zijn met een wet die de wildgroei van neusharen zou verbieden. Zeg nu toch zelf, zo'n bosje haren onderaan | |
[pagina 22]
| |
de neus staat toch helemaal niet? Stel u voor: u geniet van een uitstekende zalmschotel, maar elke keer dat u uw disgenoot aankijkt verschijnen ontelbare neusharen in uw blikveld. U wendt uw gekwetste blik af en tracht uw edele geest te concentreren op de mooie rozige materie in uw bord. En wat ziet u: een neushaar bovenop het neusje van uw zalm! Een neushaar, een menselijk neushaar! Wéér zo'n verdomde neushaar! En plots krijgt heel de wereld neusharen. Stoelen, zakdoeken, lepels, allemaal hebben ze neusharen. Verschrikkelijk toch? Wij neusmensen willen u dat alles besparen door één enkele wet. Er worden toch al zoveel wetten gemaakt, dus waarom geen wet tegen de neushangen? Juist, beste lezer: sommige ministers en parlementariërs behoren tot deze te verachten mensensoort. Ik ken mensen die hun levensgeluk hebben gemist door de bestaande tolerantie tegenover de neushangen. Ik doe nogmaals een beroep op uw voorstellingsvermogen. U bent in een dancing; u wordt betoverd door een mooie man of vrouw; u denkt een goede kans te maken en stapt op uw prooi af; u hebt vooraf nog even uw haren in de juiste plooi gelegd voor de spiegel in het toilet. Maar u bent uw neusharen vergeten. U zal nooit begrijpen waarom uw gedroomde toekomstige even, heel even verschrikt uw neus bekeek, en daarna met u geen woord meer wilde wisselen. Zeg nu zelf, zou u willen samenwonen met een mens wiens neus een baard draagt? Uur na uur, dag na dag, week na week die aanblik van neusharen! Neen, tegen zoveel visuele vervuiling is zelfs de grootste liefde niet bestand. Waarom duldt u dan dat neushange schepsel in uw bed? Sluit u aan bij de Partij van de Neusmensen: wij ijveren ervoor dat het niet onderhouden van de neus door de partner als een gegronde reden voor echtscheiding wordt erkend. Vonnissen geveld door neushangen zouden uiteraard als onbestaand moeten worden beschouwd. ‘De veroordeelde ging in hoger beroep daar de rechter twee uitpuilende neusharen had’ - moet kunnen! U vindt van niet? Ik hoop dat u ooit voor een neushange rechter moet verschijnen. Uren naar die neus-methaartjes staren. Uuuuren. U zal er volkomen turelure van worden. Haartjes, overal haartjes. Waar u ook kijken wil, uw gezichtsveld zal met neushaartjes zijn bevolkt. Ten einde raad zal u vertwijfeld met uw hand uw eigen neus aftasten, op zoek naar kleine obstakels. U zal aan het slot van de zitting niet aanvaarden dat een rechter die zelfs z'n neus niet weet te onderhouden over uw lot beschikt. U zal denken: ‘hoe kan zo'n nonchalante man ooit recht spreken?’ U hebt gelijk, volkomen gelijk: elke neusharige is een sloddervos. Oh neus, oh neus, oh neus, zelfs in het recht wordt gij gekneusd! Ik wauwel? Maar vriend toch, hebt u zichzelf al eens goed bekeken? Hebt u al ooit uw neus bestudeerd? U vindt uzelf een hele man en een mooie vent. Goed, u mag er best zijn. Maar uw neus! Zo'n klein petieterig dingetje! Niks allure, niks aplomb, alsof onze eerwaarde Neusgod u tijdens het grote reuzenfeest heeft overgeslagen. U moest nu eenmaal kunnen ruiken, en daarom was de natuur zo goed u een neus toe te kennen. Maar wat voor een! Een armzalig en onbetekenend stukje vlees siert uw gezicht. Siert!? Toen u jong was hebt u zich vaak gelukkig geprezen om uw welgevormde oren. Uw schoolkameraden maakten u niet voor flapdrol uit vanwege de maat van uw oren. Maar u vergat uw neus. U vergeet hem nog steeds. Tot een neusmens u aankijkt. Verbaasd. Verwonderd. Verbijsterd. Zo'n kleine neus! Zo'n neusje van niks! Ondertussen piekert u zich nog steeds suf over het blauwtje dat u gisteravond opliep. Ach, ik heb eigenlijk met u te doen. Hebt u al eens goed de Olympia van Manet bekeken? Ze draagt een zwart strikje om haar hals, jawel. Ze ziet er een beetje goedkoop uit, inderdaad. En toch oogt ze begeerlijk. Horden historici hebben zich afgebeuld om het geheim van juffrouw Meuret te ontraadselen. Geen van hen is daarin gelukt. De aantrekkingskracht van Olympia berust nochtans op een doodeenvoudig recept: met een beetje neus komt men heel de wereld door. Jawel, het is haar neus die het 'm doet. Het is u nooit eerder opgevallen? Maar dat is nu juist het geheimzinnige van de neus: al te zichtbaar, doch héél discreet. Men denkt vaak dat de ogen 's mensen krachtigste wapen zijn. Men dwaalt, zoals gewoonlijk trouwens. De neus maakt de mens tot wat hij is. De neus maakt iemand mooi of lelijk. De neus maakt uw gezicht aantrekkelijk of afstotelijk. Uw geliefde bewondert uw mooie blauwe ogen? In werkelijkheid is ze verliefd op het bevallige uitsteeksel dat tussen de beide ogen z'n ankerplaats vindt. Daar vertrekt de neus, en daar begint ook de liefde. Ze eindigt gewoonlijk bij het onderste van de neus: uitpuilende neusharen roepen afkeer op. Terecht, zéér terecht! Wij neusmensen eisen dat de waarheid eindelijk gestand wordt gedaan. Eeuwenlang werden wij onderdrukt en miskend. Alle begeerte ontspruit aan de neus, maar wij worden botweg veracht en beschimpt. Dat kan niet langer. Neusmensen aller landen, verenigt u! Ik heb gezegd. |
|