en de tsjilpers de buik te bewegen
En dan weet ik dat de geest die de dingen heeft gecreëerd
de snelheid van de penseelpunt niet kan evenaren
Hieruit blijkt dat Mei ‘realisme’ beschouwt als voornaamste criterium bij de beoordeling van een schilderij. Meer nog, hij stelt dat moderne schilders zoals Ju Ning de antieken op het terrein van ‘bloem en vogel’-schilderkunst overtreffen.
Guo Ruoxu (11de eeuw), een belangrijk schrijver over schilderkunst, vond dat ‘in landschappen, wouden en rotsen, bloemen en bamboe, levende dingen en vissen, de klassieken overtroffen worden door de hedendaagse schilders.’
Een ander gedicht van Mei illustreert weer andere terreinen waarop poëzie van nut kan zijn voor de kunsthistoricus. Hier beschrijft Mei een aantal schilderijen uit de collectie van een zekere He Junbao. Het gedicht begint met een lange uiteenzetting over het schilderen van waterbuffels. Mei legt uit dat het schilderen van waterbuffels veel moeilijker is dan het schilderen van paarden, omdat de fijne haartjes van een paard makkelijk kunnen gesuggereerd worden, terwijl de schaarse haren van de waterbuffel minutieus moeten aangebracht worden. Dit alles is geschreven als inleiding bij een rol van de befaamde waterbuffelschilder Dai Song uit de Tang, die Mei te zien kreeg bij He Junbao. Mei vervolgt met een beschrijving van twee vechtende waterbuffels, en zijn beschrijving, hoewel in versvorm gesteld, is aanzienlijk gedetailleerder dan vele beschrijvingen uit de beter bekende catalogi over schilderkunst. ‘Naar het einde van de rol toe’, gaat Mei verder, ‘staat een rood zegel met karakters die “Sekretaris Tao” betekenen.’ Mei verhaalt hoe de sekretaris, die ‘in het begin van de dynastie’ leefde, een grote collectie schilderijen verzamelde, ‘geld noch zijde sparend’. Zijn nakomelingen waren uit geldnood gedwongen zijn verzameling op de markt te verkopen. Op deze manier kwam het werk van Dai Song in het bezit van meneer He. Dit deel van het gedicht is voor de studie van de Tangschilderkunst van onschatbare waarde, aangezien er bij mijn weten geen authentieke werken van Dai Song gekend zijn. Mei beschrijft verder gedetailleerd een rol met beroemde legendarische en historische taferelen van de bekende Tangschilder Yan Liben (stierf 673).
In zijn geheel verschaft het gedicht ons een fascinerend relaas over een collectie schilderijen uit de 11de eeuw en een nauwgezette beschrijving van een aantal individuele werken.
Mei Yaochen was een dichter met interesse voor schilderkunst. Met dichters die ook aan schilderkunst deden komen we dichter bij ons centrale thema. In het westen is een dergelijke combinatie van talent eerder schaars gebleven. Sommigen denken hierbij misschien aan Michelangelo, best gekend als schilder, maar eveneens een behoorlijk dichter.
Enkel in iemand als William Blake vinden we een figuur die ietwat beantwoordt aan het Chinese concept van de schilderdichter. Blake, beoefenaar van beide kunstvormen, combineerde beide in geïntegreerde werken, vooral in zijn geïnspireerde boeken zoals ‘Jeruzalem’. En zowel bij Blake als in de Chinese kunst bestond er een complexe verhouding en wederzijdse beïnvloeding tussen tekst en afbeelding.
Schilder-dichters treft men echter vooral aan in China. Onder hen zijn waarschijnlijk Wang Wei en Su Dongpo de beroemdsten. Andere belangrijke vertegenwoordigers zijn vooral te vinden in de kringen van de Ming schilder-dichters (late 15de en vroege 16de eeuw) zoals Shen Zhou (1427-1509), zijn leerling Wen Zhengming (1470-1559) en diens vriend Tang Yin (1470-1523). Alle drie zijn ze vooral bekend als schilders, maar ook als goede dichters, vooral dan Shen Zhou. Over hem schreef men ‘niettegenstaande Shen een aantal sublieme ge-