Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Yang. Jaargang 18 (1982)

Informatie terzijde

Titelpagina van Yang. Jaargang 18
Afbeelding van Yang. Jaargang 18Toon afbeelding van titelpagina van Yang. Jaargang 18

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Yang. Jaargang 18

(1982)– [tijdschrift] Yang–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 54]
[p. 54]

Blikken

I

 

Een achteloos autobestuurder kan niet vlug genoeg buiten zijn en zwaait met het portier een juist op dat moment voorbijrijdende fietser tegen de grond. Eerst kijkt hij naar het portier - de wang van zijn geliefde - en wanneer deze nog gaaf blijkt te zijn, heeft hij opgelucht een blik over voor de fietser naast zijn hulpeloze fiets.

 

II

 

Het oog kan zich verbergen achter wimpers en de blik van de ander scherper doen toezien. Zoals een indianengezicht achter het weggestreken gras opduikt, hoopt hij op plotse transparantie. Zoals een kind vraagt hij zich af wat het tabernakelgordijn voor hem verstopt. Haar beloken blik blijft echter. Dit wederzijds electrificeren, heen- en weerspringen tussen uitnodigende onduidelijkheid en geprovoceerde nieuwsgierigheid is het spel van de verleiding.

 

III

 

Wanneer een opgroeiend kind voor het eerst het eigen gezicht in een spiegel herkent, wordt het eveneens - pars pro toto - voor de eerste maal met zichzelf geconfronteerd. Geleidelijk aan spreekt dit spiegelgebaar niet meer. In de plaats daarvan kan de blik van de geliefde soms het eigen leven tot in zijn verste uithoeken in scherp zwart-wit troosteloos belichten. Er is dan geen ontkomen meer aan, men kan alleen de vingerwijzing beamen: zo is het.

 

Het is vaak genoeg beschreven. Ook zogenaamde levenloze dingen van de maan tot Rilkes Apollotorso of Weberns muziek hebben tijdelijk deze illuminatiekracht. Dit moment van waarheid, deze aura heeft de trefkracht en tijdsdimensie van een pijlschot.

 

En toch: ‘Hoe de dingen aan een blik kunnen weerstaan.’ Inderdaad, zelf kan men dit inzicht niet forceren, niets of niemand laat zich deze bekentenis afdwingen. Es kommt einem zu, het valt iemand toe met de onwillekeurigheid die Proust voor de authentieke herinnering beschreef. Maar nogmaals: hier is het manna dat uit de hemel valt tegelijkertijd een pijnlijk geschenk. Men ziet immers zichzelf in een soort naaktheid na de zondeval, in compromisloze duidelijkheid: ‘Je moet je leven anders maken.’

 

IV

 

‘Hoe de dingen aan een blik kunnen weerstaan.’ Hoelang ook de melancholicus bloem, blauwe lucht of iets anders kontempleert, alles vermag hij te zien alleen niet dat waarnaar hij kijkt. De dingen laten hem alleen. Zo worden zij chiffre voor elke willekeurige gedachte, voor alles of niets. Waarop hij ook zijn wezenloos starende blik richt, ogenblikkelijk vlucht elk leven weg, verstenend. Hij vult alles met eigen leegte: de volheid van een ballon, die hijzelf voortdurend doorprikt om opnieuw te kunnen beginnen. En zo ad infinitum.

 

V

 

De finale oogopslag zou die van een gebroken oog zijn. Voelt men zich zijn leven lang kaleidoscoop, het objectief was toch nog uit één stuk zoals het subject ooit monolitisch. Met het intreden van de dood wordt de schijn opgeheven: de feitelijke toestand wordt nu ook duidelijk zichtbaar. Vandaar misschien deze plotse genade, die éne blik waarin het voorbije leven zich moeiteloos vanzelfsprekend articuleert.

[pagina 55]
[p. 55]

 

VI

 

Kafka's eenzame wachters: een soort studenten, onder het schijnsel van een lamp op een stoel aan een tafeltje, bij hen niets dan een karaf water en een boek en natuurlijk de nacht, de stilte. Representatieve exemplaren van een slapende mensheid waken zij erover dat de luciede blik, een profane gebedstaal waarin de dingen zich laten vinden, niet verloren gaat. Want wie scherp toeziet, ontdekt in de schrifttekens een efemeer déstilaat en laatste refugium van de dingen zoals zij zich ooit naakt in vertrouwen aan ons toonden. Deze gemeenschap - hoe onopvallend ook - is het die gered moet worden. Hun motief voor dit zelfgekozen nachtelijk studium is er geenszins één van zelfmedelijden - ach, hoe verlaten en alleen zit ik hier nu toch - of heroïsme - terwijl anderen slapen, trek hier de wacht op - maar is louter zakelijk: om de dingen alleen is het hen te doen, want zij dreigen ons te ontvallen ondanks filosofisch protest tegen de blindheid van het instrumenteel denken. Ondertussen misleiden zwendelaars de menigte met opgewarmde banaliteiten over de hoop van een zonsopgang of de serene rust van stilstaand water.

 

VII

 

In een verlaten straat is het alsof de weinige mensen stilstaan of zich bedachtzaam voorbij de huizen schuiven terwijl in een drukke buurt iedereen ongeacht het feitelijk tempo zich gedachteloos voorthaast. Zo ook lijken bij lichte sneeuwval de vlokken gracieus te zweven waar ze bij dichte sneeuwval prozaïsch naar beneden vliegen, ten hoogste misschien door elkaar wemelen. Hoe veelheid, massa, menigte alles banaliseert! Waarschijnlijk is het oog schuld, dat bij overbelasting van indrukken abdiceert en in plaats van toe te kijken zich een gelijkmakend rooster voorschuift. Wanneer het daarentegen alles rustig kan opnemen, heeft het de neiging elke beweging te doen stollen, alsof het van het geziene geen afscheid wil nemen. Daarom dat het hier dan ook alles corrigeert tot een quasi-poëtische stilstand, bedachtzaam of gracieus of hoe dan ook ... Interpreterend vindt het een eigen tekst uit tot het er genoeg van heeft en wegkijkt.

 

Frank Hellemans


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken