| |
| |
| |
Cyr Frimout: Vernielend schepper van afleesbare konstrukties
Wie aandachtig het werk van Cyr Frimout bekijkt - en meer dan in veel andere gevallen is een open aandacht hier een elementaire vereiste - ontdekt een aantal bevreemdende raakpunten met de werkelijkheid en haar tastbare afwezigheid, met illusies die zich hullen in de schaduw waarop een andere realiteit zich al gevestigd heeft. Die kijker worstelt met benamingen en geen enkele omvat de totaliteit van het oeuvre, hoewel zij allen juist zijn: het landschap, integratie in de natuur, fragmentarisch hyperrealisme, pop-art, neo-realisme, neo-romantiek, konstruktivisme. Wie formuleert, ervaart hoe woorden
elkaar bestrijden en hoe de werkelijkheid dat strenge keurslijf steeds ontvlucht, de werkelijkheid in het algemeen en a fortiori deze van Frimout.
Het vreemde daarbij is dat Frimout niet bewust de dingen vernielt of in een uiteenrafelende wind doet wapperen, dat zijn doorsnijdingen die zichtbaar zijn maar onbestaande niet aan een vooropgezet plan beantwoorden, maar uit elkaar ontstaan, een langzame evolutie vertegenwoordigen, een stap betekenen in de richting van de totale vernieling.
Het is immers zo dat Frimout bestendig bezig is met zijn tematiek uiteen te rukken, te analiseren tot er nauwelijks nog een schaduw van overblijft.
Dat gebeurt nu nog en dat was vooral vroeger zijn manier om zich te bevrijden. Het komt ons voor dat wie zich voor het werk van Frimout interesseert dat niet uit het oog mag verliezen.
| |
De kooi vernielen
Sommigen, die vrij intens met het artistieke leven bezig zijn omdat zij het ofwel bedzijven of zich ermee voeden, doen wel eens uitermate hard en misprijzend ten aanzien van Landuyt en zijn omvangrijk oeuvre. Daar zijn veel redenen voor. Het hindert nog steeds verlichte geesten iets te herkennen, de schijnbaar onmiddellijke verklaring van een gedaante te kunnen lezen. Dat kunnen wij best begrijpen, hoewel het bijzonder jammer is dat simpatie voor een bepaalde strekking, zoals abstraktie of stilering of konstruktivisme, misprijzen voor de andere met zich meebrengt. Maar er is meer dan dat. Het is een onmiskenbaar feit dat veel huidige kunstenaars, of mensen die het hadden willen worden, zich niet hebben kunnen bevrijden van de invloed van hun leermeester Octave Landuyt. De enen verdoezelen het, de anderen houden ermee op.
Bij velen komen de Landuytjes na jaren nog steeds om het hoekje gluren. Dat nare probleem heeft ook Cyr gekend, maar de manier waarop hij het heeft opgelost is tekenend voor zijn stijl, indien men het over stijl mag hebben. Eerder dan toe te
| |
| |
Olieverf op doek, 1980, 70 × 60 cm
geven en tot in het eindeloze de meester te herhalen, heeft hij, door steeds verbeten de vormentaal van Landuyt te herhalen en aan de vernielende adem van zijn eigenheid te onderwerpen, zich er langzaam maar zeker van bevrijd. Hij heeft alle tralies een voor een doorgezaagd, de gehele kooi heeft hij afgebroken, alle herinneringen eraan uitgewist, zodanig dat, nu de deur was geopend naar andere ervaringen, het hek naar nieuwe landschappen en andere harmonieën.
Konkreet betekent dit dat Frimout zich tussen '59 en '63 in een eerste faze ontdaan heeft van de hinderende invloeden van Landuyt. Het klinkt misschien wel wat hard maar dat betekent niet dat alles wat Landuyt bij Frimout heeft verwezenlijkt uiteindelijk hinderend is geweest. Het is nu eenmaal zo dat bepaalde leermeesters omwille van hun visie, hun werkkracht, hun vernieuwende stuwkracht of hoe men dat ook mag noemen, al te zeer beslag leggen op de persoonlijkheid van hun leerling. Alleen de sterke karakters of diegenen die iets te vertellen hebben hebben iets aan zo een meester. Hij heeft hen gevoed, hen laten genieten van zijn geestelijke kracht, hun zijn gedachten toevertrouwd. Zijn taak was dan voorbij. Indien zijn persoonlijkheid blijft drukken, dan moet men er zich van bevrijden.
Dat heeft Frimout dus gedaan in die mate zelfs dat van de (voor hem beslist positieve) vormelijke inbreng geen spoor meer kan gevonden worden. Dat feit is dubbel belangrijk: het bewijst dat Cyr in staat was een eigen wereld van vormen en gedaanten, van eigen harmonieën te kreëren, maar het verklaart ook in zekere mate waarom hij de voorwerpen of beter gezegd de aanwezigheden uit zijn onmiddellijke omgeving aan zijn alles verterende blik, aan zijn vernielzucht onderwerpt.
| |
Kompositie
Heel even, bij wijze van reaktie op zijn vroegere manier van werken heeft hij de figuratie de rug toegekeerd en werden zijn kleuren aan de tanende inwerking van het licht onderworpen. Er bleven alleen nog witten en grijzen over, zij het dan in gevoelige schakeringen. Het was een periode van ongeveer drie jaar ('63-'65) waarin het kompositorische erg nauwkeurig werd bestudeerd en uitgetest.
Net zoals bij het zich bewust bevrijden van een invloed langs het schilderen om, zijn ook in zijn huidig werk de gevolgen van zijn kompositorische studies duidelijk. Het lijkt op bepaalde ogenblikken wel alsof de figuratieve elementen: een stoel, een schoen, een hemd, een weefsel, een blikje, een fles, een venster, een gedaante, elementen zijn van een kompositie en helemaal geen brokken van een leesbaar verhaal. Zo is het wellicht verhelderend vast te stellen dat een hoofd of een bal meer de rol van een cirkel vervullen dan die van een allusie naar een gedaante of een spelobjekt. Maar de belangrijkheid van de
| |
| |
kompositorische geest in zijn taferelen mag men, hoezeer die ook aanwezig is, ook al weer niet alleen op de voorgrond plaatsen. Het volstaat dat men de aandacht erop trekt opdat de kijker meteen de elkaar overlappende of elkaar doorsnijdende ritmes zou zien en bij wijze van spreken aflezen. Er is echter meer dan dat. Men is bijvoorbeeld in omzeggens alle werken van Frimout de verbaasde getuige van een verkleuren van de eigenheid van de voorwerpen die niet op de eerste plaats te wijten is aan het feit dat zij deel uitmaken van een konstruktie. Het landschap is aanwezig als landschap maar niet alleen als landschap en zeker niet op de manier waarop die bij anderen een rol speelt in een geheel. Het is achtergrond en voorgrond terzelfdertijd, indringer en verdrongene, tegenhanger en sublimatie, voorwerp van hulde en heel even ook van aanklacht. Wij bedoelen daarmee dat naast het vormelijke in ieder doek, ook een toespeling staat neergeschreven op wat wij banaalweg konsumptiemaatschappij plegen te noemen. Het feit dat voorwerpen in zekere mate bezit nemen van het overal aanwezige landschap, wordt niet vanuit een meewarige of tragische hoek bekeken. Men stelt als toeschouwer alleen vast dat in de natuur zich schaduwbeelden hebben gevestigd die deel uitmaken van ons komfort, van onze nood aan attributen. Zijn steeds herhaalde tocht vanuit het realistische beeld naar het opbruiken ervan, doorbreekt steeds het vitale en kleurige optimisme van de schilder, zijn getemperde verwondering. Het voorwerp dat hem vertrouwd is haalt hij uiteen tot op de kern van het alleen nog schaduw zijn, vertrouwt hij toe aan de wind en aan de plantengroei, die al aan de hoeken van het voorplan opduiken.
| |
Figuratie en integratie
Wij hadden daareven al gezegd dat in de jaren '63-'65 het figuratieve, dat nog erg schatplichtig was aan de invloed van Landuyt, de plaats moest ruimen voor een duidelijke non-figuratie waarbij de kompositie primeerde. Het was een tijd van zich verdiepen in een bepaald domein. Eind '65 was dat voorbij en Frimout keerde als vanzelfsprekend terug naar de figuratie om volledig van zijn invloeden afscheid te nemen. Het tafereel werd telkens door tegen elkaar aanbotsende ritmes doorbroken. De kleur kreeg haar frappante helderheid en felheid terug. In 1970 trad een nieuwe gedachte op de voorgrond die inmiddels uitgepuurd is en overschreden: de integratie in de natuur. Het is zo'n belangrijke vernieuwing geweest, zowel in relatieve als in absolute zin, dat wie zijn werk thans beoordeelt nog steeds gemakkelijkheidshalve geneigd is die term te gebruiken om het unieke karakter van zijn werk enigszins te omschrij-
Olieverf op doek, 1980, 100 × 100 cm
| |
| |
Olieverf op doek, 1981, 40 × 50 cm
ven. Integratie in de natuur betekende bijvoorbeeld dat een liggende vrouwenfiguur haar verlenging vond in een glooiend landschap. Ook hier gaf Frimout weer blijk van een voortreffelijke originaliteit. Hij was een van de enige, zoniet de enige jonge junstenaar, die volop aandacht besteedde aan de natuur. Wat alweer niet betekent dat organisatoren aan Frimout denken wanneer een grote tentoonstelling omtrent het landschap wordt georganiseerd.
Frimout is nu eenmaal een uniek kunstenaar en het zal bij sommigen wel wat storend werken dat hij niet in een bepaald schuifje kan worden gestopt. Hij staat alleen. Hij verwerkt op een hem eigen wijze de hedendaagse elkaar opvolgende stromingen. Zijn werk is inhoudelijk sterk geladen, het is elitair in de goede betekenis van het woord; het vraagt aandacht, dat zeiden wij al. Het heeft niets te maken met een anekdote. Het is een lange steeds met eenzelfde entoesiaste visie herhaalde zoektocht naar de raakpunten tussen droom en werkelijkheid, tussen het aanwezig zijn en de sporen van het verdwijnen, tussen het objekt en zijn andere gestalte, tussen het besef en het zich herinneren.
Wie zich - terecht - vergaapt aan het subtiele van zijn landschappen of met zijn oog een hyperrealistisch detail streelt, heeft maar een deel van een veel breder geheel in zich opgenomen.
| |
Weefsels en andere voorwerpen
Laten wij even stilstaan bij het hyperrealistisch detail dat wij daarnet vermeldden. Na het verfijnde vervloeien van aangezichten in dalen van groen en planten verdween gedeeltelijk de menselijke figuur, voor een tijdje althans, want nog duikt de mens op volgens een toevallig ritme dat ook de voorwerpen kenmerkt. Toespelingen op de mens werden in groeiende mate belangrijker. Het hemd droeg nog de sporen van het lichaam, maar de wind was aanwezig en hij verstrooide de tinten, hij goochelde met de kleurige streepjesmotieven en hij rukte ook bladeren af zonder ze te schenden. Dat gebeurde omstreeks 1974. Drie jaar later was ook dat motief al opgebruikt. Maar er stonden bij manier van spreken andere voorwerpen in het rijtje te wachten, schoenen met lintjes, een stoel die zich langzaam oploste, wat heel even aanleiding bleek te zijn tot een hyperrealistisch konstruktivisme. Heel even, want Frimout gaat steeds verder. Hij herhaalt zich niet; zijn kreatieve geest ontmoet wel telkens andere aanleidingen; maar eens opgebruikt, komen zij zelden nog terug.
| |
Relativeren
Hij geeft immers niet toe aan de verleiding zichzelf te herhalen; hij breekt de realiteit in scherpe hoeken stuk. Hij illustreert
| |
| |
de relativiteit van de tastbare dingen. Dat een lamp nergens aan vasthangt, is geen antwoord op een behoefte om te verrassen, om surrealistisch te gaan doen. Alles wat in de loop der jaren opduikt is de vrucht van vroegere ervaringen. Het heeft te maken met een ingeboren zin voor relativeren van de dingen die
Olieverf op doek, 1981, 100 × 80 cm
ons omringen. Men mag daar gerust enkele filosofische trekjes aan vastknopen, liefst als men rekening houdt met de evolutie in zijn werk dat wij hier trachten te omschrijven.
De konstante van het relativeren gaat echter steeds gepaard met het in acht nemen van de technische kwaliteit van elk van de elementen die zich schikken naar een gemeenschappelijk ritme. Wie even de steeds aanwezige voorwerpen kan vergeten voelt zich door een aantal bewegingen gegrepen. Wanneer men dan naar die voorwerpen terugkeert, merkt men dat zij als uit een spiegel zijn gegleden in die mate dat het ene een illusie is van het andere, dat de ene tastbaarheid in een andere staat weerspiegeld en daardoor geen tastbaarheid meer is. Het blikken doosje volgt de plooien van het doek waaronder natuurelementen als uit een wazige droom geboren worden.
Zuiver schilderkundige kwaliteiten en de gedachte van het relativeren volstaan eigenlijk niet om het unieke karakter van Frimouts werk te vatten, te omschrijven. Er is nog iets anders aanwezig: enerzijds het feit dat de kunstenaar met de dingen afrekent zonder zich om het publiek te bekommeren en anderzijds de unieke gave van de fantasie, van het uitnodigen tot vragen stellen zonder op een antwoord te wachten. Zijn konkrete objektieve wereld wordt een droomwereld waarachter de gedachte schuilt dat de werkelijkheid met haar eigen waarheid speelt. Door haar te schilderen ontsnapt hij eraan. Hij heeft zich op haar gewroken. Is dat niet een beetje de reden waarom alleen zijn vrouwelijke naakten geen model staan, ideëel aanwezig zijn, de enige werkelijkheid vertolken die hij niet uit zijn onmiddellijke omgeving heeft gehaald. Het komt immers met zijn aard niet overeen dat hij de kontoeren en het gelaat van het door hem geliefde wezen aan een tot illusie leidende ontleding en dissektie zou onderwerpen. Dat lijkt ons erg belangrijk.
Zoals de natuur wordt ook het hem bekende vrouwelijke wezen niet tot onwerkelijke werkelijkheid herleid.
Zichzelf projekteert hij wel af en toe, maar dan veelal als wazige kontoer. Het lijkt wel alsof hij even aan de andere kant post gaat vatten om de kijker te bekijken.
| |
| |
| |
Besluit
Indien men hem dan toch wil situeren dan kan men dat het best aan de rand van een nieuwe figuratie, waarbij het verhaal herhaald doorsneden wordt en het voorwerp bijna toevallig als voorwerp fungeert omdat het verminkt wordt en zijn afdruk achterlaat op andere voorwerpen. De pollepel wordt toren in een glooiende weide, de naaimachine is aan haar beperkte bestaan ontsnapt, het metaal is spiegel van een gelaat geworden idee. De geest heeft zich met andere gewaden getooid, de illusie is rijker dan de werkelijkheid.
Hugo Brutin
| |
Cyr Frimout
Geboren te Poperinge op 5 september 1938.
Adres: Lindestraat 28, 9880 Aalter.
Studies: Onderwijzer: 1952-1957.
Geagregeerd leraar plastische kunsten: 1957-1959.
| |
Behaalde prijzen en vermeldingen
1961 |
vermelding ‘Sint-Lucasprijs’ Waregem. |
1966 |
premie provinciale prijs voor grafiek West-Vlaanderen. |
1966 |
vermelding prijs Hoppeland Poperinge. |
1967 |
vermelding Prijs van Knokke. |
1968 |
laureaat Constant Montaldprijs, Koninklijke Academie van België. |
1970 |
vermelding Campo-prijs Antwerpen. |
1971 |
onderscheiding Jeune Peinture Belge, Brussel. |
1971 |
laureaat Berthe-Artprijs. |
1972 |
laureaat provinciale prijs voor plastische kunst West-Vlaanderen. |
1972 |
prijs Hoppeland Poperinge, prijs van de voorzitter. |
1972 |
prijs Madame Bollinger, Brussel ex-equo met nog 4 deelnemers. |
1973 |
bronzen medaille ‘Europa-Prijs’ Oostende. |
1977 |
eervolle vermelding 100 Arts Antwerpen. |
1977 |
studiereis van 3 weken in Yugoslavië, verblijf in Poĉitelj. |
1978 |
bronzen medaille ‘Europa-prijs’ Oostende. |
1979 |
ontwerp ESA-NASA embleem voor spacelab mission one. |
| |
| |
| |
Individuele tentoonstellingen vanaf 1970
1969-1971-1973-1976-1978-1980 |
Brussel: Galerij Tamara Pfeiffer. |
1970-1974-1977 |
: Bonheiden: Galerij Ado. |
1971 Boom |
: Gemeentehuis (met W. Graste) |
1972 Knokke |
: Galerij Walt. |
1972 Oostende |
: Galerij Argos. |
1972 Antwerpen |
: BP Building (met O. Kuyken). |
1973 Antwerpen |
: Galerij Extrovert. |
1973 Brugge |
: Bank van Parijs en de Nederlanden. |
1974 Kester |
: ingericht door Min. van Cultuur. |
1975 Oostende |
: Casino. |
1975 Antwerpen |
: Inside Gallery (met A. Lebois en Sydney Harpley). |
1975 Ronse |
: galerij Princekouter. |
1975 Antwerpen |
: galerij Campo. |
1976 Tilburg, Holland |
: galerij Kokon, tentoonstelling in het kader van ‘Festival beeldende kunst 1976 Vlaanderen-Nederland’. |
1976 Amsterdam |
: galerij Kamp. |
1976 Rotenburg, Duitsland |
: Rathaus. |
1977 Ronse |
: galerij Princekouter. |
1978 Amsterdam, Holland |
: galerij Kamp (met Glenn Thomas en Ivan Ingen). |
1979 Gent |
: Koninklijke Belle Telephone |
1979 Knokke |
: galerij Victoria. |
1979 Amsterdam, Holland |
: kunsthuis (met M. Baeyens en H. Schepens). |
1980 Leuven |
: Facultyclub. |
1980 Oudenaarde |
: galerij Punt. |
1980 Eeklo |
: galerij De Vlieger. |
1979 Tielt |
: tentoonstelling kunstmap ‘Warme Holte’, Stadhuis. |
1980 Aalter |
: Cultureel Centrum: tentoonst. kunstmap ‘Warme Holte’. |
1981 Tielt |
: Galerij De Grijse. |
| |
Voornaamste groepstentoonstellingen
1960 |
Rijsel: Cloître de la vieille Bourse, groot Vlaams hedendaags kunstsalon. |
1961 |
Waregem: prijs van Waregem. |
1963 |
Diksmuide: jonge Westvlaamse schilderkunst. |
1963 |
Knokke: grote prijs van Knokke. |
1964 |
Prijs van West-Vlaanderen te Brugge, Ieper. |
1964 |
Westfalen. |
1964 |
Campo, Antwerpen. |
1966 |
Brugge, Korrekelder. |
1967 |
Brussel: oeuvres d'art acquises par l'état. |
1968 |
Antwerpen: Campo-prijs. |
1968 |
Brussel: Anto-Carteprijs, Paleis voor Schone Kunsten. |
1969 |
Facetten van de Jonge Vlaamse Kunst, Hasselt en Gent. |
1970 |
Selectie internationale tentoonstelling voor grafiek te Wenen. |
1971 |
10 jonge Vlaamse kunstenaars, Caryatide Brussel. |
1971 |
Hedendaagse tekening in België. |
1972 |
Plastische Kunst in West-Vlaanderen, Brugge, Kortrijk, Vlissingen. |
1973 |
Deelname IKI 3e internationaler markt für aktuelle Kunst Dusseldorf. |
1973 |
Casino Knokke: Van Permeke tot Heden. |
1973 |
Facetten van de hedendaagse kunst in België. |
1973 |
‘Drie generaties kunst in West-Vlaanderen’ te Den Haag. |
1976 |
Kunstontmoeting, Scharpoord Knokke. |
1976-1977: |
Kunstwerken verworven door Staat: Paleis voor Schone Kunsten. |
1976 |
‘Proposition 42 artistes Belges’ Musée Beaux Arts Mons. |
1977 |
Prijs ICC Arts, Antwerpen. |
1977 |
Neder-Over-Heembeek, ‘Damotra’ diffusion aetistique dans le monde du travail. |
1977 |
Recente aspecten van hedendaagse beeldende kunst in West-Vlaanderen, Kortrijk. |
1978 |
Brussel ‘Damotra’ aspecten hedendaagse Belg. kunst. |
| |
| |
1978 |
Aalter: Cultureel Centrum: Meetjeslandse Kunstenaars. |
1978 |
Düsseldorf: Weichnachts Kunstausstellung. |
1978 |
Doornik: salon de printemps '78 in le cercle artistique. |
1978 |
Brussel: Galerij Delta: ‘Levende kunst in ons land’. |
1978 |
Deurle: tekeningen: visie op het landschap. |
1978 |
Amsterdam: fundatie kunsthuis; konununikatie met het landschap. |
1979 |
Torhout: gemeentehuis: 8 laureaten '74-'79. |
1979 |
Réalistes et hyperréalistes Belges Provincie Luxemburg. |
1979 |
Culturele missie Strasburg: moderne schilderkunst. |
1980 |
Culturele missie Barcelona. |
1980 |
Culturele missie Le Touquet. |
1980 |
Haulchin (Valenciennes) Salle Pablo Néruda: figurations actuelles. |
1980 |
Gent: Flora in de beeldende kunst. |
1980 |
Zoetermeer, Holland: Culturele missie. |
1980 |
Rijsel: sciences au futur et sciences fiction. |
1980 |
Leuven: sport in de Kunst. |
1980 |
Gent: Watersportbaan, culturele manifestatie. |
1980 |
Groot Bijgaarden: Puritas - brood in de kunst. |
1980 |
Soest: hedendaagse tekening in België. |
1981 |
Brussel: galerij Amarillys. |
1980 |
Zwevegem-Otegem: galerij Deweer: een nieuwe figuratie. |
1981 |
Koekelare: Rijksscholen, kunsttentoonstelling. |
1981 |
Brussel: ASLK-Galerij: ‘Het naakt in de Belgische Kunst’. |
1981 |
Ronse: RMS. |
1981 |
Geel: Galerij Marnix. |
1981 |
Evergem: MPIS-Dagcentrum: Zevende kollektieve tentoonstelling. |
1981 |
Oudenaarde: Lakenhalle-Stadhuis, plastische kunst van nu en morgen. |
1981 |
Gent: Linea '81 in Floraliapaleis. |
|
|